Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

5122 resultaten - Pagina 15 van 342

...  3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28  ...
[19] Jullie willen heren zijn, en de Messias moet jullie knecht zijn! Op die manier wil je wel een Messias hebben! Maar dat je 'Heer' tegen de Messias moet zeggen, dat zint je niet, en daarom zou je Hem nu uit de weg willen ruimen!
Hoofdstuk 172: De vervloeking van de Farizeeër. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Maar deze zeiden: ' Als jullie de vijanden zijn van degenen, die door Gods geest bewogen worden, -wie zijn dan jullie vrienden? Wij zeggen jullie openlijk: Dat zijn de duivels! Bekeer je daarom, anders krijg je te maken met de macht van de Allerhoogste!'
Hoofdstuk 173: Vastgeroest in hun wereldse voorschriften. (4.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] De van doodsangst bevenden huilen: 'Wat moeten we doen?' Daarop zeggen de drie: ' Deemoedig zijn en de ware, enige Zoon van God geloven, Wiens ziel één is met de Vader! Want de Vader is in Hem en niet buiten Hem!' -Na die woorden verdwijnen de drie engelen, en de Farizeeën richten zich weer op en zien geheel af van hun bijzonder slechte voornemen.
Hoofdstuk 173: Vastgeroest in hun wereldse voorschriften. (4.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] De vreselijk ontstelden antwoorden: ' Je weet toch, dat we de geboden van Mozes moeten houden, waarop we bij de hemel en bij de tempel hebben gezworen! Als nu deze Jezus overal het tegenovergestelde leert en doet, dan kunnen we toch niet zo maar onze eed omruilen voor deze bijna geheel anti-mozaïsche leer? Maar we zullen nadenken en zien, wat er aan te doen is! Nu zeggen we niet ja en ook niet nee; want er staat geschreven, dat er uit Galiléa nooit een profeet zal opstaan! En daarom is deze geschiedenis, hoe wonderbaarlijk ze ook op haar unieke manier is, toch altijd gekoppeld aan veel dingen die tot nadenken stemmen!'
Hoofdstuk 173: Vastgeroest in hun wereldse voorschriften. (4.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[20] De Farizeeën zeggen: 'Kunnen we dan nog een poosje gaan rusten?' Ik antwoord: 'Beslist wel! Want de aarde heeft het licht van jullie ogen niet nodig bij zonsopgang, maar wel het licht van Mijn ogen, opdat het licht worde in de diepte!'
Hoofdstuk 173: Vastgeroest in hun wereldse voorschriften. (4.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[21] De Farizeeën zeggen dan onder elkaar: 'Laat dat degene begrijpen, die dat kan en wil; maar wij begrijpen het niet!'
Hoofdstuk 173: Vastgeroest in hun wereldse voorschriften. (4.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[23] Waarop de anderen zeggen: 'Oude rare man, doe maar wat je wilt; maar wij gaan weer in de hut en slapen nog een poosje.' Na die woorden gaan ze allemaal vlug de hut in en gaan daar liggen om te slapen.
Hoofdstuk 173: Vastgeroest in hun wereldse voorschriften. (4.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] De Farizeeën zeggen: ' Ja, daar hoor jij toch niet bij, die zich naar de synagoge en de scholen haasten! Het is toch belachelijk als een tollenaar over een synagoge praat! We zullen jou niet kennen?! Je bent meer een heiden dan een geboren Griek en toch praat je over ijver voor de synagoge, zwarte boosdoener?!'
Hoofdstuk 175: Sabbatsheiliging. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Matthéus zegt: 'Het wordt nu toch wel tijd dat je je tong beteugelt, anders veroorloven wij ons om met knuppels op jullie ruggen de sabbat te breken! Moet je die eeuwige dagdieven zien en wat ze zich met ons durven te veroorloven! Nog één beledigend woord en ik vergeet de sabbat en mijn menselijkheid en pak jullie als een beer aan!' Na dit dreigement zeggen de Farizeeën weliswaar niets meer, maar inwendig zijn ze woest.
Hoofdstuk 175: Sabbatsheiliging. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Ik zeg: 'Daar zul je echt goed aan doen. Maar Ik zal nu toch eerst met de leerlingen een school bezoeken ter wille van deze Farizeeën, opdat hun ergernis niet nog groter wordt. Ze zitten toch al in hun maag met Matthéus, omdat hij hun een poosje terug erop heeft gewezen dat wij terwille van de synagoge zo vlug lopen. Als we nu de school in het dorp voorbij lopen, dan loopt de maat bij hen over en beginnen ze herrie te schoppen; maar als we nu eerst toch in een school gaan, dan kunnen ze niets meer zeggen en dan kan jij ook zonder schaamte je rekening aan hen voorleggen, dat wil zeggen als de sabbat afgelopen is.' Na deze woorden ging Kisjonah rechtstreeks met de zijnen naar huls, waar hij alles geheel verzorgd aantrof.
Hoofdstuk 176: Aren lezen op de sabbat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Maar Matthéus, die een listige spion was, sloop hen na en luisterde ze ongemerkt af, kwam al gauw bijna buiten adem terug en riep luid wat hij gehoord had. Toen zond Ik vlug een leerling naar Kisjonah en liet hem zeggen dat Ik vandaag uit voorzorg niet bij hem kon komen eten, omdat Ik de Farizeeën die Mij nu naar het leven stonden niet nog grotere misdadigers wilde maken dan ze al waren waarom Ik een tijdje uit deze streek verdwijnen zou. De leerling liep pijlsnel, en wist waar hij Mij weer kon vinden.
Hoofdstuk 176: Aren lezen op de sabbat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Dan zegt Petrus: 'Dat is ook beter; maar voor het overige heeft Thomas wel gelijk, hoewel hij menigmaal ook een beetje hard is. Maar ik vind dat we steeds de Heer in het oog moeten houden; als Hij iets zegt dan is het goed en juist dat het zo gezegd is, en dan moet ieder zich daaraan houden! Zegt de Heer echter niets, dan hebben wij nog minder recht om iets te zeggen! Ik vind, dat wij vooral in het bijzijn van de Heer daarop moeten letten om onder elkaar vrede en eendracht te bewaren!
Hoofdstuk 177: De vervulling van de profetie. Op de Galilese zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Daar kijkt de oude geweldig raar van op en hij weet niet wat hij moet zeggen. Pas na een poosje zegt hij, vrij zacht: 'Om Jehova's wil! Bent U soms een engel uit de hemel, of wordt U door een van hen geholpen en heeft de Vader in de hemel die aan U als dienaar gegeven?'
Hoofdstuk 179: Jesaïra. De rekening van de oude man. (10.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Jullie willen na God wel de eersten zijn, en je verlangt van ons mensen een goddelijke verering; maar wij zeggen je, dat jullie voor ons de laatsten zijn. en honderdmaal erger dan alle heidenen! Want voor ons welzijn doen jullie mets; je werkt niet, en die bij jullie in de school komen, worden na verloop van een paar jaar zo dom en somber, dat geen engel zonder speciale macht en kracht van God ze weer normaal zou kunnen maken! En dat is altijd nog het beste deel van al jullie zorgen en moeiten voor wat ons welzijn moet heten!
Hoofdstuk 179: Jesaïra. De rekening van de oude man. (10.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] De Joden, jullie geloofsgenoten, kennen jullie beslist niet zo goed als wij Grieken, en als ze jullie al kennen, dan mogen ze toch niets zeggen. Maar wij kennen jullie en mogen spreken; vooral bij deze gunstige gelegenheid zeggen wij jullie dan ook precies wat wij van jullie vinden!
Hoofdstuk 179: Jesaïra. De rekening van de oude man. (10.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28  ...