Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1405 resultaten - Pagina 16 van 94

...  4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29  ...
[4] Hoe ging dat in z'n werk? Kijk, in de oercentraalzon werd voor veel grote geesten de druk te machtig! Zij ontvlamden gloeiend van toom en bevrijdden zich van de oerdruk. Zij vlogen letterlijk oneindig ver weg van hun eerste gemeenschappelijke klomp. Een tijdlang zwermden zij helemaal alleen, vrij en onschuldig, zonder enige dwang in de eindeloze ruimte rond en maakten een goede kans zonder meer opgenomen te worden in de zuiver geestelijke orde; maar omdat zij zich niet konden bevrijden van het element der eigenliefde, begonnen zij zich tenslotte ook weer tot een vaste klomp te verdichten, en zo ontstonden daaruit in alle ontelbare hulsglobes de centraalzonnen van de tweede klasse.
Hoofdstuk 105: Het ontstaan van de zonnestelsels. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Deze vrijheid beviel hun als zij terug dachten aan de verpletterende druk die zij hadden ondergaan. Maar tijdens deze werkeloze vrijheid werden zij na verloop van tijd hongerig en zij begonnen in de ruimte voedsel te zoeken, -een verzadiging van buitenaf dus. Dat vonden zij en moesten zij vinden, want de begeerte is als die noordelijke magneetsteen die al het ijzer, evenals ook alle ijzerhoudende mineralen, met onweerstaanbare kracht naar zich toe trekt.
Hoofdstuk 105: Het ontstaan van de zonnestelsels. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Maar wat is tijd voor de eeuwige God?! Een ziener uit de voortijd zei: 'Duizend jaar zijn voor God als een dag!' Ik zeg jullie: Duizendmaal duizend jaar zijn voor God in alle ernst nauwelijks een moment! Voor iemand die lui is, worden van pure verveling de uren dagen en de dagen jaren. Voor de ijverigen en voor hen die veel bezigheden hebben, worden de uren ogenblikken en de weken dagen. God is echter van eeuwigheid af vervuld met een oneindige werkijver en steeds maar oneindig bezig, en het gelukkige gevolg daarvan is dat tijden die voor jullie onvoorstelbaar lang duren, Hem voorkomen als enkele ogenblikken, -en de complete schepping van een zon duurt in Zijn ogen dan ook maar heel kort.
Hoofdstuk 105: Het ontstaan van de zonnestelsels. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Richt nu de ogen van je ziel hierheen, opdat jullie volgens de wil van de Heer ook zien -wat jullie nu kunnen -hoe wij, machtige en oude dienaren van God, uit deze in de ruimte rondzwevende, goddelijke gedachten, vormen en wezens maken. Jullie zullen iets meemaken dat tot nu toe nog geen sterveling op aarde heeft meegemaakt!
Hoofdstuk 119: Raphaël toont het scheppen van organische wezens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Als ik nu in aanmerking neem en bedenk wat alleen al deze engel allemaal kan, terwijl de meest wilskrachtige mens ook maar geen jota daarvan mogelijk is, dan zie je pas het oneindige verschil tussen God en mens. Het is wel overduidelijk: God is alles mogelijk en de mens niets. Laat anderen nog zo blij zijn met deze grote wijsheid en macht van God, mij maakt het helemaal niet blij; want ik voel maar al te duidelijk dat ik een volkomen nul ben vergeleken bij zo'n engel als Raphaël. Wat ben ik dan wel vergeleken bij God?! Nee, nee, dat is zonder meer: niets!
Hoofdstuk 121: Waarom de Heer deze onthullingen doet. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] MATHAËL zegt: "Heer, ik zie dat niets in de gehele, oneindige scheppingssfeer U onbekend is! Voor U zou ik daarom de geschiedenis zeker niet hoeven te vertellen, maar terwille van de andere vrienden en broeders vertel ik zulke hogere dingen heel graag, vooral waar ik merk dat men het volste geloof aan mijn woorden hecht. Alles wat ik jullie nu zal vertellen, heeft weliswaar een zeer mystiek en fabelachtig karakter, maar dat neemt niet weg dat toch alles waar is wat je zult horen. Luister dus nogmaals aandachtig naar mij!
Hoofdstuk 134: Mathaël's belevenis onderweg naar de stervende vader van Lazarus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (DE HEER:) "Omdat de oude Lazarus zijn aardse levensloopbaan zo goed voltooid had en niet alleen niets had ingeboet op zijn vroegere hemelse volmaaktheid, maar zelfs heel veel daaraan had toegevoegd, verenigden zich tegen de tijd van het afscheid van onze zwaar beproefde engel die zijn proef zeer goed doorstaan had, talloze volmaakte engelen en deze beïnvloedden de natuurgeesten van deze aarde zodanig dat deze hetzelfde werk moesten verrichten als de natuurgeesten van de zon. Door deze buitengewone activiteit van de talloze op een beperkte ruimte samengedrongen geesten ontstond dat door jou, je vader en de jonge Lazarus waargenomen licht, juist op het ogenblik dat de engelenziel en de geest van de oude Lazarus zich los begonnen te maken van de banden van het vlees.
Hoofdstuk 139: Verklaring van de verschijnselen bij Lazarus' dood. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Maar zoals je nu gezien hebt dat een enkel vonkje licht al naar gelang de kracht van het zonlicht een ontzaglijk grote, duistere ruimte ogenblikkelijk helder licht kan maken, zo verandert het genoemde, geneeskrachtige kruidje de hele ketel vol giftige thee in een heilzame drank, omdat de natuurgeesten in het kleine geneeskrachtige kruidje te intensief werkzaam zijn in de ware goede orde en daarom de tragere en tegen de orde ingaande geesten van de giftige planten ogenblikkelijk dwingen over te gaan tot werkzaamheid in de goede orde.
Hoofdstuk 146: Het wonderbare heelkruid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Ik zei: 'Maar het wezen blijft achter, en kijkt om zich heen als iemand in een grote, lege ruimte waarin niets te zien is. Ons, lichamelijke mensen, schijnt het niet te zien. Nu hurkt het op de plaats waar de knaap uit de boom is gevallen en maakt aanstalten om te gaan slapen. Dat moet toch werkelijk de ziel van de jongen zijn!'
Hoofdstuk 149: De zelfmoord van de door de tempel vervloekte Esseen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] CYRENIUS zegt: "Ja, ja Heer, U heeft altijd gelijk! Ik weet het nu alweer; op deze berg en in deze nacht is alles ons haarfijn uitgelegd toen wij allen door het magische licht van die lichtbol de wording van alles en zelfs de uitstroming van Uw gedachten en ideeën, hun oneindige verscheidenheid en zelfs onze hoogst eigen gedachten in de vorm van vurige tongen en tongetjes voor ons hebben zien zweven! la, ja, dat alles hebben wij niet alleen reeds gehoord, maar ook duidelijk gezien!"
Hoofdstuk 160: Cyrenius' twijfels over de aardse orde van zielsontwikkeling. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Maar niet alleen op deze aarde, maar op alle werelden van de gehele, oneindige schepping wordt nu gedurende zeven uur een zelfde soort feest gevierd. In die tijd sterft er in de hele schepping geen enkel geschapen wezen en wordt er ook geen verwekt. Als de zeven uur echter voorbij zijn, is het feest afgelopen en gaat alles weer zijn natuurlijke gang.
Hoofdstuk 166: Een heerlijke dageraad. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Toen je met je vader voor de tweede maal daarheen geroepen werd, was de weduwe erg ontstemd over haar doofstomme dochter die ondanks haar doofstomheid, toch hevig verliefd begon te worden op een enigszins lichtzinnige man. Daardoor werd zowel het gif van de weduwe alsook dat van haar dochter, die dezelfde eigenschap had, te heftig in beroering gebracht; beiden werden als door duizend giftige slangen in al hun levenszenuwen gebeten en vanaf dat ogenblik was er geen lichamelijke genezing meer denkbaar, -behalve dan dat het door Mijn kracht natuurlijk wel mogelijk geweest zou zijn. Tengevolge van de grote opwinding losten de zielen van beiden zich vrijwel geheel op, dat wil zeggen, zij losten op in hun oerelementen, en omdat zij daardoor noodzakelijkerwijs meer ruimte nodig hadden, breidden zij zich zelfs hoog en ver boven het huis uit waarin de beiden lagen te sterven
Hoofdstuk 159: De giftige aard van de weduwe en haar dochter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[13] Ik bedoel dat de eeuwige middag van Uw rust, - de oneindige lange tijdsduur waarin U niet zoals nu, Zelf met de mensen omging, maar hen aan Uw gezellen heeft overgelaten, die steeds dommer en hoogmoediger zijn geworden, -nu voorbij is, en een nieuwe en eeuwige levensmorgen is voor ons aangebroken, en wie U herkend heeft, zal U vast nooit her en der lopen te zoeken bij Uw nu zeer dom en traag geworden gezellen.
Hoofdstuk 171: Simon legt enige verzen van het Hooglied uit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Uw oog doorziet in één ogenblik de gehele geestelijke en materiële schepping. De geheimste gedachten van de engelen kent U zo goed, alsof U deze Zelf gedacht had, en wat wij armzalige stervelingen nog zo verborgen denken, ziet U helderder dan wij deze stralende zon zien, ook al straalt zij nog zo heerlijk. U kent alles wat de zee in haar diepste diepten verborgen houdt, U kent het aantal zandkorrels in de zee, dat van de sterren en wat zij bevatten en dragen en U kent het getal van het gras op de aarde, dat van de kruiden, de struiken, de bomen en van de geesten in de gehele eindeloze ruimte beter dan ik het getal één! Omdat ik dat niet alleen heel vast geloof, maar ook heel zeker weet, kan het toch niet moeilijk zijn nu te zeggen: Heer, deze mening heb ik diep in mijn hart over U, voor zover ik U nu gedurende deze drie dagen heb leren kennen! Ik zou nauwelijks weten wat ik anders nog zou kunnen zeggen!"
Hoofdstuk 174: Simons mening over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] Simon: "Ik zie nu, o Heer, dat U Zich aan de mensen geheel als God openbaart en nergens een voorbehoud maakt of iets geheim houdt zoals de oude profeten dat deden, die U steeds heel versluierd aan de mensen openbaarden en aan de stervelingen nauwelijks de zoom van Uw mantel lieten zien. Zij vestigden wel een religie en een kerk; maar wat was dat voor religie en wat voor kerk? De religie was een nauwelijks zichtbare ster, die uit de een of andere eindeloze diepte van de ruimte een heel spaarzame straal van hoop wegschonk aan de in dikke duisternis gehulde aarde, en de kerk was een gebouw van harde steen, een tempel, waar omheen louter doolhoven en duistere voorhoven lagen die door de mensen betreden konden worden, maar in het inwendige van de tempel, waar al de levensgeheimen onthuld op gouden tafels lagen, konden zij nooit komen.
Hoofdstuk 176: De eenwording van de mens met God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29  ...