Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2225 resultaten - Pagina 15 van 149

...  3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28  ...
[3] Kijk, een vrouw, die haar uiterlijk erg belangrijk vindt, zal tenslotte niets anders meer doen, dan zich de gehele dag tooien en met sieraden behangen. Na verloop van tijd zal ze het prettiger vinden om zich door anderen te laten wassen, tooien en op te laten smukken. Maar dat duurt ook nooit erg lang; uiteindelijk wordt zo'n verwekelijkte vrouw zelfs te traag om zich te laten verzorgen, en zakt letterlijk af tot het bestaan van een varken of zelfs een luiaard, welke dieren je vindt in Indië en Midden-Afrika. Dan is het de vraag: Wat is er dan nog met zo'n vrouw te beginnen? Welke geestelijke ontwikkeling is daar nog mogelijk? Ik zeg je: Zij deugt zelfs niet meer voor hoer! Dat was ook de eigenlijke reden waarom het volk in Sodom en Gomorra zich onnatuurlijk begon te bevredigen! -Begrijp je dat?"
Hoofdstuk 213: Het gevolg van een verzorgd bestaan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[16] De mensen, die hier tijdens hun sterfelijke, lichamelijke leven al geheel zijn wedergeboren, zullen dan voor de gehele duur van dit tijdperk als reine geesten en engelen heersen, en dit tijdperk zal helemaal door hen geleid worden. Maar mensen uit deze tijd, die niet geestelijk volgroeid zijn, zullen in dit nieuwste tijdperk van de aarde wel met onsterfelijke lichamen op de aarde geplaatst worden, maar in heel behoeftige omstandigheden. Zij zullen heel veel en vaak zeer hard, dienend werk moeten doen, wat hen heel bitter zal smaken, omdat zij zich maar al te goed hun vroegere en heel gelukkige toestand tijdens hun sterfelijke leven zullen herinneren. Dit tijdperk zal dan zeer lang duren, tot uiteindelijk alles volgens het plan van God in een geheel geestelijk bestaan zal overgaan. Kijk, dat is het verloop volgens de orde van God, van alle dingen, al het ontstaan, bestaan en zijn!"
Hoofdstuk 215: Het ontstaan van de eerste mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] Dat toen een deel der wezens het gebod opvolgde en een deel niet, is duidelijk in de zichtbare materiële schepping te zien, die als een gericht of als de straf op het niet houden van het gegeven gebod moest volgen, en op zichzelf, in geestelijk opzicht, niets anders is dan de langere weg naar het zalige vrije bestaan van de geschapen geesten.
Hoofdstuk 227: De val der geesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Kijk, alles wat er is, bestaat en een bestaan heeft, kan niet anders bestaan, zijn of een bestaan hebben dan door een zekere doorlopende strijd.
Hoofdstuk 228: Kracht is afhankelijk van weerstand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] leder bestaan, het goddelijke niet uitgezonderd, heeft in zichzelf alleen maar tegenstellingen, zoals ontkennende en bevestigende, die steeds zó tegenover elkaar staan als koude en warmte, donker en licht, hard en zacht, bitter en zoet, zwaar en licht, nauw en ruim, breed en smal, hoog en laag, haat en liefde, slecht en goed, vals en echt, en leugen en waarheid.
Hoofdstuk 228: Kracht is afhankelijk van weerstand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] "Uit deze hopelijk tamelijk voor de hand liggende voorbeelden moet nu toch wel duidelijk geworden zijn, waarom een bestaan zonder een anti-bestaan eigenlijk geen bestaan zou zijn, zoals de kracht van onze reus in de vrije luchtruimte eigenlijk geen te gebruiken kracht zou zijn. Daarom moet ieder bestaan een anti-bestaan hebben om zelf te kunnen werken.
Hoofdstuk 229: De aard van satan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] En daarom moet ook het volmaakte bestaan van God zelf in ieder opzicht ook plaats bieden aan de verfijndste tegenstellingen, omdat het zonder die tegenstellingen eigenlijk geen bestaan zou zijn. Deze tegenstellingen zijn verwikkeld in een ononderbroken strijd, maar steeds zo dat de onafgebroken overwinning van de ene kracht ook steeds dient als steun voor de in zekere zin overwonnen kracht, zoals wij dat gezien hebben bij de voortdurende overwinning van de vaste bodem over de bewegende zwaartekracht van onze reus.
Hoofdstuk 229: De aard van satan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Bij veel wezens hebben de tegenstellingen een juiste verhouding volgens de orde van God bereikt, en hun bestaan is daardoor volkomen, omdat zij zich door hun gelijksoortige en tegengestelde verstandelijke vermogens voortdurend zeer goed laten ondersteunen.
Hoofdstuk 229: De aard van satan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Hoe moeten we het ons dan voorstellen dat de primitieve geestelijke wezens, meteen nadat zij als oergedachten en oerideeën van God zich tot een bestaan hadden samengevoegd, ook al dat inzicht zouden kunnen hebben, waarmee zij zich volgens de orde van de Schepper daarna zouden hebben kunnen ontwikkelen? Het in zekere zin persoonlijke oerwezen van satan kon onmogelijk zo'n inzicht hebben als bijvoorbeeld Michaël, anders zou hij zich net als Michaël ontwikkeld hebben. Kortom, Heer , daar slinger ik nog erg tussen licht en donker heen en weer en ik weet niet hoe ik nu het licht zo precies moet grijpen! Als ik het te dicht nader, denk ik, dat het mij als een vlam zou branden, en verwijder ik mij ervan, dan ben ik weer op de plaats waar ik begon.
Hoofdstuk 230: Gods lessen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Omhulsels hebben hun bestaan altijd alleen maar te danken aan een van de orde van God uitgaande vastgehouden wil en missen derhalve de intelligentie van de ziel. Zij vormen slechts een noodzakelijk middel, waardoor de met verstand begaafde ziel zich als vanzelf, door een bepaalde tijd geïsoleerd te zijn, tot een echt volledig zelfstandig en vrij wezen kan vormen en ook werkelijk vormt.
Hoofdstuk 232: Omhulsel en ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Ja, Ik zeg jullie, er zijn in de eindeloze scheppingsruimte al enige werelden, die hun dienst helemaal verricht hebben. Zij bestaan echter als hemellichamen toch verder en zullen ook verder bestaan als dragers van de nieuwe vrije wezens. Alleen zijn ze nu veel reiner en zuiverder en zij zijn ook in hun samenstelling onveranderlijk, zoals de onveranderlijke wil van God. Deze komt overeen met Zijn wijsheid en eeuwig onveranderlijke orde, die eveneens voor eeuwig onveranderlijk is en zijn moet, omdat zonder die onveranderlijkheid geen wezen duurzaam zou kunnen bestaan.
Hoofdstuk 232: Omhulsel en ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Want ook al hebben de wezens na hun geestelijke voleinding een volkomen vrij bestaan, dat als het ware geheelonafhankelijk van God bestaat, dan zou zo'n op zelfstandigheid lijkende onafhankelijkheid toch geen duurzaamheid krijgen en kunnen hebben, als die niet al eeuwig door God, door middel van en samenhangend met Zijn orde, vooraf vastgesteld zou zijn. Deze eeuwige vaststelling is voor alle geschapen wezens eigenlijk datgene, wat ieder geschapen wezen een constante eeuwige duur verschaft en deze onderhoudt.
Hoofdstuk 232: Omhulsel en ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] CYRENIUS zegt: "Ja, Heer en Meester, het geheel is mij nu zo duidelijk, als het een nog domme geest in zijn aardse bestaan maar duidelijk kan zijn. Dat Ik verder nog menig ding en zelfs nog veel zou kunnen vragen, is zeker; maar Ik zie nu wel in, dat teveel kennis de mens geen goed doet, want hij zal daardoor wel een wijs mens, maar geen bijzonder actief mens worden.
Hoofdstuk 233: Over het weten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Natuurlijk zou diegene zeker mijn naaste zijn, die mij lichamelijk het naast zou zijn, en als die hulp nodig zou hebben zou ik hem die moeten geven. Ook zouden mijn buren mijn naasten zijn. Als zij bij mij om hulp zouden komen, zou ik hen die niet mogen weigeren. Zo zijn ook mijn vrouwen mijn kinderen mijn naasten, en ik moet voor hun lichamelijk en geestelijk welzijn en bestaan zorgen.
Hoofdstuk 234: Marcus mening over de naaste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Wel zijn er door de macht van zijn woorden en werken al behoorlijk veel Farizeeën bekeerd, maar wat heeft hen dat alles gebaat? Tenslotte kwamen zij echt in een duivelse situatie ten opzichte van het tempelbestuur en moesten ook gaan liegen dat het gedrukt stond, om in het tempelbestuur weer met enige behaaglijkheid te kunnen leven en bestaan. Want het oude tempelbestuur is en blijft nu eenmaal puur duivels, en daar is niets mee aan te vangen.
Hoofdstuk 241: Het oogmerk van de tempel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28  ...