Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

476 resultaten - Pagina 16 van 32

...  4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29  ...
[10] Ongeveer vijftig tot zestig jaar geleden moeten hier nog enkele sterk verarmde Joden hebben gewoond; maar omdat ze behalve wat wortels niets uit de harde bodem konden halen, verlieten ze deze plaats en moeten zich nu ergens aan het Meer van Galilea gevestigd hebben. Wat er verder met hen gebeurd is, zal de God van de Joden waarschijnlijk wel het beste weten.
Hoofdstuk 122: De Heer onthult de waard de oorzaak van het uitblijven van zijn zonen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[11] Wij waren en zijn nog Grieken en kwamen uit Tyrus, waar wij visserij bedreven en daarbij een klein vermogen hadden verworven. We zouden ons ook graag in een betere omgeving gevestigd hebben; maar daarvoor was ons vermogen te klein. Met onze vlijt hebben we deze bodem voor een deel toch zo goed bewerkt dat ze ons voedt, zij het ook slechts karig.
Hoofdstuk 122: De Heer onthult de waard de oorzaak van het uitblijven van zijn zonen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[13] Deze Jood vertelde ons, dat deze nu zo verdorde landstreek vroeger tot de meest gezegende behoorde. Maar toen de Joden geleidelijk aan steeds meer afvallig werden van hun oude en enig ware God en Hem begonnen te vergeten, trok Hij ook Zijn zegeningen van deze bodem terug, liet grote onweersstormen komen waardoor de vette aarde van deze bergachtige gebieden weggespoeld werd, en wat nog enigszins verschoond bleef van de stormen, werd door herhaaldelijke en langdurige oorlogen verwoest. En zo werd deze vroeger zo rijk gezegende streek een echte woestijn en zou dat ook blijven, zolang de mensen zich niet opnieuw helemaal tot God zouden bekeren.
Hoofdstuk 122: De Heer onthult de waard de oorzaak van het uitblijven van zijn zonen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[24] Ik zei: 'Maar op de grote binnenplaats van je huis heb je toch een bron die zoet water bevat, en daarnaast een behoorlijk grote vijver, die in de steenachtige bodem is uitgehakt en het water goed vasthoudt. Waarom kweek je daar geen vissen in?'
Hoofdstuk 143: De Heer in de arme herberg van de basaltstad - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Hoe zal het met die talloze mensen aflopen, die nog lang niets over U zullen horen en vernemen? Zijn die enkel op aarde om met hun lichamen de uitgestrekte bodem van deze aarde te bemesten voor een eventueel beter menselijk geslacht?
Hoofdstuk 153: De vraag over de opwekking van de gelovigen op de jongste dag - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] (De Heer:) 'Waar jij, Simon Juda, Mij zojuist naar hebt gevraagd, hoort voor het allergrootste deel thuis aan gene zijde, en ondanks Mijn veelvuldige uitleg kun je het niet helemaal tot op de bodem begrijpen en beschuldig je Mij zodoende heimelijk van een bepaalde onrechtvaardigheid en tirannieke wreedheid. Dat is niet zo mooi van je, en des te minder omdat je nu wel weet wie Ik ben, en dat Ik alleen uit liefde voor jullie mensen en niet uit toorn en wraak een lichaam van jullie aardse vlees heb aangenomen om Mijzelf in al Mijn diepte en grootheid persoonlijk aan jullie te kunnen openbaren, zonder Mij van de mond van de een of andere profeet te hoeven bedienen om Mijn wil aan jullie mensen bekend te maken.
Hoofdstuk 154: De Heer motiveert Zijn genade - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Je zegt: ' Absoluut niet! Krachten ziet en voelt men wel altijd werken maar ze zelf zien, dat is nog niemand gelukt. Wij zien wel dat grote stormen en orkanen groot geweld uitoefenen -maar waaruit de kracht en dat geweld bestaan, dat weten we niet. En ook moet een bepaalde kracht ons mensen aan de bodem van de aarde ketenen, anders zouden we ons immers wel vrij in de lucht kunnen verheffen wanneer we maar zouden willen -wat echter niet het geval is, zoals de dagelijkse ervaring ons leert. Deze kracht werkt aan één stuk door; maar geen menselijk oog heeft ooit gezien hoe die eruit ziet en hoe die werkt.'
Hoofdstuk 171: Over het werken van krachten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[16] Als dat omhulsel van je afwordt genomen, dan ben je zonder plaats, zonder enige vaste bodem en zonder een bepaald licht boven je -behalve wanneer je reeds in deze wereld de weg naar je innerlijk hebt gevonden. Dan gaat het aan gene zijde natuurlijk anders; want dan komt alles, de plaats en wat voor jou nodig is, al met je mee naar de andere kant en hoef je niet pas aan gene zijde door een vriend op de hoogte te worden gesteld hoe men bij ons een woonplaats en gezelschap verkrijgt. - Onthoud dat, mijn zoon!'
Hoofdstuk 175: Leiding in de wereld aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Kijk maar eens naar de zon, die toch zeker de grootste weldoenster voor de aarde en alle schepselen is; want door haar licht en warmte komt alles opnieuw tot leven en groeit en wordt sterk. Het plantenrijk spruit als het ware nieuw uit de bodem van de aarde, zet vrucht binnen de orde van iedere soort, in de bomen komt de sapstroom op gang, ze krijgen knoppen, bladeren, bloesem, en daarna volgt de geleidelijk aan rijpende vrucht.
Hoofdstuk 183: De strijd in de natuur - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[12] Maar laten we nu in plaats van een zegenrijke regenbui de ene hevige wolkbreuk na de andere komen, dan zal niemand op aarde het nut daarvan prijzen; want door hun machtige waterstromen verwoesten ze alles wat ze tegenkomen, en dan laten ze in een uitgestrekt gebied een woeste bodem achter, waar de vlijt van de mens vaak na eeuwen ondanks alle inspanning nog geen nuttig gebruik meer van kan maken.
Hoofdstuk 183: De strijd in de natuur - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[13] Zo zijn ook de verschillende winden buitengewoon grote weldoeners voor de bodem van de aarde en de fysieke gezondheid van alle schepselen. Maar als ze ontaarden in grote stormen en orkanen, dan brengen ze weinig nut, maar enkel schade, dat wil zeggen vanuit jullie menselijke verstand bezien, omdat dat niet in staat is de gewelddadige verschijnselen te beoordelen op hun doelmatigheid voor een groot nuttig doel.
Hoofdstuk 183: De strijd in de natuur - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] (De Heer:) 'Je hebt nog gezien hoe de reusachtige adelaar zich tenslotte meester maakte van de jakhals, die zich reeds met de gazelle had verzadigd, ermee omhoog vloog en hem toen op een steenachtige bodem liet vallen; bij die gelegenheid vond dat roofdier een zekere dood, maar daarna werd het weer door de adelaar gegrepen en ver naar het zuiden gedragen, waar de adelaar tussen de steenrotsen zijn nest en thuisbasis had. Toen hij daar met zijn buit aankwam, liet hij zijn prooi nogmaals van een behoorlijke hoogte naar beneden vallen, omdat die hem al wat te zwaar werd.
Hoofdstuk 185: Het voorbeeld van een vereniging van dierlijke zielen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Ik ben nu naar aardse tijdrekening toch al een zodanige tijd aan gene zijde, dat men toch wel iets bijzonders kan zien en ervaren; maar tot nu toe heb ik nog niets gezien wat enigszins overeenkomt met wat men in deze wereld over de wereld aan gene zijde geloofd, gedacht en verzonnen heeft. Ik heb de rivier de Styx gezocht en de schipper Charon, en heb geen van beide gevonden. Ik heb ook wel een poosje een dodelijke angst gehad voor een furie of voor de drie onverbiddelijke rechters Minos, Aeacus en Rhadamanthys alleen, niets van dat al! Ik heb het Elysium willen zoeken, ben wijd en zijd als het ware door een grote zandwoestijn rondgelopen, en zie, er was ook geen Elysium te vinden - kortom, ik zag en vond niets en niemand, behalve mijzelf en de zeer losse bodem waar ik mij op bevond.
Hoofdstuk 174: Belevenissen aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Menigeen van jullie vond het aanvankelijk moeilijk en was vol bedenkingen om Mij als meer dan een profeet te beschouwen. Maar nu het jullie duidelijk is geworden -hoewel niet ieder van jullie in dezelfde mate -dat Ik de waarachtige Messias ben, is ook voor jullie de tijd gekomen dat jullie vele andere dingen op het gebied van de natuur van de aarde nader verklaard en onthuld krijgen; maar tot op de bodem begrijpen en inzien zullen jullie al die dingen pas, wanneer jullie van Mijn geest vervuld zullen zijn.
Hoofdstuk 186: Dat de Heer de heidenen schijnbaar begunstigt - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] Dat men later het veldbeeld ook in allerlei verschillende gedaanten op de zuil plaatste, om daardoor de vlucht van de tijd nog aanschouwelijker te maken voor de mensen, spreekt vanzelf.
Hoofdstuk 193: Het ontstaan van de Apollo verering - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
...  4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29  ...