Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1614 resultaten - Pagina 16 van 108

...  4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29  ...
[6] RAPHAËL zegt: "Met deze wind niet, maar omdat de regen en de storm zeker nog een klein half uur kunnen aanhouden en u eerst nog de hoge branding doormoet, waar u reddeloos verloren zou zijn, kwam ik, de ervarenste en moedigste loods, om u en uw schip in veiligheid te brengen. -Staat er veel water in het schip?"
Hoofdstuk 189: Schip in nood in volle zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] IK ga naar hen toe en zeg: "Ja, dat kan Hij zonder offers, olie en kruidendrank! Kijk eens naar beneden aan de oever. Zoëven hebben de beide zoons van onze gastheer drie verdronkenen, een man en twee meisjes, uit het water gehaald!
Hoofdstuk 201: De opwekking van drie doden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Het is een arme vader met zijn beide dochters, een arme Jood. Zijn vrouw heeft zich met behulp van een boom, die in het water lag, het naakte leven gered. Maar haar man en de beide dochters, die de in groot gevaar verkerende moeder te hulp kwamen, werden door de steeds sterker wordende watervloed in zee gespoeld, en verdronken in de woeste golven. De zee wierp hen geheel levenloos op de oever en de beide sterke zoons van onze gastheer vonden hen nu dood daar liggen, en hebben hen zoëven hier beneden aan land gebracht.
Hoofdstuk 201: De opwekking van drie doden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Maar na een paar tellen is het in hun schip binnengedrongen water tot de laatste druppel verdwenen en de schippers zeggen tegen de vriendelijke loods: "Maar dat is toch wel heel merkwaardig! Kijk eens, nobele jonge loods, wij vergisten ons zoëven, er is geen druppel water in ons goed overkapte schip gedrongen! Eerst meenden wij vreemd genoeg wel water in ons schip te ontdekken, maar dat zal wel een vergissing geweest zijn ten gevolge van onze begrijpelijke angst, want nu ontdekken we nergens ook maar een druppel water, wat toch echt wel wat merkwaardig is. Ja, ja, alles wat de Heer doet, is altijd wel een wonder, maar het is toch wel wat vreemd dat nu bij deze regenvloed geen druppel water in onze overdekte boot te vinden is en uw open boot nauwelijks nat is!"
Hoofdstuk 189: Schip in nood in volle zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] "Weliswaar zal men hier en daar zeggen en oordelen: Ja, ja, het is nu wel mooi om over de deugd der vrijgevigheid te preken en de gierigheid als een afschuwelijke zonde voor te stellen, maar wie kan er eigenlijk wat aan doen, dat de ene mens in zichzelf een overwegende drang tot overvloedige vrijgevigheid heeft en een ander daarentegen ontzettend gierig is?! Bij beiden hangt het af van hun innerlijke liefde, waar het een uiterlijk verschijnsel van is. Daaruit ontspruit voor elk van hen een zaligmakend gevoel, dat zowel de een als de ander voor zichzelf houdt. De eerste zou echter treurig worden als zijn bezit niet overvloedig genoeg is om zijn arme medemensen gelukkig te maken en de tweede wordt treurig als hij niet zoveel ontvangt als hij wenst -maar zelfs verliest! Het is toch zo dat dit alles al oorspronkelijk in de aard van de mens aanwezig is en daarom kan er toch eigenlijk geen zonde of enige ware deugd zijn. Voor de gierigheid is de vrijgevigheid een zonde -en voor de vrijgevigheid is dat in gelijke mate de gierigheid. Kan het water er wat aan doen dat het zo'n zachte en meegaande natuur heeft en wie zou de steen kunnen verdoemen vanwege zijn hardheid?! Het water moet zo zijn als het is, en zo moet ook de steen zijn zoals hij is.
Hoofdstuk 193: De dierlijke aard van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] De ENE van de vroegere twee afgevaardigden nam het woord en zei: "Heer, u die zeker een groot vriend bent van mensen die van goeden wille zijn, kijk, hier zijn wij dan! Onze problemen kent u en ook de reden die ons naar deze omgeving bracht. Maar wij zien het als een wonderbare beschikking van boven en zeggen met Job: 'Heer, alles is van U, hemel en aarde, lucht en water! U geeft en neemt, wanneer en op de manier die U welgevallig is. U kunt een bedelaar kroon en scepter verlenen en de hoofden van koningen buigen in het stof van de algehele vergankelijkheid!' Daarom doet het ons ook geen pijn. Want de mens die de almachtige wil van God steeds op de voorgrond plaatst en in het hart draagt, treurt nooit, behalve wanneer hij voor het aangezicht van God heeft gezondigd. Daarom treuren wij ook niet over het aanzienlijke verlies wat wij hebben geleden. Want als Gods wil niet de hand in het spel had gehad bij deze treurig uitziende gebeurtenis, zouden wij nu zoals het anders ieder jaar het geval was, zonder enige korting ons geld gekregen hebben. Gods wil was hier duidelijk in het geding en aan Hem offeren wij graag deze kleinigheid -en wij zouden graag nog groter.~ offers brengen als de Almachtige het van ons zou verlangen. Want HIJ alleen is de Heer en wij zijn slechts Zijn, Hem altijd alleen dienende en gehoorzame, knechten.
Hoofdstuk 194: Opvattingen van de Perzen over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Terwijl Ik echter wat terzijde Cyrenius inlichtte, dachten de Perzen daar iets heel anders van en onze SCHABBI zei tegen zijn metgezellen: "Kijk eens, hoe die beide leiders samen heimelijk staan te overleggen op welke nieuwe, nog sluwere manier zij ons misschien toch kunnen vangen! Want tot nu toe hebben ze niets uit ons weten te krijgen, maar nu moeten we nog tien keer zo erg oppassen! Tot nu toe brachten zij slechts licht geschut in stelling, maar nu zullen zij hoogstwaarschijnlijk met muurdoorbrekende stormrammen beginnen en als wij niet heel goed standhouden, zullen wij als dun riet worden fijngestampt! Daarom moet ieder van ons zoveel mogelijk op zijn hoede zijn! Want zij mogen beslist nooit ons innerlijke geloof uit ons te voorschijn halen als een emmer water uit de een of andere onderaardse regenput! De onderzoeker heeft mij eerst angst aan willen jagen door te beweren, dat hij onze geheimste gedachten heel precies kende zoals hij eerder onze nood op het water gezien en onderkend had. Maar ik dacht bij mij zelf: "O.ho, sluwe vos! Door dit gat zou je dus willen ontsnappen?! O, dat gaat met door, snode vriend!' Hij zag echter al gauw in dat hij mij op die manier zéker niet zou kunnen vangen, daarom ging hij meteen naar de opperstadhouder en nu heeft hij vast met hem overlegd, welke val nu voor ons gezet zou moeten worden om ons met zekerheid te vangen. Maar zowel positief als negatief zullen wij met geen val te vangen zijn! We moeten echter opletten als kraanvogels in hun moerassen, -anders zijn wij verloren!"
Hoofdstuk 198: Schabbi blijft achterdochtig. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Dat mijn lichaam dood was, daar kan net zo min aan getwijfeld worden, als dat ik nu leef! Want daal nu maar eens af in de diepten der zee en blijf ruim twee uur onder water, dan sta ik er borg voor dat je lichamelijk helemaal dood bent!"
Hoofdstuk 202: De uitwerking van het wonder op de Perzen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] JARAH zegt: "Ja, dat begrijp ik wel, maar ik herinner me ook, dat allen in Genezareth samen met mij veel hebben beleefd en toch durfde eerst niemand, behalve ik, met U op het heldere water te stappen, zelfs Uw leerlingen niet! Wat was daar dan de reden van het geringere vertrouwen?"
Hoofdstuk 210: De toekomst van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Allen verwonderden zich over de aangenaam warme avond na die geweldige storm en vooral verwonderden zij zich erover dat de grond zo kurkdroog was, terwijl daar een paar uur geleden het water nog een paar voet hoog had gestaan. Ouran vroeg Mij hoe het nu moest met het nachtverblijf voor al die mensen. Wat zijn tenten konden bevatten, wilde hij graag opnemen, maar omdat er hier enige honderden ondergebracht moesten worden, zouden zijn tenten in de verste verte met toereikend zijn!
Hoofdstuk 211: Uitleg van het vierde gebod. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Neem eens water en breng het onder de grootst mogelijke druk! Eerst zul je daardoor een klomp ijs zien ontstaan, die ook helemaal vast en nog in alle rust het vat waarin hij zich bevindt, ook al is het nog zo sterk, uit elkaar zal breken. Zou je het ijs echter aan nog meer druk bloot kunnen stellen, dan zal het plotseling in stoom overgaan en alles wat het tegenhoudt onder vreselijk kabaal en gekraak vernietigen!
Hoofdstuk 234: De wezen van de materie. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] Jullie hebben op de Venusaarde de totale gelijkheid gezien van alle mensen en hun gelaatsuitdrukking. Alle mannen leken op elkaar als twee druppels water, en zo ook de meisjes en de vrouwen. Overal één en dezelfde vorm, maar op zichzelf beschouwd heel mooi en volmaakt. Dat is ook heel goed.
Hoofdstuk 246: Voordelen van de Venus orde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] IK zeg: "Heel goed, heel goed, beste vrienden! Ik kende jullie en leidde jullie op een weg naar Mij, zoals de profeet Elia die kreeg aangezegd. In de machtige storm was Mijn wil, in het vuur Mijn kracht, maar in het zuchtje wind ben Ik Zelf. En zo moesten jullie ook door een ontzettende storm en door water en vuur, om bij Mij te komen. Maar nu zijn jullie bij Mij en hebben Mij, de lang gezochte, gevonden. Hoe moeilijk Ik echter voor menigeen te vinden ben, toch ben Ik, als Ik eenmaal ben gevonden, nog veel moeilijker te verliezen! Zij, die Mij in hun hart hebben vastgegrepen, worden door Mij óók vastgegrepen. Wie mij echter heeft vastgegrepen, kan Mij wel weer loslaten, maar Ik zal hem toch nooit meer loslaten. Want Mijn liefde duurt niet tijdelijk, maar eeuwig en wie haar in zijn hart heeft opgenomen, kan Mij nooit meer kwijtraken! Want Mijn liefde houdt hem voor eeuwig vast in toom, opdat hij in eeuwigheid niet meer helemaal van Mij af kan dwalen. En zo zal het met jullie ook gaan! Jullie zullen wel in omstandigheden en wereldse toestanden terecht komen waarin het voor jullie wat moeilijk zal worden Mijn naam te belijden en het geloof vast te bewaren -want binnenkort zullen er dingen gebeuren, omdat ze moeten gebeuren, die jullie ten opzichte van Mij kleingelovig zullen maken -, maar Ik zal jullie op het juiste moment wel weer sterken en het kamertje van jullie hart geheel verlichten. Daarna zullen jullie terwille van Mijn naam niet meer in verzoeking komen, maar steeds in Mijn liefde en Mijn kracht blijven.
Hoofdstuk 209: Over het gebed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[16] De SPREKER van de tegenpartij die nu na Stahar's woorden reeds een aantal koppen minder telt, zegt: " Ja, ja, beste vriend, je hebt nu wel doordacht en juist gesproken, maar ons stoort alleen de medisch noodzakelijke plaatsing van de negen drenkelingen. Ook geneesheren en ervaren loodsen leggen drenkelingen zo neer en het gebeurt meermalen dat zij alleen dáárdoor al in het leven terugkeren, want in deze houding loopt het water uit de longen en wanneer nog niet iedere levensvonk in het hart gedoofd is, keert daarna het leven weer terug. Bij drenkelingen zegt men dat de geest nog drie dagen in het lichaam blijft en daarom moet op deze manier het weer tot leven wekken van drenkelingen, zelfs als deze twee dagen in het water hebben gelegen, nog mogelijk zijn. Wel, als nu in deze op Elia lijkende profeet de echte geest van God woont, waar is dan die medische voorbereiding voor nodig?!
Hoofdstuk 216: Strijd van de Farizeeën over de goddelijkheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Na een nauwgezet onderzoek sprak de dokter luid zijn oordeel uit, daarin gesteund door het overeenkomstige getuigenis van allen die zijn conclusie juist en geldig en waar bevonden, en hij voegde daar nog aan toe: "Niet nu, maar reeds gisteren, een uur nadat zij in het water terechtkwamen, waren zij al net zo volkomen dood als zij nu zijn! Te oordelen naar de neus en de geur is de ontbinding al ingetreden. Geen menselijke kennis, kracht en macht roept deze negen mensen meer in het leven terug! Dat kan Hij alleen maar, die op de jongste dag alle doden uit de graven weer in het leven terug zal roepen !"
Hoofdstuk 3: De Heer en de negen verdronken mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29  ...