Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

10854 resultaten - Pagina 16 van 724

...  4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29  ...
[7] "Mannen, vrienden en broeders, vrouwen en zusters, luister! Het is de wil van de Heer, onze grote, almachtige God, dat jullie steeds met zijn honderdentwintigen plaats zullen nemen in één bak en wel met veertig van het mannelijke en tachtig van het vrouwelijke geslacht en de kinderen moeten zitten of liggen op de huiden, die over de werktuigen gespreid zijn. Maar de vrouwen moeten op de twijgen en dekkleden en mantels gaan zitten; jullie mannen moeten om de vrouwen heen gaan staan, met jullie gezichten in de richting die de bakken nemen en waarheen de wind waait, en jullie zullen slechts eenmaal per dag eten en wel rondom het midden van de dag. Jullie moeten je behoefte, evenals de vrouwen en de kinderen op het achtereinde van de bak in het water doen; maar daarbij moet de een de ander vasthouden, opdat niemand in het water zal vallen. De mannen zullen verder gedurende de hele tijd niet slapen noch zitten en nog minder gaan liggen; want de Heer zal je ledematen sterk maken en je ogen open houden gedurende de tijd die wij volgens Zijn heilige wil op de golven van het grote water zullen doorbrengen. De vrouwen en de kinderen zullen niet zelf naar de vruchten grijpen, maar moeten deemoedig hun eten aan de mannen en vaders vragen, opdat wij één volk worden naar de wil en de eeuwige, almachtige ordening van God en wij Zijn welgevallen en uiteindelijk Zijn oneindige liefde en genade waardig mogen zijn, want wij willen en zullen ook niet één haar op ons hoofd aanraken zonder Zijn heilige wil!
Hoofdstuk 33: De afvaart van de Meduhedieten - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[19] Dan zullen jullie voor je arbeid geen vruchten en geen brood meer krijgen, maar dode tekenen als bewijs van de hoeveelheid verrichte arbeid, voor welke tekenen men jullie een weinig te eten zal geven. Ja, als jullie dan nog niet tot de ordening zullen terugkeren, zul je de keizer zelfs een vijfde deel van de moeizaam verworven tekenen zonder vergoeding als een belasting op het werk moeten teruggeven; dat zal het teken zijn, dat jullie zelfs zullen moeten gaan vragen om te mogen werken en dan zullen jullie voor zo'n vergunning de vermelde belasting moeten betalen.
Hoofdstuk 34: De landing van de Meduhedieten in Japan - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[26] Ga nu en breng alles volgens de raad en op de juiste tijd ten uitvoer en overtuig jezelf van alles, opdat jullie tot het inzicht mogen komen hoe waarachtig en getrouw de Heer is! En als jullie alles hebben gedaan en de Heer niet hebben vergeten voor en na iedere arbeid, voor en na ieder maal, voor en na het slapen, voor en na de opgang en voor en na het ondergaan van de zon - en zeer in het bijzonder ook indien jullie elkaar beslapen, moeten jullie voor en na de handeling over alles de Heer om Zijn zegen vragen -, dan zullen jullie kinderen van het leven en het licht verwekken, in het tegenovergestelde geval slechts kinderen van de dood en de duisternis.
Hoofdstuk 34: De landing van de Meduhedieten in Japan - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[9] Doch zonder schade aan de vrijheid van geest bleef ook dit volk niet altijd geheel hetzelfde. Volgens de berekening ongeveer honderdentwintig jaar na de zondvloed, groeiden de nakomelingen van Sihin eveneens tot een belangrijk volk aan en geraakten dikwijls verwikkeld in allerlei twisten en vormden op die manier partijen, die in hun gebruiken en godsdiensten verschilden. Sommigen beweerden dat alleen de eerstgeborenen in staat waren leiding te geven; anderen zeiden dat als eerste geboren te worden, geen uitnemendheid inhoudt, omdat herhaaldelijk vrouwelijke eerstgeborenen voorkwamen, - vandaar dat de bekwaamheid om leiding te geven altijd aan verstandiger harten opgedragen zou moeten worden. Dat grepen weer anderen uit het volk aan en zeiden: "Als het alleen maar over het hart gaat, waarom zou dan niet ook het bezonnen hart van een jongere broeder in staat zijn leiding te geven?" Maar sommigen verwierpen weer alles en zeiden: "Zoals het in het begin was, zo zal het tot aan het einde der tijden blijven!" Anderen zeiden dat men overal en altijd God om raad moet vragen en nooit eigenmachtig moet oordelen en handelen. Daarop wierpen weer anderen tegen: "Als dat zo is, dan kan immers iedereen dat doen, waarom dan ook nog een of ook meer leiders?" - Anderen weer zeiden dat God zich niet aan iedereen openbaart, opdat de mensen elkaar niet zullen kunnen ontberen. Daarop antwoordden weer anderen: "Dan moet dus toch iedere ziener onderwijzen wat hij vernomen heeft en de leiding aan God toevertrouwen; waartoe dan een of meer leiders?" Weer anderen merkten op: "Maar wie geeft ons de zekerheid dat zo'n ziener en leraar die boven ons wil staan, ook wel altijd Gods woord spreekt?" Anderen wederom zeiden daarop: "Ja, wanneer men de leraren niet meer onvoorwaardelijk geloven kan en mag, dan zijn onze leiders en leraren immers zinloos geworden!" En meer van dergelijke grappenmakerij, waardoor er dan ook een massa sekten gesticht werden en het rijk daardoor in zeer verschillende bestuurs - en onderwijsgroeperingen verviel, en zo ging de versplintering voort tot in het jaar 3700 nadat Adam in leven was geroepen. Totdat de zelfs bij jullie betere geschiedschrijvers iets meer bekende bouwer van de Hehu-Tsin's linie (beschermende muur), Tschi-Hoang Ti (wijze alleenheerser over het volk) genaamd, optrad. Hij begon vurige predikingen voor het volk te houden en voorspelde het, dat een groot volk, niet ver van de landsgrenzen, ze in het geheim zou hebben verkend; en als zij zich niet allen tezamen zouden verenigen om langs het hele rijk een hoge en dikke muur op te bouwen, dit volk massaal en krachtig binnen zou vallen en hen allemaal op kwalijke wijze om zou brengen.
Hoofdstuk 37: De prehistorie van het Chinese volk - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] Als wij onze hand op ons hart leggen, dan nemen wij zeer goed zijn slagen in juist afgemeten tussenpozen waar - op dezelfde manier zal ook Henoch dat waarnemen -; maar als wij ons kloppend hart vragen: 'Waar ga je heen, mijn zo onrustig kloppend hart?' dan zullen wij daaruit een dof, verward antwoord ontvangen, dat akelig genoeg zal luiden: 'Ik klop voortdurend op de ijzeren poort van de eeuwige dood en wacht in grote angst tot deze opengaat en mij voor eeuwig zal verzwelgen!'
Hoofdstuk 55: Kenans belijdenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[7] Maar als wij het aan het op dezelfde manier kloppende hart van Henoch vragen: 'Waar ga jij dan heen, trouw, liefderijk en vroom kloppend hart?', dan zal het ons op heldere toon antwoorden: 'Luister, broeders, ik klop onophoudelijk op de lichte poorten van het leven en ben volledig overtuigd van de zoete zekerheid dat deze spoedig open zullen gaan om mij in de eindeloze volheid van het leven uit God op te nemen, waarvan nu slechts een klein dauwdruppeltje mij bezielt en verlevendigt!'
Hoofdstuk 55: Kenans belijdenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[19] Wij zullen de Heer altijd danken en Zijn naam loven, omdat Hij ons een vrij hart voor een vrije liefde gaf en wij zullen Hem ook altijd vragen ons voor ieder gebod te bewaren, opdat wij alleen als vrije kinderen in Zijn eeuwige liefde mogen leven.
Hoofdstuk 84: Adam richt wijze woorden tot Seth - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[14] Aan Henoch durf ik het nauwelijks te vragen! Als het jou niet zo vergaat als het mij vergaat en je licht ziet in deze woorden, deel mij dat dan getrouw mee, opdat niet vanwege mijn grote onbegrip hemel en aarde nog voordat wij onze geboortestreek zullen hebben betreden, te gronde gaan! Amen."
Hoofdstuk 86: De gedachten van de patriarchen over Asmahaëls woorden - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[7] Al deze vragen beantwoordde Henoch evenwel zeer kort: "Vader, je maakt je zorgen voor niets! Asmahaël zal ons niet verhelen wat hij van ons wil; waar je wel verzekerd van kunt zijn is, dat wij allen reeds, tot nu toe gerekend, meer van Hem ontvangen hebben dan wij van onze kant ooit in staat zullen zijn Hem door alle eeuwige tijden heen ook maar een zonnestofje groot te vergelden!
Hoofdstuk 119: Jareds zorgen over het onthaal van Asmahaël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] Enige anderen wilden ook nog over alle mogelijke zaken beginnen te vragen; maar Adam stond meteen op en zei: "Kinderen, luister in naam van Jehova: wie nog iets op zijn hart heeft die houdt dat voor zich en neemt het stilzwijgend mee naar huis; want op het juiste moment zal iedereen van boven een helder licht voor de onverlichte kamertjes van zijn hart ontvangen! Maar denk er nu aan dat wij nog niet in middernacht zijn en nog veel minder thuis, - vandaar dat het nu voor ons allen noodzakelijk is dat wij ons weer in de aangegeven nieuwe opstelling op weg begeven om het grote aantal middernachtelijke kinderen aan de sabbat van morgen te herinneren en hen ook uit te nodigen voor het belangrijkste, levende feest van deze geheiligde dag, die God Zelf tot een rustdag heeft gemaakt en deze gesteld heeft als een gedenkdag, opdat wij ons herinneren zullen dat de Heer, onze grote, heilige God Jehova ons aller Schepper, Bewaarder, Leider en meest liefdevolle Vader is en ons bovenmate genadig en barmhartig gezind is!
Hoofdstuk 119: Jareds zorgen over het onthaal van Asmahaël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] Als nu deze onder hen: verkerende mens vanuit zijn ware wijsheid wonderlijke dingen tot stand zou brengen, zullen dan degenen die de wijze omringen zich niet spoedig onderling beginnen af te vragen: 'Maar hoe kan hij iets teweegbrengen wat voor ons mensen volslagen onmogelijk is om ook maar in het minst te begrijpen; - om iets dergelijks zelf te doen, daarvan kan zonder dat nooit sprake zijn! -? Wie is deze mens? Is hij van beneden of van boven? Vanwaar heeft hij zulke macht? Niet één woord is zinloos, maar elk woord is een volbrachte daad. Het is alsof hij uit zijn eigen macht spreekt en schijnt bij dat alles zeer met zichzelf ingenomen te zijn. Wat is er met die mens aan de hand, hoewel hij weliswaar niet anders is dan ieder van ons, maar als hij handelt, dan handelt hij toch louter alsof alle kracht en macht van God volkomen aan hem ondergeschikt is?'
Hoofdstuk 122: Asmahaël vertelt een gelijkenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[10] Hoewel ook mijn roep een ware roep van boven was, was het echter toch een vreemde stem die hen riep; daarom hebben ook slechts weinigen daaraan gehoor gegeven. Maar wanneer er één roep en een en dezelfde stem van de grote Roepende zal weerklinken dan zal de stem van deze ware roep in de diepten der aarde doordringen; en er zullen nergens meer doden of levenden zijn die niet dadelijk de ware stem van de enig ware Roepende als volledig waar zullen herkennen en ook niemand zal Hem vragen, zoals jullie mij vroegen, maar iedereen zal hoe dan ook Zijn stem volgen.
Hoofdstuk 127: De drie zonen van Adam geven gehoor aan Henochs roep - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[29] te laten aan jullie verdere vragen. De morgenzon zal niet versagen, haar stralen zullen je verkonden: jullie zijn allen nog vol zonden! Waarom zou je niet gaan rusten in plaats van je energie te verprutsen? Kunnen dan wel je beide ogen de stralen van de zon goed gedogen?
Hoofdstuk 164: Kaeams lied van troost - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[35] Maar daarover moet niemand Mij verder vragen; er zullen vooraf nog grote dingen gebeuren! Amen."
Hoofdstuk 181: De bezorgdheid van de deemoedige Zuriël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[514] "Het geloof alleen", zo spreekt de Heer, "zal u niet zalig maken, maar de daad zoals die uit het geloof oplicht. Maak daarom ook het onrecht dat je tegenover je medemens hebt begaan zoveel mogelijk weer goed, dan zullen je zonden je worden vergeven. Want zolang iemand niet ook de laatste onrechtvaardige stuiver met zijn medemens in orde heeft gebracht, zal hij het rijk van God niet binnengaan! Indien een mens echter niet meer kan goedmaken wat hij heeft aangericht, dan dient hij met een berouwvol hart zijn on­recht voor God te bekennen en Hem om vergeving te vra­gen, of Hij, voor wie alle dingen mogelijk zijn, de schade wil goedmaken aan degene, die men deze heeft aangedaan. God zal dan ook zeker aan zo'n oprecht verzoek gehoor geven en Hij zal degene, die met een ernstig goedwillend en berouwvol hart tot Hem komt de zonde vergeven, zeker als deze mens zich inzet door liefdewerken aan anderen weer goed te maken, als degenen aan wie hij iets goed te maken had er voor hem niet meer zijn. Zolang echter de gelegenheid er nog is dat je het onrecht dat je je medemens hebt aangedaan, zelf nog kunt goedmaken, dan helpen al­leen goede wil, berouwen de vraag om vergeving weinig of niets, maar telt alleen de daad. Pas daarna zul je ook God om vergeving van je zonden vragen en deze zullen je ook door God worden vergeven, indien je in je hart je ern­stig en oprecht hebt voorgenomen geen zonde meer te be­gaan en je ook houdt aan dat voornemen met alle krachten, die onder de heerschappij van je vrije wil staan." Nog groter was de dwaling van de berouwvolle Judas, toen hij vol wroeging in zijn grote wanhoop aan zijn leven op aarde een eind maakte.
Hoofdstuk 4: Kruisiging: Over het dragen van het kruis; Over de juiste geest bij het dragen van het kruis. Het berouw van Judas: Het lot van de zelfmoordenaar; De zeven kruiswoorden; De stervensuren; De zon wordt verduisterd - de aarde beeft; Het voorhangsel scheurt - de graven gaan open - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
...  4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29  ...