Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

494 resultaten - Pagina 16 van 33

...  4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29  ...
[5] Zeer binnenkort zullen er al een groot aantal reizigers bij jullie aanleggen en zullen jullie heel welvarend maken, en dan zullen jullie dit landje tot ver voorbij de huidige grenzen ervan vruchtbaar kunnen maken, en jullie nakomelingen zullen daar de nodige voeding vinden; maar denk er voorlopig nog niet al teveel aan!
Hoofdstuk 135: De visvijver van de waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] Ik zei: 'Dat zij verre -niet één mens is door Mij bestemd om te vallen; maar ieder mens is pas werkelijk mens door zijn vrije wil, die hem door Mij is gegeven, en hij dient zichzelf te oefenen, te beproeven en te bepalen in het goede en ware, dat Ik hem altijd getrouw heb geopenbaard. En dan gebeurt het dat de mensen zich door de bekoringen van de wereld, waarin op verborgen wijze het rijk van satan heerst, maar al te gauw gevangen laten nemen, Mij ondanks Mijn voortdurende vermaningen geleidelijk aan vergeten, Mijn geboden in de wind slaan en ze tenslotte met voeten treden. Van de naastenliefde gaan zij over naar eigenliefde, worden traag in alle goede werken en in die traagheid beginnen zij te bedenken hoe ze het moeten aanleggen om alle andere mensen voor zich te laten werken en hen blindelings te laten gehoorzamen.
Hoofdstuk 147: Over het toelaten van wantoestanden en verval onder de mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] Wil hij tegen een of ander buurland een oorlog beginnen, dan weten de hoge priesters wel hoe ze het moeten aanleggen dat de grote massa van tevoren door .de lagere priesters zodanig wordt bewerkt, dat de naderende oorlog van de wil van de goden uit gaat en dat de koning, als vertegenwoordiger van zijn mensen tegenover de goden, er niet omheen kan om hun door de hoge priesters bekendgemaakte wil heel ijverig op te volgen.
Hoofdstuk 150: De religieuze situatie in het land van de twee vreemdelingen (11.4.1864, vanaf vers 6) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] De jullie bekende Essenen hebben zich daar op het juiste moment nog meester van kunnen maken en hebben daar voor zichzelf ook vele aardse voordelen mee behaald, wat natuurlijk evenmin Mijn wil was als dat de mensen zich met behulp van alle vermogens die Ik hun heb gegeven, volop in alle zonden zouden begeven en Mij geheel en al zouden vergeten. Maar desondanks zijn de mensen allerlei goede en slechte ervaringen rijker geworden, zijn toen op verschillende tijden toch weer naar Mij teruggekeerd en hebben zichzelf daardoor wegen tot verbetering en naar het licht bereid. En zo zal er ook door de Essenen nog een juist licht onder vele mensen komen.'
Hoofdstuk 156: Over het Laatste Gericht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] God was van eeuwigheid een zuivere en volmaakte geest en kan daarom niets anders willen dan dat mettertijd al Zijn schepselen langs de door de Schepper voorziene wegen weer datgene worden wat Hijzelf is - alleen met het verschil dat zij, voordat ze in zekere zin tot materieel bestaan werden geroepen, niets anders waren dan enkel grote gedachten en ideeën van de Schepper. Die heeft Hij toen met de macht van Zijn wil in de loop van zeer lange tijden in zekere zin op zichzelf bestaand buiten Zichzelf geplaatst en hun een omhulsel gegeven, waarbinnen zij zichzelf geleidelijk aan steeds meer moesten beschouwen en leren kennen en door Mijn hen toch nog altijd doordringende kracht hun zin voor zelfstandigheid en vrijheid in zichzelf moesten laten ontkiemen.
Hoofdstuk 171: Over het werken van krachten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] Daarop zei de persoon, die op mij scheen te lijken en zich in dezelfde toestand als ik bevond: 'Ja, mijn vriend, er zijn er tallozen in dit rijk die net als jij wat je zoekt, al vele eeuwen lang zoeken! Als je hier iets wilt vinden, moet je het niet zo aanleggen als op de materiële wereld, waar men alles alleen buiten zichzelf zoekt. Wie dat hier doet, vindt eeuwig niets! Want er is hier geen andere plaats en streek meer dan hijzelf, al zou hij die ook op alle plekken van de oneindige ruimte willen vinden.
Hoofdstuk 174: Belevenissen aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] Ik zei: 'Maak je daar maar niet zoveel of helemaal geen gedachten over! De boze geesten, die men duivels noemt, keren uiteindelijk ook in zichzelf, maar daar vinden ze enkel uiterst kwade dingen, die hun eigenlijke liefde zijn. Hieruit scheppen ze voor zichzelf oorden die volkomen gelijkenis vertonen met hun innerlijke karakter, en geleidelijk aan zonderen ze zich af in bepaalde groepen -al naargelang de mate van hun boosaardigheid -en proberen iedereen te schaden. Als ze onder de mensen op deze aarde soortgelijke karakters bespeuren, vinden ze ook al gauw wegen om hen op bijna dezelfde manier te benaderen als jouw vader jou heeft benaderd, nemen dan eerst het vlees in bezit en vervullen het met van alles wat men maar slecht en boosaardig kan noemen.
Hoofdstuk 176: De vraag naar de hel en haar geesten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[17] Ik zei: 'Jullie, Mijn leerlingen, zijn nu de meest vrije mensen op de hele aarde, en juist jullie wil Ik niet de minste boei aanleggen vanuit Mijn almacht; want als Ik jullie de wereld instuur om andere mensen in Mijn naam van hun boeien van het harde knechtschap onder de wet te bevrijden -kan Ik jullie toch niet als geboeide knechten uitzenden? Als Ik dat zou doen, zou het er met het vrijmaken en verlossen slecht uitzien bij de mensen; want in dat geval zou hun een nieuw, zwaarder juk opgelegd worden dan het oude was en zou Mijn komst op deze aarde van geen enkel nut zijn.
Hoofdstuk 189: De moeilijkheid van het ambt van leraar - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] De priesters bezitten wel een slechte macht, namelijk die van bedrog en de macht om een zeer duister bijgeloof in het gemoed van de mensen op te wekken; die macht is afkomstig van de overste van de duivels, die langs zijn geheime wegen de harten van alle mensen weet te verduisteren, om daarna zijn rijk met hen te verrijken en te vergroten.
Hoofdstuk 191: Het ware vereren van God en afgodendienst - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[13] Bovendien hebt U ons al verschillende keren gewaarschuwd dat wij Uw parels -die hetzelfde zijn als de zuivere tarwe en derhalve ook hetzelfde als het rijk Gods -niet voor de zwijnen moeten gooien, en ik denk dat U met Uw beeld ook hebt willen zeggen dat wij Uw tarwe niet op paden en wegen, op rotsen en stenen en tussen doornen en struiken moeten zaaien, omdat die daar geen vrucht zal dragen. Heer en Meester, heb ik Uw gelijkenis zo op de juiste manier belicht?'
Hoofdstuk 212: De belijdenis van Petrus en zijn verzoek om de gelijkenis van de zaaier uit te leggen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] Wie van jullie dat bij het verbreiden van Mijn leer tot grondbeginsel maakt, zal werkelijk lijken op de zaaier die de tarwe alleen in de goede akker zaaide en spoedig daarna een honderdvoudige oogst had; wie dit grondbeginsel van de leer echter niet of minder in acht neemt, zal zijn tarwe ook op wegen en straten, op stenen en rotsen en tussen doornen en distels zaaien, en zal van zijn arbeid en inspanning een slechte oogst verkrijgen.
Hoofdstuk 221: Over het bekeren door wonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] Het beeld of de gelijkenis was, dat het rijk Gods, dat hetzelfde is als het hemelrijk, lijkt op een zaaier, die uitging om tarwe op zijn akker te zaaien. Tijdens het zaaien viel er een gedeelte op paden en wegen; dat werd gedeeltelijk al gauw vertrapt en gedeeltelijk door vogels opgegeten, ontkiemde dus met en leverde geen vrucht op. Een ander gedeelte viel op rotsen en stenen, ontkiemde wel zolang het nog vocht had, maar dat was spoedig niet meer het geval, zodat het zaad geen voeding meer had, verdorde en ook geen vrucht opleverde. Een gedeelte van het tarwezaad viel tussen doornen en struiken, ontkiemde weliswaar, maar werd al gauw door de doornen en de struiken overwoekerd, verstikte en leverde derhalve ook geen vrucht op. Slechts een gedeelte viel in goede aarde en leverde honderdvoudig vrucht op.
Hoofdstuk 212: De belijdenis van Petrus en zijn verzoek om de gelijkenis van de zaaier uit te leggen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[11] Als U, o Heer en Meester, óns ermee hebt bedoeld, die er door U voor bestemd zijn om Uw leer, die het eigenlijke rijk Gods op aarde is, onder de mensen te verbreiden, en ons als de zaaier hebt voorgesteld, dan zou Uw beeld helemaal kloppen; maar als U Uzelf als de zaaier hebt voorgesteld, komt het beeld mij steeds weer enigszins eigenaardig voor, omdat ik mij geen echt verstandige zaaier kan voorstellen die driekwart van zijn edele tarwe daar zaait, waar de ervaring van zeer lange tijd hem toch had moeten leren dat paden en wegen, rotsen en stenen, doornen en struiken absoluut niet geschikt zijn om er edele tarwe in te zaaien, omdat die op zulke plaatsen nooit vrucht kan opleveren -en zo verstandig zal de zaaier toch wel zijn, dat hij voor het zaaien van zijn zuivere tarwe eerst een akker geschikt zal maken, voordat hij er zijn tarwe in zaait, opdat die hem dan honderdvoudige vrucht oplevert.
Hoofdstuk 212: De belijdenis van Petrus en zijn verzoek om de gelijkenis van de zaaier uit te leggen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[12] Na het ochtendmaal zal Ik namelijk direct verder reizen en Mij naar de streek begeven waar de vanouds bekende beek de Arnon ontspringt. Want de wegen naar het dal van de Jordaan zijn van hieruit erg slecht en moeilijk; maar door het dal van de Arnon loopt nog een tamelijk goede weg, die verderop echter ook erg moeilijk wordt.
Hoofdstuk 223: Judas Iskariot (30.5.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] De opperstadsrechter zei: 'Heer en Meester! U kent alle wegen en paden op de aarde beter dan ik, maar toch weet ik dat men ook vanuit deze stad - maar meer in noordelijke richting - via een tamelijk goed begaanbaar pad beneden in het Jordaandal kan komen!'
Hoofdstuk 224: De Heer waarschuwt tegen traagheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
...  4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29  ...