Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1972 resultaten - Pagina 16 van 132

...  4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29  ...
[11] Men wees daarvoor de tiende aan, en ieder gemeentelid moest het tiende deel van al wat geoogst werd aan de priesterstand afstaan. Hoe mat men de tiende aft Heel eenvoudig: met de weegschaal! Men beschikte over grote en kleine weegschalen van de soort die eerder al werd genoemd. Iedere gemeente bezat enkele van zulke weegschalen en onder het toeziend oog van de gemeentebestuurder werden alle oogsten precies gewogen. Men woog dan steeds twee gevulde schalen tegen elkaar af. Negenmaal werden de gevulde schalen in de bak van het gemeentelid geleegd, de tiende maal echter in de bak van de priesters. De opperpriester was tevens ook de hoeder of herder van het gehele volk en werd aangeduid met Vara on ('hij hoedt' of 'hij is de beste'). Later werden deze 'Varaonen' echte koningen van het land, waarbij ook het priesterdom onder hun heerschappij stond.
Hoofdstuk 104: Het zevende, achtste en negende teken van de dierenriem. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Dit verschijnsel noopte de mensen, en met name de mannen, de bogen te spannen en op jacht te gaan op wild. Konijntjes, hazen, gazellen, kleine beren, dassen, vossen, panters, een aantal gieren en adelaars, ook de krokodil en het nijlpaard (Hippopotamus; oud-Egyptisch: Je pa opata moz = het nijlpaard begint zijn kracht te ontplooien) begonnen zich te roeren en daarom moest men noodzakelijk op jacht. Er werd ook een aanzienlijke premie gezet op het verdelgen van zoveel mogelijk krokodillen.
Hoofdstuk 105: Verklaring van de drie laatste tekens van de dierenriem. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] 's Nachts bedriegt ieder licht het gezichtsvermogen van mensen die geen ervaring hebben in het 's nachts kijken. Hoe sterker, groter en helderder de lichtbron wordt, des te meer schijnt deze de toeschouwer te naderen terwijl zij toch op gelijke afstand blijft. Het bewijs hiervoor leveren de kleine, onmondige kinderen, die heel vaak hun handen uitstrekken naar de volle maan omdat hij voor hen door zijn helderheid vlak bij lijkt en dat is vaak voor honden dezelfde reden om ertegen te blaffen.
Hoofdstuk 117: Berisping van het leedvermaak. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Mathaël en zijn vier metgezellen, zullen, hoewel ze allen nu helemaal Romeins gekleed zijn, Griekse staatskleding van mij krijgen en helpen mijn kleine staat zo goed mogelijk in te richten, en Mathaël benoem ik hier reeds tot eerste raadsman en, omdat ik geen zoon heb, tevens tot vicekoning."
Hoofdstuk 118: Mathaël wordt vicekoning. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Slechts de geest in Hem is God, al het andere is mens, zoals bij ons mensen. Als Hij bidt, betekent dat met andere woorden: Hij laat Zijn mens geheel doordringen door Zijn oereeuwige, Goddelijke geest, waaruit ook alle andere geesten op gelijke wijze afkomstig zijn, zoals de kleine afbeelding van de zon in een dauwdruppel afkomstig is van de werkelijke zon.
Hoofdstuk 121: Het gebed van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] In het grote, Romeinse rijk zou het op deze manier leiden van het volk wel met grote moeilijkheden gepaard gaan, maar in een klein land is dat heel gemakkelijk uit te voeren, en gelukkige, kleine staten worden dan gewoonlijk een spiegel waarin de groten zien of zij geen vuil op hun gezicht hebben en of hun haren goed zitten.
Hoofdstuk 121: Het gebed van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] Meestal is een spiegel slechts zo groot als een hand en toch kan de mens, als hij dat wil, zich stukje bij beetje helemaal van top tot teen bekijken en op die wijze kan dan ook een klein land gemakkelijk de spiegel zijn van een groot rijk. Maar als een klein land een groot rijk als voorbeeld zou willen nemen, zou het zich lelijk vergissen en al zijn onderdanen in het ongeluk storten! Daarom zijn wij liever een kleine spiegel, dan een reus die zich daarin bekijkt! -Heb ik gelijk of niet geëerde Cyrenius?"
Hoofdstuk 121: Het gebed van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] MATHAËL zegt: "O jij kleine Jarah! Kijk toch eens aan, die wijsheid had ik achter jouw persoontje werkelijk niet gezocht! Het is al goed, mijn liefste Genezarethse, maar nu zou ik wel eens van je willen weten hoe jij eigenlijk bidt!"
Hoofdstuk 123: Jarah's wijsheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Het hout zal de zwakke gloed heel vlug zover brengen dat het kleine vlammetjes zal doen ontstaan. Deze vlammetjes zullen dan weldra op het hout overspringen en dan ontvlamt het geheel tot een helder vuur en het hart wordt helder verlicht en helemaal warm van leven. Dan pas spreekt de daardoor gewekte, op God gelijkende geest in het hart:
Hoofdstuk 123: Jarah's wijsheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] MATHAËL antwoordt: "Wel, wel, daar weten we alles van en jij hebt haar vader Ebahl, die hier ook aanwezig is, een herbergier uit Genezareth, al gisteravond beneden bij jullie drie tenten gezien en gesproken! Ben je dat dan al vergeten? Zeg me liever wat je van de buitengewoon kernachtige wijsheid van dit meisje vindt en of je niet ook zoals ik een levendig verlangen voelt om net zo wijs te zijn als zij, deze allerliefste, bevallige kleine! Heus, ik weet veel, -maar dit kind weet meer! In mijn hart zie ik dat haar reine borst dingen bewaart waar wij nog geen flauw idee van hebben. Maar Raphaël schijnt door haar niet zo hoog aangeslagen te worden! Wat denk jij daar nu van, liefste echtgenote Helena?"
Hoofdstuk 123: Jarah's wijsheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] OURAN zegt: "Je hebt gelijk als je eens over wat anders begint! Ik heb intussen wel een klein, mij zeer versterkend slaapje gedaan en in mijn droom heel wonderlijke dingen gezien, maar ondertussen heb ik toch van jullie gesprek het een en ander opgevangen en ik zeg jullie dat de kleine helemaal gelijk heeft en jij, Mathaël mijn zoon, hebt ook gelijk. Maar de vrees van mijn lieve dochter, ook al is die niet geheel ongegrond, is toch wat te overdreven!
Hoofdstuk 125: Ouran toont aan dat Helena's vrees ongegrond is. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] JARAH zegt: "O, heel graag, - maar jullie zouden me misschien nauwelijks willen geloven! U, beste Mathaël, weet veel van de sterren, maar ik misschien nog wel meer. Dat is echter niet mijn verdienste, het is slechts een zuivere, buitengewone gift van de Heer. Wacht, ik zal u Iets vragen! Als u daar een bevredigend antwoord op kunt geven, weet u net zoveel als Ik, maar heeft u daar geen antwoord op dan zal ik zo vrij zijn u veel van wat ik weet te vertellen. -Wat denkt u dat die kleine sterren aan het firmament zijn?"
Hoofdstuk 126: Mathaël twijfelt aan de belevenissen van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] Kijk, de natuurwetten zijn ook door God gegeven en kunnen slechts samen met de natuur worden opgeheven. Maar zolang er een natuur bestaat, zolang blijft ook de onveranderlijke natuurwet. Daar kunnen geen uitzonderingen op zijn, want een nog zo kleine uitzondering zou een onberekenbare storing teweegbrengen in de gehele aard der dingen, die allemaal als schakels van een ketting aan elkaar vast zitten. Als er ook maar één schakel stukgaat is de ketting haar bindende werking kwijt! Dit zijn nu mijn redenen waarom het mij voorshands niet zo goed mogelijk is om te geloven dat jij werkelijk lichamelijk naar een paar vaste sterren bent gereisd.
Hoofdstuk 126: Mathaël twijfelt aan de belevenissen van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] Kortom, ik droom eigenlijk ook nog meer dan dat ik mij geheel wakker en thuis voel. Mijn ziel beseft nu wel veel, ja, ik overzie de gehele vorm van de aarde, mijn blik dringt tot in haar diepste diepten; ik overzie de maan als een heel treurige, armzalige, kleine wereld, bestemd voor nog kleinere en armzaliger mensen en andere schepsels; ik zie Mercurius, Venus, Mars, Jupiter, Saturnus en ik zie daarboven nog soortgelijke, kleine en grote hemellichamen. Saturnus ziet er zeer wonderlijk uit, hij is zeer veel groter dan onze aarde en zweeft precies in het midden van een reusachtige ring, waarboven zo'n zeven manen, groter dan die van ons, ronddartelen als bijen om hun korf; ik zie ook de wonderbaarlijk schone, ver uitgestrekte streken van de grote zon; maar bij al die dingen voel ik me bij lange na niet zo vreemd als hier in de merkwaardige, vreemdsoortige nabijheid van de Schepper van al de talloze werelden en hun wonderen!
Hoofdstuk 127: Onheimelijke gevoelens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Maar de opmerking die één van jullie maakte, dat men zich de oneindige macht van de goddelijke geest gemakkelijker in een lichamelijke reus kan voorstellen, dan in de wat kleine, mannelijke gestalte van de Heer, geldt weliswaar voor de zintuiglijke waarneming, omdat iets kolossaals altijd een grotere indruk maakt op de menselijke zintuigen dan iets kleins, maar geestelijk genomen is dat de reinste onzin. -Want de goddelijke kracht heeft het stoffelijke niet nodig om daarmee mogelijkerwijs naar de mate van de hoeveelheid materie meer of minder uitwerking te kunnen hebben. De materie is op zichzelf namelijk slechts iets dat getuigt van de geestelijke kracht van de goddelijke wil, voor wie het niets uitmaakt of hij nu een gehele wereld of een zandkorreltje creëert. Wat zou dan het nut zijn van een lichamelijke reuzengestalte? De goddelijke wil heeft toch slechts in zichzelf een eeuwig onveranderlijk steunpunt nodig om van daaruit via eindeloze stralen overal in de eindeloze werelden en wezensruimte met gelijke kracht en sterkte te werken, en om plaats te bieden aan dit heilige, eeuwigdurende almachtige steunpunt heeft hij echt geen reuzenlichaam nodig.
Hoofdstuk 129: Mathaël geeft verdere uitleg. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29  ...