Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2924 resultaten - Pagina 16 van 195

...  4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29  ...
[8] Toen we na de maaltijd aan tafel zaten en vanwege de grote hitte, wijn aangelengd met water dronken, vroeg Ahab of hij spreken mocht. Hij moest ons iets belangrijks mededelen wat vooral samenhing met Mijn persoonlijke veiligheid, omdat hij nu pas in de loop van het gesprek te weten was gekomen, dat Ik de bij het volk beroemde, en bij de Farizeeën zeer beruchte Jezus van Nazareth was, die in het hele land een buitengewone reputatie had. Ik zei tegen hem: 'Vertel wat je weet!'
Hoofdstuk 189: Duivelse aanval. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Toen wij allen in het schip waren, en de trap opgetrokken was, zei Ik tegen het volk dat het zich rustig moest gedragen en zich aan de oever een plaats moest zoeken. En het volk werd rustig, en stil zocht het zich een plaats aan de oever; alleen de oude Farizeeën zetten zich niet neer, maar stonden niet ver van de oever in de nabijheid van hun schip; want ze waren van plan om Mij steeds in het oog te houden en waren daarom ook helemaal klaar, om ons ook op zee te achtervolgen.
Hoofdstuk 191: De gelijkenis van de zaaier. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Dan gaat Kisjonah vlug naar de jongeman en brengt hem op zijn vriendelijkste manier zijn wens over. De jongeman geeft ten antwoord: 'Beste vriend van mijn Heer en God, maak u maar niet druk; in een paar ogenblikken is alles in orde, want bij mij is hier en daar en overal een en hetzelfde, en hoewel ik een van de zwaksten ben, moet onder het geweld van mijn voeten toch de hele aarde beven!'
Hoofdstuk 195: Kis. Weerzien met Jaïruth en Jonaël. (1.6.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Als dit je al zo bijzonder verbaast, wat zul je dan wel zeggen, als Ik je in alle waarheid zeg, dat op de gehele aarde slechts één engel aangewezen is om te zorgen voor de groei van alle grassen, alle struiken en bomen, ieder naar zijn aard, en de voortbrenging van de grootste verscheidenheid aan vruchten, en voor alle dieren in het water, de lucht en op de aarde?! Dat zal dan voor jou ook wel niet te begrijpen zijn, maar toch is het zo en gebeurt het zo! Wees dus maar niet zo verbaasd, maar ga en laat de dienaren ons de spijzen brengen!'
Hoofdstuk 196: Engelenwerk. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Het is natuurlijk heel makkelijk om in een vreedzaam plaatsje en voor zijn aardse leven goed verzorgd, voor leerling van Mij te spelen, deugden aan de lammetjes te Ieren en ze met zuiver water te drenken; daar heb je niet veel voor nodig! Maar het is heel wat anders om leeuwen, tijgers en panters te temmen en ze om te vormen tot nuttige dieren! Daar heb je ook meer slimheid, moed, kracht en uithoudingsvermogen voor nodig dan voor het temmen van lammetjes!
Hoofdstuk 201: Twee redenen voor Gods afzijdigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Zeer voldaan over Mijn antwoord zeggen de beiden Mij dank en geven Mij eer, en Jonaël zegt in een diep bewogen gemoedstoestand: 'O aarde! Verouderde akker van onkruid, dorens en distels! Donker levensgraf, oude moeder van zonde en dood! Ben je wel waard dat de Heer, je God en Schepper, je met Zijn heilige voeten betreedt, je verpeste lucht inademt en je slechte vruchten eet?!
Hoofdstuk 203: Lofrede van Jonaël. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Maar als dus in de materiële mens slechts de ziel, zolang ze in het lichaam woont, het voedsel van de aarde gebruikt, dan mag ik als ziel en geest, zolang ik mijn voeten op deze aarde zet om u te kunnen dienen, en daarvoor een bepaald soort uit luchtmaterie geschapen lichaam heb, toch ook wel aards voedsel tot mij nemen?! -Wat dunkt u?'
Hoofdstuk 206: Het dode lichaam. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Toen zei Kisjonah: 'We zullen de Heer en Zijn leerlingen moeten wekken; want als het water zo hoog is, zo hoog als ik nog nooit eerder gezien heb, dan kon de zee wel eens de hele tuin overstromen, en daarbij zouden de slapenden toch meer of minder letsel kunnen oplopen! Het is ook nog mogelijk dat het schip helemaal op de oever geslingerd wordt,'
Hoofdstuk 208: Aardbeven, storm en onweer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Deze toespraak wekt de achterdocht van de Grieken, en sommigen zeggen: 'Dat hebben die anders zo domme Joden toch heel mooi bedacht; ze hebben deze wonderdoende Jezus per brief gevraagd om hierheen te komen om ons vrees aan te jagen! Maar wij hebben grond onder de voeten en staan stevig.'
Hoofdstuk 212: De stoïcijn. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Ik zeg je, snoevende Griek met de naam Philopold, de vlieg, die zich niet zelden brutaal veroorlooft over je neus een kleine bedrijfsrondgang te maken, staat op de punt van jouw neus steviger dan jij op jouw aardbodem! Want als jouw neus schipbreuk leed, dan zou de vlieg toch nog een tweede laag hebben waar ze zich heel goed in leven kan houden, en dat is de lucht; maal waar is jouw tweede laag als de bodem onder je voeten je niet meer houdt?!'
Hoofdstuk 212: De stoïcijn. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Wij zijn helemaal uit Bethlehem gekomen, omdat we over uw buitengewone geneeskunst wonderlijke dingen gehoord hebben. Daarom hebben wij onze zieken ook meegebracht; degenen, die nog zoveel kracht hadden dat ze hun voeten konden gebruiken, moesten natuurlijk lopen, -de zwakkeren hebben we echter op lastdieren hierheen gebracht. Wij vragen u, of u zich over de lijdenden wilt ontfermen en hen wilt genezen van hun kwalen!'
Hoofdstuk 218: Genezingen in Kis en bij Kisjonah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[21] Weldra stond de moeder van het bed op daar ze merkte dat een hogere macht haar de gezondheid had weergegeven. En toen ze begon te lopen en merkte hoeveel kracht ze in haar voeten had, zei zij: 'Dat heb ik te danken aan het vurig gebed van die zoon, die het aangeboden erfdeel uit echte liefde voor mij niet aannam! Waarlijk, ik zeg je, liefste zoon: Omdat jij uit echte liefde voor mij niets wilde hebben, daarom krijg je nu alles; wat van mij is, is nu ook van jou! Maar jij, die alleen maar terwille van de erfenis van mij hield, en hartstochtelijk op mijn einde zit te wachten omdat ik zo goed was om je alles te laten erven, jij krijgt nu niets en zult voor altijd een knecht van de mensen zijn!'
Hoofdstuk 204: Gelijkenis van de moeder met haar twee zonen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Kisjonah zegt: 'O ja, dat wilde ik daarnet reeds aan je duidelijk maken; maar dat mijn inham bij dat alles nog zo zeldzaam rustig blijft, dat is een buitengewoon wonder! Want ik weet maar al te goed, wat voor een heilloos spektakel hier kan ontstaan als het eenmaal begint, Maar het water is binnen en een behoorlijk stuk buiten de inham nog steeds volkomen rustig, Maar let eens op, het beven van de aarde wordt heviger! Als de huizen er maar niet door beschadigd worden! Nu ontdek ik ook al heel merkwaardige kringbewegingen in de inham, en ook buiten de inham begint de springvloed al zichtbaar te worden; het zal nu met lang meer op zich laten wachten! Nu, in de naam van de Heer! Er kan ons niets ergers overkomen, dan dat we ons aardse leven er bij inschieten, en laat dan nu maar gebeuren wat er moet gebeuren; de Heer en Zijn engel zijn toch bij ons! Maar het is een schrikwekkend gezicht! De Heer zij alle zondaren genadig en barmhartig!'
Hoofdstuk 208: Aardbeven, storm en onweer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Terwijl Petrus een poosje naar deze taferelen kijkt, zegt hij tegen Mij: 'Heer, vergeef het mij; maar U weet dat ik nog steeds een zondig mens ben en U daarom met een echte oerdomme vraag lastig heb gevallen; maar nu is mij alles duidelijk! De slechte Farizeeën uit Jesaïra hebben in Jeruzalem hulp gehaald; tien schepen met Romeinse soldaten werden uitgerust om ons hier gevangen te nemen. Zij moesten over het water hierheen komen, omdat ze moeilijk over land hier naar Kis (dit is de naam van de plaats, die geheel aan Kisjonah toebehoorde) konden komen, en nu hebben ze voor hun moeite het welverdiende loon gekregen! Zij zullen ons wel niets meer doen, en zoals ik aan de richting van de golven zie, zullen de schepen die schipbreuk hebben geleden, met de wrakken naar Sibarah drijven waar veel rotsen zijn, waar het bij deze nooit gehoorde en nooit geziene woedende storm voor iemand heel moeilijk zal zijn het er levend af te brengen! Oh, dat is buitengewoon goed dat deze slechte overspelige soort eens in zo'n oordeel terechtgekomen is! Dit voorval zou er wel eens veel toe kunnen bijdragen de Farizeeën alle verdere moed te ontnemen om tegen U op te staan!'
Hoofdstuk 209: Het doel van de storm. (18.6.1852) In Kana in het dal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Kijk, de wonderbaarlijke genezing van de tweehonderd zieken heeft bijna alle inwoners van Kana overtuigd; waarom dan mij niet?! Omdat ik een echte stoïcijn ben, voor wie de gehele schepping nauwelijks een geducht standje waard is en mijn eigen persoon en het ongelukkige leven nog minder! Waarmee willen jullie mij dan straffen? Soms met de dood? Ik zeg jullie: Ik wil hem, tesamen met de eeuwige vernietiging; want voor dit smadelijke leven ben ik toch zeker geen enkele God dank verschuldigd! Of is men soms iemand voor de meest gehate gave dank schuldig?! Ik denk, dat het voor een almachtige God wel niet zo moeilijk zal zijn om een mens op de wereld te zetten! Wie zal God daarbij kunnen tegenhouden?! De te scheppen mens wordt beslist niet gevraagd of hij geschapen wil worden, zodat hij als enig rechthebbende zijn ja of nee daarover uit kan spreken; en een reeds geschapen mens heeft net zo weinig te zeggen over het scheppen van de mensen die na hem moeten komen -als iemand die nog niet geschapen is! Scheppen is dus voor een God niets bijzonders; maar voor de geschapen mens wel, omdat hij iets zijn moet waarvoor nooit zijn mening gevraagd is. Wat kan er nu ellendiger zijn dan te moeten bestaan, zonder dat ooit gewild te hebben?!
Hoofdstuk 212: De stoïcijn. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29  ...