Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

36880 resultaten - Pagina 16 van 2459

...  4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29  ...
[2] Kortom, onze nieuwe Meester en Heer toont in alles de echte geest van God en daarom willen en zullen wij ook op leven en dood en door dik en dun zijn leerlingen zijn. Maar de tempel keren wij voor eeuwig de rug toe! Amen. Zo zij het en zo zal het gebeuren! Gevast hebben wij al vaak genoeg en we hebben daarmee niets bereikt. Tijdens onze reizen namen we een loopje met het domme, overdreven vasten, wij aten ook op de voorsabbat en de dagen van de nieuwe maan en wij hebben op die nieuwe, menselijk verstandige manier nu het hoogste bereikt wat een mens ooit kan bereiken. Laten we dus opgewekt en vol goede moed zijn! Wij hebben de beloofde Messias al en de tempel zal Hem onder de tegenwoordige omstandigheden waarschijnlijk nog heel lang niet te zien krijgen en als hij Hem te zien krijgt, zal hij Hem toch zeker niet herkennen. Wij echter hebben Hem en kennen Hem, en daarom jubelen wij en zeggen: Hosianna Hem, die wij gevonden hebben! Hem alleen zij onze achting en liefde!"
Hoofdstuk 20: Voorbereiding voor de genezing der misdadigers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] De VIERDE en de VIJFDE zeggen: "Dat zijn wij helemaal met je eens! Geef ons maar een goede, snelle dood en dan eeuwig geen leven meer! O, hoe goed is het niet-zijn vergeleken bij een zijn zoals wij dat hebben meegemaakt! Dus, alleen maar ophouden met te bestaan! Maar wel helemaal ophouden! Want onze ervaring heeft ons het bestaan voor eeuwig onverdraaglijk gemaakt! Waarom moeten wij eigenlijk bestaan? Wij hebben tijdens ons niet-zijn vóór de geboorte toch nooit om het zijn kunnen vragen! Of kan een wijze schepper er ooit plezier in scheppen om zulke ontzettend ongelukkige wezens te zien rondwandelen onder zijn ongetwijfeld zalige almacht? Maar wat kunnen wij machteloze wormen?
Hoofdstuk 22: De wanhoop van de genezen bezetenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] De DERDE zegt: "Ja, nu kan ook ik mij herinneren, hoe wij in de tempel met vasten en allerlei andere boetedoeningen zijn geplaagd! O God, al ons ongeluk hebben we toch wel aan onze ouders te danken! In de wet van Mozes staat: 'Eer vader en moeder, opdat je lang moge leven en het je goed moge gaan op aarde!' Wij hebben toch altijd onze ouders geëerd door alles wat zij van ons verlangden stipt op te volgen; op hun wens werden wij ingelijfd bij de tempel, hoewel wij helemaal niet uit de stam van Levi geboortig waren. Maar dat maakte niets uit, want met geld kun je nu eenmaal alles worden wat je maar wilt, maar dan wel voor véél geld! Maar door ons bij de tempel te voegen werden wij van dag tot dag door allerlei oefeningen en proeven ongelukkiger, tot wij als apostelen naar Samaria werden uitgezonden en daar allen door boze tovenaars zijn behekst! Wat er vanaf dat moment tot op heden met ons is gebeurd en wat wij gedaan en uitgevoerd hebben, hoe wij hier in deze onbekende streek over deze zee zijn gekomen en wie ons zo kwalijk heeft toegetakeld, daarvan is in ieder geval mij niets bekend. Slechts heel vaag kan ik mij herinneren, dat wij, toen wij geen roofmoordenaars wilden worden, door de boze tovenaars overgeleverd zijn aan een heel verdorven en duister gezelschap, dat ons zo behandelde dat wij allen al gauw onze bezinning kwijtraakten en tot op dit uur niet meer terugkregen! Maar nu is deze, goddank, weer teruggekomen! Wij weten nu weer dat wij bestaan en wie wij zijn! Maar wat moeten we nu? Moeten we weer naar de tempel terug, of moeten we iets anders gaan doen? Het liefst was ik nu dood, want deze slechte wereld heeft voor mij alles verloren wat het voor mij waard maakte om op haar bodem verder te leven! Wie kan ervoor instaan dat wij niet al gauw wéér in handen vallen van zulke duivels als de laatste keer?! Wie zal ons dan uit hun klauwen redden?"
Hoofdstuk 22: De wanhoop van de genezen bezetenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] De EERSTE zegt weer: " Ja, als dat mogelijk zou zijn, zou degene die ons met zekerheid zo'n dood kon geven en zou geven, ons wel de grootste weldaad bewijzen! Want waarom zullen wij ons op deze ellendige wereld nog meer laten martelen! Om als duivels een nog groter plaag voor de mensen te zijn, willen wij in ieder geval niet! Maar wie dat nu op de een of andere manier niet wil, heeft steeds een vervloekt ellendig bestaan op deze beroerde wereld! Daar kun je niet omheen! Verberg je maar eens voor de mensen die nu voor het merendeel uit louter satansknechten bestaan! Wat schiet je daar mee op?! De duivels vinden de verborgene al gauw en die kan zich niet tegen hen verweren. Doet hij wat zij willen dan is hij zonder meer van de duivel; volgt hij hen echter niet vrijwillig dan doen ze hem de meest verschrikkelijke gewelddadigheden aan en daarna is hij nog meer des duivels!
Hoofdstuk 22: De wanhoop van de genezen bezetenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Ga en verdwijn met zo'n vervloekte wereld en met zo'n vervloekt ellendig bestaan! Dat is zelfs voor de ergste duivels te slecht, Iaat staan voor een naïeve, onschuldige mensenziel! Een God boven alle sterren kan wel lachen, maar de arme, onmachtig geschapen mens moet lijden, huilen vloeken en vertwijfelen! Waar is dan de Heiland die ons dit ellendig.e bewustzijn, vrije mensen te zijn, teruggaf? Heus, hij hoeft daarvoor nooit op onze dank te rekenen, want hij heeft ons daarmee alleen maar aan een nieuwe ellende prijs gegeven! Voor zo'n weldaad zullen wij hem in der eeuwigheid nooit dankbaar zijn, tenminste, als wij dit vervloekte leven eeuwig moeten doormaken! Maar als hij ons met zekerheld de eeuwige, totale dood kan geven, dan zullen wij bij voorbaat zo dankbaar zijn als maar enigszins mogelijk is!
Hoofdstuk 22: De wanhoop van de genezen bezetenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Kijk, alle macht komt tot op heden van de duivel der duivels en zijn huis is vergoten mensenbloed, vermengd met het bloed van arme en goede duivels, zoals jij er één bent, -en noemt men dat hier de heerschappij van God?! Jawel, ook een heerschappij van God, maar niet van zijn liefde, maar van zijn toorn! Waarom een God echter vertoornd is, weet geen schepsel! Veel dieren behoren tot de enige gelukkige schepsels van deze aarde, maar de in wezen zeldzame mens is het lastdier van alle kwaad op deze miserabele wereld! Hij kan niet hard genoeg lopen om als een gazelle voor al het kwade op de vlucht te gaan! Zijn handen zijn breekbaar als was, hij is naakt en heeft van nature nog niet eens zoveel wapens als een bij of een mier om zich tegen een vijand te weer te stellen. Als je een groep tijgers ziet, dan zijn het allemaal tijgers en zie je een groep leeuwen, dan zijn dat allemaal leeuwen, dus met dezelfde aard en deze roofdieren leven heel goed met elkaar; maar als je een groep mensen ziet, dan zijn die menselijk uitziende wezens niet allemaal mensen, maar voor het grootste deel duivels! En daarom is er steeds ruzie, onvrede en oorlog onder hen! Al het slechte zit in de duivels en in de mensen alleen de aanleg voor het goede, die erg bedorven kan worden temidden van zoveel duivels en de mens wordt dan minstens een halve duivel óf hij moet verdragen wat wij hebben verdragen! Maar er zijn verschillende duivels onder de duivels van deze schandelijke wereld, grote en kleine; maar zij zijn allemaal goed te herkennen aan het feit dat zij allemaal zonder arbeid en krachtsinspanning zo goed en gemakkelijk mogelijk willen leven. Zij willen ook overal de eersten zijn en veel respekt en aanzien genieten; zij weten zich overal aardse goederen te vergaren, kleden zich voortreffelijk en degene, die hen niet altijd heel nederig groet, achtervolgen zij tot de dood!
Hoofdstuk 23: De nasleep van de demoneninvloed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Als echter alles langs deze natuurlijke weg is ontstaan, dan zijn er dus alleen maar levenspotenties in alle soorten levensgradaties, van de kleinste bladluis tot aan dat volmaakte leven dat de meer volmaakte mens het goddelijke noemt. Op deze wijze heeft zich waarschijnlijk sinds ondenkbaar lange tijden een goede, maar daartegenover ook een slechte godheid ontwikkeld. Als de beide godheden zich ooit ontwikkeld hebben, moeten zij als tegengestelde krachten ook zólang ongenaakbaar tegenover elkaar staan, tot zeer waarschijnlijk de, volgens onze morele begrippen, kwade kracht door de sterkere, goede kracht als een binnen haar orde vallende tegenstelling in zich wordt opgenomen. Uit dit samengaan zal dan na ondenkbaar lange wereldtijden alles wat nu nog stom, zonder bewustzijn en dood is, overgaan in een volkomen leven met een vrije wil en een vrij inzicht!
Hoofdstuk 25: Mathaël's opvatting over de natuur. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Je ziet wel de mooie golving van de zee, maar de.dood brengende monsters onder de lieflijk spelende golfjes zie je niet! Jij ziet overal een verheven leven aan het werk, wij zien niets dan de dood en een onophoudelijke achtervolging van al het goede en betere leven. Jij ziet alleen maar vriendschap en ten opzichte van het geringe aantal vijanden dat je ziet, heb je ook macht genoeg om te denken dat zij voor jou geheel onschadelijk zijn; wij zien daarentegen niets anders dan vrijwel zuivere, voor het grootste deelonoverwinnelijke vijanden!
Hoofdstuk 26: Toespraak over de strijd in de natuur. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Als het voor ons echter niet meer voldoende is, dan rijst bij ieder mens die ook maar een vonkje ware naastenliefde in zich heeft, de vraag: Wie stelt uiteindelijk de vele miljoenen arme duivels ervoor schadeloos dat zij allen, ondanks het houden van uiterlijke voorschriften, toch ten prooi vallen aan de eeuwige dood? Als de mensen toevallig zijn ontstaan, dan kan die leer wel terecht zijn; maar als zij allemaal, hetgeen wel te zien is aan hun zeer wijze bouw, het werk zijn van een zeer wijze en goede God, dan moet er een andere en voor alle mensen praktischer weg zijn om het eeuwige leven te bereiken. Als die er niet is, dan is al het leven het verachtelijkste wat het menselijk verstand ooit als verachtelijk en afschuwwekkend kan waarnemen!
Hoofdstuk 30: Het protest van Cyrenius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] Uw leer, Heer en Meester, vind ik aangenaam, goed en waardevol, want die geeft mij, als ik zwak mocht worden, de hulp van een almachtige helper. Maar volgens de leer van Mathaël heb ik niemand anders dan mijzelf. Slechts ikzelf kan mij het eeuwige leven geven of ontnemen en een God zou daarbij helemaal geen rol spelen, behalve dan door met geërgerde of welwillende blikken te kijken hoe een arme duivel zich loswerkt uit de klauwen van de dood en zeg maar over de onherbergzaamste wegen, die bezaaid zijn met dorens, rotsen en giftig gebroed, naar het eeuwige leven opklimt!
Hoofdstuk 30: Het protest van Cyrenius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] Heus, als ons lijden hier niet was geëindigd, wat wij echter pas stukje bij beetje begonnen te beseffen, zou een totale dood ons ook veel en veel liever zijn geweest dan een nog maar enkele dagen langer durend leven waarvan de kwellingen alle beschrijvingen te boven gaan, ook al zouden wij daarna meteen binnen hebben kunnen gaan in algehele godzaligheid!
Hoofdstuk 32: De eenheid van het eeuwige leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Een TWEEDE uit de groep van vijf zegt: "Ja, broeder, daarop alleen zij nu al onze hoop gevestigd! Hij Zelf moet weliswaar met de macht van de dood een grote strijd strijden, maar nu is er geen twijfel meer aan een zekere overwinning! Want Hij kent de onmacht van de dood en kent al zijn grenzen en Hij weet ook dat de enige macht die de dood nog heeft, niets anders is dan een reeds gebonden drang om te leven en deze enige macht kan niet tégen Hem, maar alleen vóór en met Hem tegen zichzelf strijden als zij zichzelf niet volledig krachteloos en daardoor helemaal dood wil maken!
Hoofdstuk 35: De dood met haar eigen wapens overwonnen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Wij weten wat deze aarde is, wat zon, maan en al de talloze sterren zijn. Het zijn merendeels ontzettend grote hemellichamen, vele zijn zelfs onuitsprekelijk groter dan deze aarde van ons. Op zichzelf zijn zij wel dood, dat wil zeggen wat betreft hun grote lichaam, maar de macht van het goddelijke leven dwingt al die ontelbare lichamen tot een noodzakelijke beweging en niet zomaar een simpele beweging, maar een zeer ingewikkelde.
Hoofdstuk 35: De dood met haar eigen wapens overwonnen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Bij deze woorden van Mathaël werd het JULIUS wat lichter om het hart en hij richtte zich dan ook meteen tot de nog op de grond liggende, politieke misdadigers en zei: "Sta op en heb geen angst of vrees, want mannen zoals jullie moeten ook de naakte dood zonder vrees en beven kalm onder ogen kunnen zien! Wij Romeinen zijn geen tijgers en geen luipaarden, maar mensen die er eerder op uit zijn om het ongeluk van de mensen te verzachten, dan op enigerlei wijze te verergeren! Maar bedenk ook dat wij geen enkele misdaad zo zwaar plegen te straffen als de leugen! Op een vals getuigenis en op een onbeschaamd leugenachtige verklaring staat bij ons de doodstraf! Geef daarom op ieder van mijn vragen naar waarheid antwoord, dan zal ik, als de door God boven jullie gestelde rechter, mij eerder moeite geven om jullie van alle ongemakken te bevrijden, dan om jullie nadeel te berokkenen! Maar alleen als jullie mij aantoonbaar zo eerlijk mogelijk antwoord geven! Ga nu dus staan en spreek openhartig met mij!"
Hoofdstuk 38: De ondervraging van Julius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Daarop antwoordt SUETAL (dat was de naam van de spreker) uit naam van de twaalf: "Heer, als iemand een zekere dood te wachten staat, doet alles ter zake! Dat wij klaarblijkelijk misdadigers tegen Rome zijn, kunnen wij onmogelijk ontkennen en wat daarop volgt zult u niet kunnen loochenen, want daarvoor draagt u uw scherpe zwaard en heeft u de wet en de macht, -zaken, waartegen de arme worm in het stof niets kan doen!
Hoofdstuk 38: De ondervraging van Julius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29  ...