Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

283 resultaten - Pagina 16 van 19

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19
[12] Van deze zo bewerkte zaden kan men ook een soort melk bereiden op dezelfde manier als de amandelmelk, die heel goed van nut zal zijn voor diegenen, die ingewandsstoornissen of tuberculose in de longen, verhardingen van de lever en de milt of de nieren hebben; zij zullen bij het gebruik van deze melk een gunstige werking bespeuren.
Hoofdstuk 8: Een vijfde manier om het zonlicht als geneesmiddel toe te passen - Jakob Lorber - De geneeskracht van het zonlicht
[5] Men zet de bessen zó lang in de zon, tot ze een peperachtig geschrompelde huid krijgen; en dan kan men de bessen in dezelfde glazen pot doen, echter zonder doek. Om ze verder te bewaren moet men ze echter met een blaas goed afbinden en op een droge plaats zetten. De zo geprepareerde bessen behouden zo vele jaren hun krachtige werking.
Hoofdstuk 11: Een zonnegeneesmiddel tegen buikloop en cholera - Jakob Lorber - De geneeskracht van het zonlicht
[13] Voor wie het verdragen kan, doet men in de thee 1 tot 2 gran bevergeilpoeder ( Castoreum sibiricum); dat zal de werking van de thee verhogen. De zogenaamde bevergeiltinctuur is echter niet aan te raden, behalve wanneer deze bestaat uit viermaal afgetrokken jeneverbesalcohol, waarin men op een halve seidel een halve lood* (* 1 (Duits) lood = 16.67 gram) bevergeilpoeder heeft gedaan.
Hoofdstuk 11: Een zonnegeneesmiddel tegen buikloop en cholera - Jakob Lorber - De geneeskracht van het zonlicht
[6] Om jullie deze werking van de wilde kastanjes te verklaren, maak Ik jullie alleen maar opmerkzaam op de buitenste bolster; jullie zullen deze met punten of stekels bedekt zien. En juist deze stekels zijn in de natuur de elektrische geleiders, en jullie kunnen de kastanjes als een elektrische fles beschouwen, die, door deze geleiders geladen, alle elementen waaruit zij bestaat, met elektriciteit opvult
Hoofdstuk 13: Een nieuw zonnegeneesmiddel (Gottfried Mayerhofer) - Jakob Lorber - De geneeskracht van het zonlicht
[10] Daar nu echter beide in de mens werken, zo kan hij zich werpen op wat hij wil, want hij leeft in deze wereld tussen deze beide in en het boze en het goede is beide in hem; hij wordt aangedaan met heilige of met duivelse kracht. Want Christus zegt: “Mijn Vader wil de Heilige Geest geven aan die, die hem daarom bidden”. Lukas 11, 13. Zo heeft God ook de mens geboden het goede te doen en het kwade na te laten en Hij laat nog dagelijks prediken en de mensen vermanen het goede te doen, opdat men zal erkennen dat God het kwade niet wil, maar wel, dat Zijn rijk kome en Zijn wil zal geschieden in de Hemel, als ook op de aarde. Daar nu echter de mens door de zonde is vergiftigd, zodat het boze zowel als het goede in hem heerst en nu, half buiten het leven gesteld en vol onverstand, God zijn Schepper, evenals de natuur en haar werking, niet meer wil erkennen, zo heeft de natuur van de aanvang af tot op heden zich volijverig geweerd: God heeft tot dat doel zijn Heilige Geest ge­geven, zodat er overal wijze, heilige en verstandige mensen geboren en bereid gemaakt worden, die de natuur, evenals God hun Schepper heb­ben leren erkennen en die steeds met hun geschriften en leringen een licht voor de wereld geweest zijn. Met hen heeft God zijn kerk op aarde gesticht tot Zijn eeuwige lof; de duivel heeft daartegen gewoed en ge­raasd en menige edele twijg vernield door de boosheid in de natuur, welker koning en God hij is. Terwijl nu de natuur dikwijls een geleerd, verstandig mens toegerust heeft met edele gaven, zo heeft de satan zich er volijverig op toegelegd, de mens te verleiden in vleselijke lusten, geld­zucht en macht. Daarmede heeft de duivel in hem geheerst en de boze kwaliteit heeft de goede overheerst en uit 's mensen verstand, zijn kunst, zijn wijsheid, zijn ketterij en dwaling voortgekomen, die de waarheid bespotten en grote vergissingen op aarde aangericht hebben en de duivel is hun aanvoerder geweest. Want de kwade hoedanigheid in de natuur heeft van den beginne af aan nog altijd met de goede geworsteld en zich omhoog gewerkt en menige edele vrucht in het moederlichaam ver­nietigd, wat duidelijk voor de eerste maal te zien is bij Kaïn en Abel, die uit één moederlichaam zijn voortgekomen. Kaïn was, van de moeder­schoot af aan, één die God verachtte en hoogmoedig was; Abel daaren­tegen een deemoedig, godvruchtig mens.
Hoofdstuk 0: Voorrede van de schrijver van dit boek aan de lezer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[8] Het gehele lichaam tot aan de hals stelt de ronde cirkel van de omloop der sterren voor, evenals de diepten tussen de sterren, waarin de planeten en elementen regeren. Het vlees is de aarde; zij is verstijfd en heeft geen soepelheid; zo heeft ook het vlees in zichzelf geen verstand, begrip of beweeglijkheid, het wordt door de kracht der sterren, welke in het vlees heersen, bewogen. Zo zou ook de aarde geen vrucht geven, ook zou er geen metaal, goud, zilver, koper, ijzer of steen in verborgen zijn, als de sterren er niet in zouden werken; er zou ook geen grasje op de aardbodem groeien zonder de werking der sterren.
Hoofdstuk 2: Handleiding, hoe men het goddelijke en het natuurlijke wezen beschouwen moet. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[1] Waarde lezer, ik wil u hier getrouwelijk vermanen, dat ge uw eigendunk laat varen en u niet aan heidense wijsheid vergaapt, u ook niet ergert aan de eenvoud van de schrijver; want het werk is niet te danken aan zijn wijsheid, maar aan de werking van de Heilige Geest. Tracht de Heilige Geest, die uit God is, in uw eigen geest te laten inwerken, dan zal Hij u in alle waarheid leiden en Zich aan u openbaren; dan zult ge in Zijn Licht en Zijn Kracht in de heilige Drievuldigheid zien en verstaan, wat hier zal worden geschreven.
Hoofdstuk 3: Over de hooggebenedijde, triomferende, drie maal heilige Drievuldigheid, God de Vader, de Zoon, de Heilige Geest, een Enig God. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[15] Toen evenwel de menselijke blindheid hand over hand toenam en zij zich niet door de Geest Gods wilden laten onderwijzen, zo gaf Hij hun wetten en leringen, waarin vastgelegd was, hoe zij zich gedragen moesten en hij bevestigde deze met wonderen en tekenen, opdat de erkenning van de waarachtige God niet zou worden uitgewist. Maar het licht wilde op deze wijze ook niet aan de dag treden, want de duisternis en de boosheid in de natuur verweerden zich en hun vorst regeerde oppermachtig. Toen echter de toorn der natuur op middelbare leeftijd kwam droeg hij ver­scheidene sappige, zoete vruchten en begon te voorspellen, dat hij in het vervolg heerlijke vruchten zou dragen. Want toen werden de heilige profeten geboren, zij leerden en predikten over het licht, hetwelk in de toekomst de boosheid in de natuur zou overwinnen. Zo ging ook te midden van de heidenen een licht op, zodat zij de natuur en haar werking erkenden, hoewel dit nog niet het heilige licht was. Want de wilde natuur was nog niet overwonnen en licht en duisternis worstelden zo lang met elkander, totdat de zon opging en deze boom met haar warmte dwong, heerlijke, zoete vruchten te dragen, wel te ver­staan, tot de Vorst des lichts ontsproot uit het hart van God en een mens in de natuur werd en worstelde in zijn menselijke lichaam, in de kracht van het goddelijk licht, te midden van de wilde natuur. Deze zelfde vorstelijke en koninklijke twijg groeide op en werd een boom en breidde zijn takken uit van het Oosten naar het Westen en omvatte de gehele natuur, worstelde en kampte met de boosheid, die in de natuur was en met zijn vorst, totdat hij overwon en triomfeerde als een koning der natuur en de koning der duisternis in zijn eigen huis ge­vangen nam. (Psalm 68). Toen dit gebeurde, groeide uit de koninklijke boom die in de natuur gegroeid was, veel duizenden kostelijke, frisse twijgjes, die alle de geur en de smaak van de koninklijke boom hadden. En hoewel regen, sneeuw, hagel en onweer hem niet gespaard bleven, zodat menig twijgje van de boom gerukt en kapot geslagen werd, groeiden er steeds weer nieuwe twijgjes. Maar deze takjes smaakten verrukkelijk zoet en vreugdevol, zodat noch mensen-, noch Engelentong het kan uitspreken, want ze bezaten grote kracht en deugdzaamheid; ze dienden tot gezondheid der blinde heidenen. De heiden, die van het twijgje van deze boom at, werd ontheven aan de wilde natuurdrift, waar­uit hij geboren was, en werd een zoete twijg aan de kostelijke boom en groeide en droeg kostelijke vruchten, zoals de koninklijke boom.
Hoofdstuk 0: Voorrede van de schrijver van dit boek aan de lezer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[19] Toen liepen alle volkeren toe, kochten en aten, tot ze er aan ten gronde gingen. Alle koningen aten ten alle tijde van de vrucht van de koop­man en leefden in grote onmacht, want de wilde boom overschaduwde hoe langer hoe meer en vernietigde hen gedurende een lange tijd. En er was een zo grote ellende op aarde, als er sinds de wereld geschapen was, niet geweest was, maar de mensen meenden dat het een goede tijd was, zozeer was de koopman onder de boom verblind. Ten laatste echter klaagde de barmhartige God over des mensen ellende en verblindheid en stelde nog eenmaal de goede, heerlijke en goddelijke boom in werking, die de vrucht des levens droeg, toen groeide er een twijg dicht bij de wortel en deze werd groen en aan dit twijgje werd gegeven het sap en de geest van de boom en het was, alsof het met mensentong sprak en iedereen de kostelijke boom toonde en zijn stem weerklonk tot in verre landen. De bewoners kwamen toelopen om te zien, wat dat was. Toen werd hun getoond de kostelijke en deugdzame boom des levens, waarvan de mensen in den beginne gegeten hadden en zij waren verlost. En zij verheugden zich zeer en aten van de boom des levens vol vreugde en werden verkwikt. En zij ontvingen nieuwe kracht en zongen een nieuw lied en werden verlost en haatten de koopman met zijn valse vruchten. Allen die hongerden en dorsten naar de boom des levens, kwamen, ookzij die, in de stof terneer zaten en zij aten van de heilige boom en werden gezond en verlost van hun boosheid en zij werden ingeënt in de boom des levens. Alleen de handlangers van de koopman en de huichelaars en zij die woekerwinst hadden gemaakt met hun valse waren en sommen hadden verzameld, kwamen niet, want zij waren in de woeker van de koopman ten onder gegaan en de dood gestorven, en zij leefden in de wilde natuur; en de angst en schande, die blootgelegd werden hield hen terug. Zij hadden met de koopman zo lang gehoereerd en de zielen van de mensen verleid, terwijl ze er zich toch op beroemden, dat ze in de boom des levens ingeplant waren en in goddelijke, heilige kracht leefden, maar ze verkochten de vruchten van de boom des levens.
Hoofdstuk 0: Voorrede van de schrijver van dit boek aan de lezer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[16] Nu zijn deze Oergeesten te vurig geworden in hun nieuwe toestand, zodat de ene de andere voortdurend vernielde met zijn boze werking. Alzo doen nu ook de schepselen, die uit de brongeesten geschapen zijn en volgens dezelfde stuwkracht leven; zij verweren zich tegen elkander, voeren strijd met elkander en toornen jegens elkaar naar de aard der hoedanigheden.
Hoofdstuk 9: Over de lieflijke, vriendelijke en barmhartige Liefde Gods; het grote Hemelse en Goddelijke Geheimenis. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[11] Alzo ie het ook met de mens. Wanneer één geest in werking komt, zo brengt hij de andere ook tot activiteit en ziet hen alle, omdat hij uit het hart omhoog stijgt, waar in de hitte het licht ontstoken wordt, zodat de geest, die opstijgt in dat licht, de andere geesten ziet.
Hoofdstuk 10: Over de zesde oergeest in de goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[21] Van de Goddelijke en Hemelse natuur, werking en eigenschappen.
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[22] Zo gij nu weten wilt, hoe de verschijningsvorm van de Hemel is, welke gestalte en verschijningsvorm de Engelen hebben en wat eigenlik de heilige Hemelse en goddelijke natuur is, zo merk dan op de bijzonder­heden, die zich vertonen bij deze zevende oergeest Gods. Deze zevende oergeest is de geest der natuur, want de zes anderen doen de zevende geboren worden; en de zevende, wanneer hij geboren is, is als een moeder der anderen, die hen omsluit en hèn weer doet ontstaan, want het lichamelijke en natuurlijke is de verschijningsvorm, de uiterlijke mani­festatie, waarin de zes andere Oergeesten besloten liggen. Merk hier op de betekenis: De zes Oergeesten stijgen elk naar zijn eigen kracht en naar zijn eigen aard op en als zij opgestegen zijn, zo vloeien hun krachten tezamen en de hardheid doet droogte ontstaan. Deze lichamelijke verdroging noem ik in dit boek de goddelijke Salniter. Met het woord “Salniter” bedoel ik in dit boek het volgende: Uit het eeuwige centrum der natuur ontstaat het andere principe, zoals het licht uit het vuur ontstaat. Zo is het ook met de twee geesten: hitte en lucht. In lucht kan pas groei bestaan en vuur veroorzaakt eigenschappen. Alzo, wanneer geschreven is: De Engelen zijn uit God geschapen, zo wordt daarmede bedoeld, dat zij zijn geschapen uit Gods eeuwige natuur, waarmede men bedoelt de zeven Oergeesten. En de goddelijke heilige natuur wordt hier niet bedoeld als te zijn: een vuur, maar een Licht. Het vuur geeft ons een geheimenis der eeuwige natuur en der Godheid, daar er twee principes zijn, tweeërlei bron; een waarin grimmige, zure, bittere, angstige, verterende, die zetelt in het vuur en het Licht, dat uit het vuur ontstaat, en dat woont in het vuur en toch niet door het vuur wordt aangetast, omdat het een andere bron heeft. De zachtmoedigheid, waarin een begeerte der liefde is, waarmede dan bedoeld wordt, dat deze be­geerte der liefde iets anders is dan het vuur. Want het vuur wil alles verteren en stijgt nog op en de zachtmoedigheid van het Licht is werkelijkheid; de geest des eeuwigen levens wordt door het Licht geschapen en het Licht maakt ook water met de oertoestand van de lucht. Alzo zal de lezer van dit boek deze drie principes of geboortes verstaan. Deze zijn de oertoestanden van de eeuwige natuur in de eeuwige Wil van God, welke Wil of welk begeren zich voortstuwt in grote angst tot in het vierde principe naar het vuur, waar het Licht ontstaat. Wij nu verstaan de heilige drievoudigheid in het Licht buiten de natuur als een andere bron en met het vuur verbonden, evenals vuur en licht in de natuur. En het derde principe op deze wereld is uit het eerste ge­schapen. Dit alles is door de schrijver de eerste maal niet voldoende be­grepen, hoewel het hem klaar verscheen, zo, kon toch niet alles door hem begrepen worden. Het is, als wanneer er een plasregen neervalt, waardoor de groei ontstaat. Daarbinnen is het zaad der godheid; het is als een moeder, die het zaad ontvangt en immer weder vruchten voort­brengt naar de hoedanigheid van het zaad. In dit opstijgen der zes Oergeesten stijgt ook op: de Mercurius, de toon of het geluid van deze zes geesten en in de zevende geest is hij als in de moeder; hij brengt allerlei vrucht voort en kleuren naar de werkingen der zes geesten. Ge moet hier echter weten, dat de Godheid niet ophoudt met arbeiden, maar zonder onderbreking werkt als een lieflijk worstelen, kampen en bewegen; zoals twee schepselen, die elkander in grote liefde vinden. Ge moogt het vergelijkenderwijze zó verstaan, alsof zeven mensen een vriendschappelijk spel der vreugde speelden. De ene zege­viert over de andere, en de derde komt de overwonnene te hulp en ver­toeft alzo een vreugdig ogenblik te midden van hen. Zij strijden wel tegen elkander, maar zijn toch liefdevol jegens elkander gezind. Alzo is ook de werking der zes geesten Gods in de zevende; nu eens heeft de ene de boventoon, dan weer de andere en allen strijden in liefde met elkander. En wanneer het Licht te midden van dit strijden mede opstijgt, zo woont de Heilige Geest in de kracht van het Licht in het spel der zes anderen. Alsdan groeien uit de zevende allerlei vruchten des levens, gewassen en kleuren. Welke eigenschap nu de sterkste is, die eigenschap is in de vrucht ook het sterkst vertegenwoordigd. Ook wat betreft de kleuren. In dit worstelen of strijden wordt de Godheid geformeerd naar oneindige en ondoorgrondelijke gestalte en naar velerlei hoedanigheden. Want de zeven Oergeesten zijn zeven hoofdbronnen; wanneer Mercurius erin op­stijgt, maakt hij alles beweeglijk. De natuur en de drievoudigheid is niet één en hetzelfde; er is onderscheid tussen hen, hoewel de drievoudigheid woont in de natuur, maar onbegrepen, en toch er eeuwig mee verbonden. Merk nu op, hoe de zevende geest in de natuur is gevormd. Het zoete water is het begin geweest in de natuur en de zuurheid doet het samen­krimpen. Wanneer het is samengekrompen, zo ziet het blauw als de Hemel; wanneer het Licht of de bliksem daar binnen in op gaat, zo gelijkt het een edele jaspis of een glazen zee, waarin de zon schijnt en die zeer zuiver en klaar is. Wanneer echter de bittere hoedanigheid zich er aan toevoegt, zo verdeelt het water zich, alsof het leefde en er ontstaat een groenachtige verschijning of vorm, als een groene bliksem, waardoor iemand het licht als 't ware benomen wordt en hij niet meer zien kan. Wanneer echter de hitte zich daarbij voegt, zo verandert het groen in iets roodachtigs, alsof een karbonkel er uit te voorschijn lichtte. Wan­neer echter het Licht, hetwelk de Zone Gods is, in deze natuurzee schijnt, zo bekomt het zijn gele en witte kleur, die ik met niets kan ver­gelijken; met deze aanschouwing moet ge wachten tot in het toekomende leven. Want dat is de ware Hemel, die uit God is en waarin de heilige Engelen wonen, dewelke ook in de aanvang daaruit voortgekomen zijn. Ziet, wanneer nu Mercurius of de toon in deze natuurHemel opgaat, dan opent zich het goddelijke vreugdenrijk der Engelen; daar ontplooien zich de vormen, gestalten en kleurenen de vrucht bloeit en groeit daar in zijn volkomenheid. Vruchten van allerlei loofbomen, kruiden en gewassen, verrukkelijk om te aanschouwen, lieflijk van geur en smaak. Ik spreek hier als met Engelentong: ge moet het niet aards verstaan. Met de Mer­curius is het evenzo. Ge moet niet denken, dat er een hard kloppen, klinken of galmen in de godheid is, alsof men een machtige bazuin zou nemen en daarin zou blazen. O neen, mens, gij half dode Engel, zo is het niet; wel zingen de heilige Engelen, schallen en bazuinen, want God heeft hen uit Zichzelf voortgebracht, opdat zij de Hemelse vreugde zouden vermeerderen. Zulk een gestalte had Adam ook, toen God hem schiep, voordat Eva uit hem gemaakt werd, maar de verdorven Salniter in Adam heeft met de boom des levens gevochten totdat hij overwonnen heeft en Adam moede werd, waardoor hij insliep. Toen geschiedde het, dat de barmhartigheid Gods te zijner hulpe nabij was. Een vrouw werd geformeerd. Was dat niet geschied, zo zou hij nu nog slapen. Dit, hetgeen hierboven is meegedeeld, is de schone en heilige Hemel; deze is in de gehele Godheid en heeft begin noch einde. Geen schepsel kan hem met zijn zintuigen bereiken. Toch moet ge dit weten, dat een bepaalde hoedanigheid zich aan de ene plaats krachtiger vertoont dan op een andere plaats. Nu eens heeft de tweede of derde, dan weer een der anderen de voorrang. Het is alzo een eeuwigdurend werken, worstelen en vreugdevol opstijgen in liefde. De Godheid betoont zich immer wondervoller, onbegrijpelijker en ondoorgrondelijker. Zo, dat zelfs de heilige Engelen zich nooit genoeg er in kunnen verheugen en nooit genoeg het Te Deum Laudamus kunnen zingen. Zij zingen voor al Gods grote hoedanigheden; voor zijn wondervolle openbaring en wijsheid; van zijn schoonheid en kleuren, vruchten en gestalten. Aan zijn hoedanigheden is geen begin en geen einde. En hoewel ik alhier heb beschreven, hoe alles is ontstaan, en hoe zich alles heeft gevormd, en hoe de Godheid zich openbaart, zo moogt ge daarom nog niet denken, dat er een rust of uit­doving plaats vindt en dat het daarna weder op dezelfde wijze voortgaat. Neen, maar ik kan alles slechts stuk voor stuk beschrijven, terzake van des lezers onverstand, opdat hij het zou kunnen begrijpen. Ge moogt ook niet denken, dat ik in de Hemel heb vertoefd en deze dingen met mijn vleselijke ogen heb gezien. O neen, ik ben slechts als gij, en heb in mijn wezen geen groter licht ontvangen dan gij; ook ik ben een zondig en sterfelijk mens evenals gij en ik moet elke dag en elk uur met de duivel worstelen, welke met de verdorven natuur strijdt, die in mijn vlees is, zoals in alle mensen. Menigmaal zegevier ik over hem, maar toch zege­viert hij ook menigmaal over mij. Ons leven is een gestadige strijd met de duivel. Deze strijd is de edele ridderkrans; hij duurt voort, totdat de oude mens-Adam gedood wordt; in deze oude Adam heeft de Satan toegang tot de mens.
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[4] Toen God nu in het gebied van Lucifer, welk gebied de ganse ruimte dezer wereld besloeg, in toorn ontstak, zo doofde het licht uit en alles werd duister en de Salniter werd ruw, koud, hard, bitter en zuur, vol van roering en broeiing, alles naar gelang van de werking der aldaar werkende Oergeesten. Want waar de wrange kwaliteit de boventoon voerde, aldaar werd de Salniter tezamen getrokken tot verdroging, zodat harde stenen ontstonden.
Hoofdstuk 18: Over de schepping der Hemelen en der aarde en de eerste dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[5] Aan de plaatsen echter, waar de geest der wrangheid, der zuurheid met de geest der bitterheid tezamen als eerste gearbeid heeft, aldaar is het zand ontstaan, want de geest der bitterheid heeft de Salniter gebroken. Op de plaatsen, waar de toon, de klank, mèt de geest der zuurheid in het water de eerste is geweest, daar ontstond koper, ijzer en dergelijke steen­achtige ertsen. Waar echter het water met alle Oergeesten tegelijk in werking is getreden, daar ontstond de wilde aarde en het water werd in kloven en spleten, als in een wolk tezamen gehouden. Want de geest der zuurheid, als de vader der verdorven natuur, heeft het met zijn scherp­heid bij elkander gehouden.
Hoofdstuk 18: Over de schepping der Hemelen en der aarde en de eerste dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19