Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1548 resultaten - Pagina 16 van 104

...  4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29  ...
[7] Als iemand je echter een goede dienst heeft bewezen, moet je hem ook niet vragen: 'Vriend, wat ben ik je schuldig?', maar je moetje vriend uit alle liefde en blijdschap van je hart naar vermogen zogoed mogelijk belonen! Als degene, die je de goede dienst bewezen heeft dat gewaar wordt, zal hij je omarmen en zeggen: 'Edele vriend, kijk, ik heb je maar een heel kleine dienst bewezen en jij geeft mij daarvoor zo'n grote beloning! Kijk, een tiende daarvan is meer dan genoeg, en zelfs dat neem ik slechts aan ten bewijze dat je broederhart mij zo dierbaar is!'
Hoofdstuk 99: Over het ware en het verkeerde dienen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Wat heeft iemand aan alle inzicht en kennis, als hij die niet gebruikt maar zich vasthoudt aan vanouds gewend werelds gedrag?! Lijkt hij dan niet net zo dwaas als die man die een paleis totaal voor niets heeft gekregen om daarin met de zijnen in volkomen rust en met alle comfort te wonen?! De man is erg blij met de heerlijke en gerieflijke inrichting van het paleis, maar omdat hij van jongs af aan gewend is aan het zeer ongerieflijke wonen in zijn oude, kleine, vuile hut, blijft hij ondanks de opvatting dat het heerlijke en buitengewoon ruime paleis goed en erg doelmatig is, met de zijnen toch in de vochtige, ongezonde en ongerieflijke hut, maar klaagt daarbij onophoudelijk over de grote gebreken van zijn enge behuizing!
Hoofdstuk 100: De leer van Mozes en de leer van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Zolang de nieuwe omhulling teer en week is, heeft het gevangen leven het naar de zin en verlangt niets beters. Maar de aanvankelijk heel tere omhulling wordt door de inwendige activiteit van de geesten, die nu onophoudelijk doorgaan al het stoffelijke dat druk op hen uitoefent uit de weg te ruimen, ook weer harder en grover; daarom streeft het geestelijke leven naar boven, vormt daardoor de grashalm en in het verdere verloop de boomstam en probeert zich tegen de verharding, die van onder af ontstaat en steeds groter wordt, te beschermen door het maken van steeds nauwer getrokken ringen en inkepingen. Maar omdat van deze bezigheid tenslotte toch geen ontkomen aan het algehele verstarren te verwachten is, vernauwen zij het onderste deel van de stam zoveel als maar enigszins mogelijk is en vluchten verder naar kleine takjes, vezels, bladeren haartjes en uiteindelijk naar de bloesem; maar omdat ook dat allemaal al gauw ~eer harder en harder wordt en de geesten voor het merendeel zien dat al hun moeite tevergeefs is, beginnen zij zich weldra in zekere zin te verpoppen en hun toevlucht te zoeken in omhulseltjes, waar zij heel stevig een bij hen passende, betere materie omheen doen.
Hoofdstuk 103: De ontwikkeling van de materie. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Als zodanig is de hoogmoed echter zeer ontevreden, omdat deze nog steeds constateert dat alles nog altijd niet zo aan hem ondergeschikt is als hij zou wensen. Hij gaat nu al zijn middelen en overige mogelijkheden na en komt tot de conclusie dat hij alles aan zich ondergeschikt zou kunnen maken als hij zich uit tactisch oogpunt voor zou doen als een vlot en vrijgevig iemand. Zo gedacht, zo geprobeerd en gedaan! Omdat er altijd meer hongerigen zijn dan mensen die voldoende te eten hebben, heeft de royaal geworden hoogmoed heel gemakkelijk spel. Weldra verzamelen alle hongerlijdende, kleine krachten zich om hem heen en laten zich ringeloren omdat ook zij nu een graantje mee kunnen pikken van de rijkdom der hoogmoed. Zij gehoorzamen de hoogmoed al gauw slaafs en vermeerderen daardoor zijn kracht, en de hoogmoed probeert nu al meteen om zeer veel of liever gezegd alles aan zichzelf dienstbaar en schatplichtig te maken. En dit onverzadigbare streven is dan datgene wat men in de ware zin van het woord de allerverderfelijkste heerszucht noemt, waarin geen liefde meer heerst.
Hoofdstuk 104: De zelfzucht als oorsprong van de materie. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Omdat het geheel echter op enkele brokken na volkomen week en voor de helft vloeibaar was en alles voortdurend ronddraaide, vormde zich tenslotte een grote bol, waarvan de asomwenteling voor haar kleine doorsnede veel te langzaam was om op haar toch niet geringe oppervlakte te zorgen voor een gelijkmatige verdeling van de vloeistof, terwijl daarentegen haar omloop om deze aarde erg snel was, zodat alle vloeistof steeds op de van de aarde afgewende zijde moest blijven op grond van het oude gewicht tijdens het uitstoten.
Hoofdstuk 107: Het ontstaan van de maan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Maar uit de lucht zagen wij steeds een soort licht stof naar beneden vallen, soms meer, soms minder en vooral boven de watervlakten was het heel vaak zichtbaar.Als je dit stof beter bekeek, bleek het ook een vorm te hebben, die óf op heel kleine eitjes leek óf op ontzettend kleine waterdiertjes en dit stof werd ook meteen door het water opgenomen.
Hoofdstuk 114: Een blik in de wereld van de natuurgeesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] Dan zegt JARAH die ernaast zat: "Maar Heer! Wat zijn dat voor kleine mannetjes? Ik zag ze uit het bos komen en nu staan ze in kleurige groepen om ons heen! Enkelen schijnen iets wazigs aan te hebben; de meesten zijn echter helemaal naakt en zij zijn allemaal zo groot als kinderen van nauwelijks twee jaar."
Hoofdstuk 115: Jarah en de natuurgeesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] Neem bijvoorbeeld de eierstok uit een hen en kijk eens goed naar de gevormde eiklompjes! Enkele zullen er nog heel klein uitzien, als kleine erwtenandere reeds als wijndruiven en nog andere als kleine appels. Binnen een dun omhulsel vind je alleen maar de gelige dooierstof! Hoe ongevormd is dit bestaan nog!
Hoofdstuk 119: Raphaël toont het scheppen van organische wezens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Hoewel ik echter door de muren en de kleding van de tempel van deze plaag bevrijd was, zagen de geesten toch kans zich op een andere manier te wreken. Mijn latere, verschrikkelijke bezetenheid was beslist het treurige gevolg daarvan! Het verdere van die betreurenswaardige toestand van mij is bekend en ik hoef daar geen woorden meer aan te verspillen. Maar uit die tijd waarin ik geesten zag, herinner ik mij nog heel veel en wanneer ik hier nu enige voorbeelden geef ten bate van al mijn huidige vrienden en broeders, vertrouw ik er op dat ik hun in ieder geval bij deze gelegenheid ook een kleine dienst bewijs.
Hoofdstuk 128: Het door de dood scheiden van ziel en lichaam. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Maar Ik voeg het volgende daaraan toe: "Voor degene die niet gelooft en niet in en door Mijn naam en Mijn woord gedoopt wordt met water en geest, zal alles bij het oude blijven! Zij zullen aan gene zijde niet in Mijn rijk komen en Mij aanschouwen, maar zij zullen aan de buitenste grenzen van Mijn rijk blijven, waar veel duisternis en nacht zal zijn en veel gehuil en tandengeknars. En het zuivere levenslicht van de hemel zal hen slechts bereiken zoals het licht van een kleine vaste ster tot deze aarde doordringt, en zij zullen van Mijn ware levenshemelen evenveel weten als de mensen hier nu van het uiterlijk van de vaste sterren en wat zich daarop bevindt. En ook al denken de mensen dag en nacht gedurende duizendmaal duizend eeuwen erover na wat die glanzende punten daar boven zijn, dan zullen zij na deze lange tijdsduur evenveel weten als nu. Wel zullen er in de loop der tijd mensen komen die apparaten uitvinden om ver verwijderde voorwerpen zo te kunnen zien alsof zij vlak bij staan; maar met de vaste sterren zullen zij dat nooit bereiken, omdat deze veel te ver van de aarde af staan.
Hoofdstuk 109: Verlossing, wedergeboorte en openbaring. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Het is beslist een mooie roeping, in staat te zijn Mijn stem der liefde te horen, op te schrijven wat zij zegt en aan de andere mensen die Mijn stem niet kunnen horen op hun wens door te geven; maar het is een even mooi vermogen van het hart om het gehoorde in het hart te bewaren en daarnaar te leven. Als het daardoor en mens, ook al komt hij van beneden, tot geestelijke wedergeboorte heeft gebracht, zal deze daarvoor ongetwijfeld rijkelijk beloond worden, en hij zal zich te opzichte van degene die in staat is Gods woorden te horen evenmin beklagen als jouw kleine vinger zich er ooit eens over beklaagd heeft dat hij niet een oog in je hoofd is geworden! -Zeg Mij nu, of je met dit antwoord tevreden bent"
Hoofdstuk 113: De roeping tot het innerlijke woord. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Maar wat het wonderlijkste was, wij zagen dat zich nu voortdurend duizenden vreemd uitziende larfjes en figuurtjes uit het water verhieven die ongeveer leken op allerhande vliegende insecten en ook op kleine en grote vogels van alle mogelijke soorten en vormen. Zij hadden zonder meer goed gevormde vleugels, poten en andere ledematen; maar zij gebruikten die niet zoals vogels doen, maar het hing er allemaal bij, en zij zweefden meer als donsveertjes of sneeuwvlokken door de lucht. Alleen als er een zwerm werkelijke vogels in hun buurt kwam, zag je echte tekenen van leven aan deze nevelige figuren en vormen; zij trokken dan ook met de zwerm mee en werden daardoor in korte tijd als het ware verzwolgen.
Hoofdstuk 114: Een blik in de wereld van de natuurgeesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Kijk, daar hebben we juist zo'n levensklompje van een moeder duidelijk zichtbaar voor ons! Zie eens hoe het tijdens mijn uitleg aan jullie al helemaal tot rust is gekomen! Als ik het nu zo zou laten, zou het door zijn streven naar rust steeds meer ineenschrompelen, omdat zijn delen steeds meer naar het centrum zouden trekken, dat helemaal zouden leegzuigen en tenslotte samen daarmee zouden moeten verschrompelen. Want zulke levensgeesten zijn in zekere zin net zo schuwen angstig als kleine kinderen en nemen als zij zich eenmaal, zoals je hier ziet, verpopt hebben, van buiten af geen voedsel meer tot zich, maar zuigen steeds maar door aan hun moedercentrum, en zijn daarom gedoemd tot een klompje ter grootte van een stip ineen te schrompelen. Maar nu zullen wij krachtige en dus manlijke, altijd beweeglijke oerlevensgeesten hierheen halen en deze vrouwelijk trage klomp constant door hen laten bestrijken, en dan zullen jullie zien welke uitwerking dat in deze vrouwelijke klomp teweeg zal brengen.
Hoofdstuk 120: De verwekking bij het dier en bij de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Zo bijzonder moeilijk als het voor iedere dokter is om zulke oude kwalen van het lichaam te genezen, net zo moeilijk en vaak nog moeilijker is het om zulke oude verwondingen van de ziel te genezen. Als de schipper zijn schip wil behoeden voor beschadiging, moet hij niet daarheen varen waar in zee allerlei klippen en koraalbanken voorkomen, maar alleen daarheen waar het water de geschikte diepte heeft. En zo moet de opvoeder van kinderen als een echte, het leven kennende stuurman zijn kleine levensscheepjes ook niet rond laten varen over alle wereldse, klippenrijke ondieptes, maar zich meteen meer op de innerlijke levensdieptes wagen en dan zal hij de kleine scheepjes voor gevaarlijke beschadigingen behoeden, en daardoor de kroon verwerven van een echte levensstuurman
Hoofdstuk 126: De gevolgen van een verkeerde opvoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Eindelijk kwam de vreselijke dag der verschrikking. De gerechtsdienaren en de beulsknechten kwamen en de zeven werden in het openbaar in aanwezigheid van duizenden toeschouwers tot op hun schaamte ontkleed en vervolgens tot bloedens toe gegeseld. Ik kon deze executie slechts van verre zien, maar merkte toch op dat tijdens deze behandeling een aantal zwarte vleermuizen als een zwerm bijen uit de gegeselden wegvlogen; en het leek of kleine vliegende draken zich boven de gegeselden verhieven, die nu al heel wat minder dampten en rookten.
Hoofdstuk 130: Wat de helderziende Mathaël zag bij de executie van de roofmoordenaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29  ...