Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1957 resultaten - Pagina 16 van 131

...  4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29  ...
[13] JARAH zegt: "De Heer kan men nu niet lastig vallen, want Hij heeft aanbevolen te rusten of, als wij wakker blijven, te bidden. En dat moeten wij doen, want Hij zegt niets voor niets. Wat gaat het ons aan of de gehele stad afbrandt?! De Heer zal Zijn reden wel hebben waarom Hij dit over deze stad heeft laten komen, en die reden kan best een heel goede zijn en vol van goddelijke liefde en erbarmen. Als wij daar nu iets aan zouden veranderen, zouden wij de zaak niet beter, maar eerder slechter maken. De Heer zal op het juiste ogenblik, zonder onze voorspraak, het Zijne wel doen. Met mijn Raphaël is en blijft echter niets aan te vangen, want zonder de wil van de Heer is hij een leeg omhulsel."
Hoofdstuk 122: Het wezen van de engelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] MATHAËL zegt: "O jij kleine Jarah! Kijk toch eens aan, die wijsheid had ik achter jouw persoontje werkelijk niet gezocht! Het is al goed, mijn liefste Genezarethse, maar nu zou ik wel eens van je willen weten hoe jij eigenlijk bidt!"
Hoofdstuk 123: Jarah's wijsheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Maar waar Hij nu eigenlijk zo lang blijft? Het zal nu toch wel drie uur geleden zijn dat Hij ons verliet en nog komt Hij niet terug!"
Hoofdstuk 127: Onheimelijke gevoelens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] Kortom, ik droom eigenlijk ook nog meer dan dat ik mij geheel wakker en thuis voel. Mijn ziel beseft nu wel veel, ja, ik overzie de gehele vorm van de aarde, mijn blik dringt tot in haar diepste diepten; ik overzie de maan als een heel treurige, armzalige, kleine wereld, bestemd voor nog kleinere en armzaliger mensen en andere schepsels; ik zie Mercurius, Venus, Mars, Jupiter, Saturnus en ik zie daarboven nog soortgelijke, kleine en grote hemellichamen. Saturnus ziet er zeer wonderlijk uit, hij is zeer veel groter dan onze aarde en zweeft precies in het midden van een reusachtige ring, waarboven zo'n zeven manen, groter dan die van ons, ronddartelen als bijen om hun korf; ik zie ook de wonderbaarlijk schone, ver uitgestrekte streken van de grote zon; maar bij al die dingen voel ik me bij lange na niet zo vreemd als hier in de merkwaardige, vreemdsoortige nabijheid van de Schepper van al de talloze werelden en hun wonderen!
Hoofdstuk 127: Onheimelijke gevoelens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] MATHAËL zegt: "Jij brengt met je opgewektheid vaak zaken naar voren, die een mens meer zeggen dan een hele tempel van Salomo vol met de zuiverste wijsheid! Ook onze Micha heeft daarnet heel bruikbare dingen gezegd en daar mogen we hem best erkentelijk voor zijn. En zo, broeder Zahr, heb jij nu de mogelijkheid van een lichamelijke reis van dit meisje naar een aantal vaste sterren op zó'n manier duidelijk gemaakt, dat ik nu helemaal niet meer kan twijfelen aan diezelfde mogelijkheid. Het is werkelijk helemaal waar; wij behoeven alleen maar te bedenken waar wij nu eigenlijk zijn en alles wat maar mogelijk is, ligt duidelijk zichtbaar voor onze ogen, oren, handen en voeten!
Hoofdstuk 129: Mathaël geeft verdere uitleg. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] ALLEN zeggen: "Volmaakt! Zo fit hebben wij ons eigenlijk nog nooit gevoeld!"
Hoofdstuk 129: Mathaël geeft verdere uitleg. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Als Julius de opdracht van Cyrenius heeft uitgevoerd en de beide cohorten vertrekken, komen ook de twee eerder uitgezonden ruiters terug en vertellen hetzelfde wat de boodschapper zoëven heeft meegedeeld. Tevens brengen zij een bericht van de stadsbestuurder met de zeer eerbiedige verzekering dat hij zodra de storm wat geluwd is, hierheen zal komen en de hoog geëerde gebieder over alles zo nauwkeurig en gewetensvol mogelijk zal berichten. Cyrenius beloont de beide ruiters en geeft hen opdracht rust te nemen, en zij salueren voor Cyrenius en gaan naar hun kameraden. Cyrenius richt zich dan weer tot de boodschapper en vraagt hem, wie hem nu eigenlijk als boodschapper heeft gezonden.
Hoofdstuk 141: Herme, de boodschapper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] CYRENIUS zegt: "De wijzen die ik noemde, hebben zo'n plaats in mijn geloof en mijn hart, dat ieder woord uit hun mond voor mij eigenlijk al uit de hemel komt, hoewel ik niet bepaald van mening ben dat iets wat waar moet zijn, juist daarom uit de hemel zou moeten komen. Want iedere waarheid blijft op aarde net zo goed waarheid als op de vleugels van het licht uit alle hemelen! Want een peer en nog een peer moeten in de hemel net als op aarde twee peren zijn, -zo niet dan is de hemel een leugen!
Hoofdstuk 143: De mening van de overste der Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[18] Beste overste, spreek en vertel nu eens de volle waarheid, want uw metgezellen hebben nog niet alles volgens de gehele volle waarheid verteld! Zij wilden eigenlijk ten koste van u hun eigen hachje in zekerheid brengen en dat vind ik helemaal niet in hen te prijzen! Wat ik weet, weet ik vanuit de oorsprong van alles en dan kunt u liegen zoveel u maar wilt, dat helpt u dan toch niets, want mij kunt u onmogelijk om de tuin leiden. -Spreek nu dus de waarheid!"
Hoofdstuk 144: Nog meer meningen over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] CYRENIUS zegt: " Ja, dat zou zeker wel goed zijn, als uw hart hetzelfde zei als uw mond, maar uw hart kon wel eens, als men dat kon horen, een heel andere taal spreken! Want ik ken de Farizeeën maar al te goed! Ik weet maar al te goed dat u net als de Essenen eigenlijk helemaal niets gelooft, maar het blinde volk terwille van uw materiële welvaart alles wilt laten geloven wat u maar kunt bedenken om daarmee voordeel te behalen.
Hoofdstuk 145: De loze taal van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[16] De OVERSTE zegt: "Goed, dan zal ik u echter ook eerst vertellen waarom ik hier eigenlijk ben!" .
Hoofdstuk 146: Het karakter van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] CYRENIUS zegt: "Dat is heel verstandig van u! Maar zeg me nu alleen maar waarom u zich anders aan mij voordeed, dan u bent! Ik heb u toch als vriend de hand gereikt en die sloeg u af! Wat wilde u daarmee dan eigenlijk bereiken?"
Hoofdstuk 148: De bekentenis van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] De OVERSTE zegt heel bedaard: "Heer, wij koesteren ten opzichte van Herme helemaal geen wrok. Wij weten reeds lang dat een mens, die van een zaak niet in het minst verstand heeft of enige andere kennis bezit, niet anders kan oordelen dan zijn beperkte beoordelingsvermogen hem toestaat. Wie zou er ooit wrok kunnen koesteren tegen een mens die van het dak valt en door zijn val een onder het dak zittend mens doodt?! Als de brave zanger Herme nu ook onze vijand zijn wil, dan is daar niets aan te doen, toch zullen wij geen vijand van hem worden! Eigenlijk is ook alles wat hij over ons heeft gezegd, helemaal juist. Maar in Europa moet bij Sicilië een gevaarlijke plaats in zee liggen, die men Scylla en Charybdis noemt; wie voorspoedig voorbij Scylla vaart, wordt vervolgens door de draaikolk bij Charybdis verzwolgen! Wij bevonden ons vannacht ook in een echt moreel Scylla en Charybdis en wij vragen u nu: Wat zouden wij dan eigenlijk hebben moeten doen, dat u, Romeinen, volkomen naar de zin geweest zou zijn?"
Hoofdstuk 142: Voortzetting van de rechtszaak tegen de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] STAHAR zegt: "Geëerde gebieder, dat is een zeer netelige vraag, vooral omdat nog nooit onweerlegbaar aangetoond is dat er werkelijk engelen zijn! De Schrift spreekt bij verschillende gelegenheden wel over hen, maar nergens staat een syllabe over wat en wie de engelen zelf eigenlijk zijn en hoe en op welke wijze zij God en de mensen dienen!
Hoofdstuk 149: De mening van de overste betreffende engelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Zo ziet u, geëerde gebieder, dat er zuiver verstandelijk, heel verschillende meningen zijn! Alles heeft wel iets waars in zich, maar wat dan het eigenlijk ware is, is door ons mensen niet te bepalen. Het is dan zaak het volk zijn zintuiglijke geloof te laten behouden, omdat men eigenlijk toch niets beters ervoor in de plaats kan stellen! Maar dat is dan ook alles wat ik u op uw zeer belangrijke vraag als antwoord kan geven, want ik kan bij u toch niet met die verhalen aankomen die men het volk daarover vertelt!"
Hoofdstuk 149: De mening van de overste betreffende engelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29  ...