Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

32391 resultaten - Pagina 16 van 2160

...  4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29  ...
[3] Wie Mijn leerling wil zijn of worden, moet een zware ast op zijn schouders nemen en Mij zo navolgen! Mijn leerlingen genieten geen aardse voordelen zij moeten daarentegen terwille van Mijn naam en Mijn liefde de reeds verkregen aardse voordelen en bezittingen niet alleen gedurende enige tijd, maar voor altijd ontberen. Zelfs vrouwen. en kinderen mogen hen niet tegenhouden als zij geheel en al ware leerlingen van Gods Rijk willen worden. .
Hoofdstuk 8: De voorwaarden die de Heer aan leerlingen stelt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Hebben jullie niet gelezen over het vroegere aardse paradijs, waar de eerste mens geschapen werd? Dit paradijs was een grote tuin en goed voorzien van de heerlijkste vruchten van de gehele aarde; en toch had vooraf de hand van een mens onmogelijk deze tuin kunnen bewerken! Ook hadden de eerste mensen geen huizen en geen steden; zij hadden maar zeer weinig behoeften die gemakkelijk te bevredigen waren, maar zij bleven daar gezond bij. Zij bereikten altijd een zeer hoge leeftijd en hadden daarom veel tijd om zich met de geestelijke vorming van hun ziel bezig te houden en zij stonden bijna doorlopend in zichtbare verbinding met de hemelse machten.
Hoofdstuk 10: Behoeften en het kwaad daarvan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] En CYRENIUS zegt na een poosje diep nagedacht te hebben: "Heer en Meester, ik heb zo hier en daar al wat dagen en nachten met U doorgebracht en heb U veel wonderbaarlijks zien doen en U ook heel streng horen spreken, maar ik ben nog nooit zo van mijn stuk gebracht als bij deze toespraak van U! Want volgens Uw huidige uitlating is het met ons niet veel beter gesteld dan ten tijde van Abraham met Sodom en Gomorra. En al ons zorgen, doen en laten is helemaal des duivels. Vriend, dat is een zeer harde les! Jammer genoeg is het voor geen geld ter wereld te verhelen dat U ons hier de naakte waarheid hebt voorgelegd. Maar hoe kun je het nu zover brengen dat je helemaal ermee instemt om al het wereldse de rug toe te keren, om dan vervolgens alle tijd te gaan besteden aan de beschaving van de ziel en de geest?"
Hoofdstuk 13: Noach en de ark. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] Zo is het ook helemaal niet tegen de goddelijke orde om een stad te bouwen waarin de mensen in vrede en eendracht als één familie in één huis tesamen leven, werken en handelen en elkaar zo bij alles gemakkelijker kunnen ondersteunen dan wanneer zij urenver van elkaar verwijderd zouden wonen. Komt er dan echter in een stad hoogmoed, luxe, de zucht naar pracht, nijd, haat, vervolging en zelfs doodslag, en zwelgzucht, ontucht en traagheid, dan moet zo'n stad meteen weer in een puin en stofhoop veranderd worden, anders wordt zij een broedplaats van allerlei duivels kwaad dat na verloop van tijd de gehele aarde door en door zou verpesten, net als Hanoch van voor de zondvloed, en Babylon, en de grote stad Ninevé van na de zondvloed! Hoe groot waren deze steden eens en nu staan er in hun plaats slechts een paar armelijke hutten! Waar eens Hanoch stond, is nu een zee, net als op de plaats van het oude Sodom en Gomorra en de tien kleinere steden in de omtrek van de twee grote, die elk groter waren dan het huidige Jeruzalem dat ook niet meer zo groot is als in de tijd van David.
Hoofdstuk 14: Hoe passen aardse schatten in ons leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] IK zeg: "Mijn vriend, het heeft, hoewel zeer verborgen, een diepe betekenis! Salomo schreef het op zoals het hem door de geest werd gedicteerd maar zelf begreep hij er eigenlijk ook niet veel meer van dan jij nu. Want hij had wel de gave om wijs te spreken, maar hij had niet tevens de gave om het te begrijpen. Ook voor hem was veelonbegrijpelijk, want wat hij schreef waren woorden voor deze tijd, gevat in passende beelden.
Hoofdstuk 19: Het hooglied van Salomo. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] De morgenmaaltijd werd zo in korte tijd genuttigd en dat gebeurde zichtbaar met zeer grote eetlust, want de vissen waren zo smakelijk toebereid dat de heerlijke smaak meer dan normaal tot eten aanspoorde. Ook Mijn Jarah tastte gretig toe en haar Raphaël niet minder, wat verscheidene jonge levieten en Farizeeën zo zeer opviel dat zij zich onderling af gingen vragen, waarom de engel, die toch een echte geest moest zijn, de vissen en het brood en de wijn met een soort onbedwingbare trek opat en ook zijn lieflijke leerlinge flink aanzette om te eten, die zich er ook helemaal niet voor geneerde om behoorlijk met haar hemelse meester te wedijveren.
Hoofdstuk 20: Voorbereiding voor de genezing der misdadigers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] IK zeg: "Wel, Ik heb het je immers vooraf gezegd dat zij heel wat beroering zouden veroorzaken. Maar dat is niet zo erg, er is nog iets van de verdreven kwade demonen als een avondschemer in hun harten achtergebleven en zij moeten zich daarvan helemaal ontdoen, dan kunnen zij pas geholpen worden, maar geen moment eerder. Ook moeten wij hen hier nog enige tijd laten rusten en na een poosje zal de mooie dag hun zielen wat harmonieuzer stemmen. Je zult nog veel horen en dat zal jou noch iemand anders schaden. Want hun zielen zijn geen gewone zielen en behoren tot de betere werelden, daarom moeten wij ook veel geduld met hen hebben! Als zij meer tot zichzelf zullen komen, reken maar dat er dan nog heel wat loskomt! Maar geef hun nu meer brood en wijn; want nu worden ze pas echt hongerig en dorstig!"
Hoofdstuk 23: De nasleep van de demoneninvloed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Dat in deze tijd alles zich nog in zo'n wanordelijke toestand bevindt als ware het een onoverzichtelijke strijd, schijnt door het volgende te komen: De nu goede en hoogste levenspotentie, die wij God noemen, is met de slechte levenskracht, die wij satan noemen, nog lang niet in de gewenste orde, maar nog in een voortdurende onderdrukkingsstrijd, waaruit de hoogste levenspotentie tenslotte als overwinnaar tevoorschijn moet komen. Want de naar onze begrippen kwade kracht zou niet voortdurend tegen de goede strijden, als zij geen reden had om deze aan haar kant te willen krijgen.
Hoofdstuk 25: Mathaël's opvatting over de natuur. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Nee, nee, dat is niet mogelijk; jullie zijn dwazen met die hele leer van jullie over het eeuwige leven! Ja, als ik mij een schenker van het eeuwige leven kan voorstellen, die als hij dat wil, net als U, o Heer, iemand ook reeds op aarde het leven terug kan geven, dan doe ik alles opdat hij mij te eniger tijd ook het eeuwige leven zal geven. Maar als ik het mijzelf uit alle verborgen wijsheden der profeten op de een of andere wijze eerst bij elkaar moet zoeken, dan heb ik, zoals gezegd, niets van een eeuwig leven nodig! -Zo spreekt en sprak Cyrenius, de Romeinse opperstadhouder over Syrië en over alle landen van Azië, Afrika en een groot deel van Griekenland!"
Hoofdstuk 30: Het protest van Cyrenius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Maar een stekeblind mens is ondanks al zijn blindheid toch niet geheel zonder licht, want de fantasie van zijn ziel vormt voor hem toch steeds een bron van licht en de blinde ziet dingen die, doordat ze enigszins verlicht zijn, er als natuurlijke dingen uitzien, maar zij zijn niet blijvend en het licht daarvan ook niet. Soms is het helder, dan weer erg wazig en vaak verdwijnt het ook helemaal, zodat zo'n blinde dan echt gedurende enige tijd geheel zonder licht en werkelijkheid is.
Hoofdstuk 31: Mathaël over de weg naar het ware leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Als er zich echter in de dood, net als in het fysieke lichaam van een mens, een macht bevindt, dan is dat ook leven, ook al staat het op een zeer lage trap. Dit leven zal zeker niet met het echte leven gaan strijden om zichzelf te vernietigen, maar het zal zich aan het leven vastklampen en, daarmee vereend, worstelen tegen de veronderstelde macht van de dood zoals een doodziek lichaam begerig de beker der gezondheid vastpakt en naar de mond brengt om daaruit nog langere tijd met het eigenlijke leven te leven en er tenslotte geheel door opgenomen te worden.
Hoofdstuk 35: De dood met haar eigen wapens overwonnen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Mijn leerlingen hebben reeds het allernoodzakelijkste opgeschreven wat de mensen vóór alles nodig hebben. Lees dat, begrijp het en handel daarnaar en meer hebben jullie niet nodig vóór de tijd van Mijn verhoging aanbreekt!" -Daarmee stellen de vijf zich tevreden.
Hoofdstuk 36: De ware aanbidding van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] IK zeg: "Een kledingstuk heeft alleen maar tot doel de naaktheid van het lichaam te bedekken, of dat nu een staatsmantel is of een bediendenkleed. Voorlopig blijft het dus gelijk, of je de vijf een staatsmantel of bediendenkleding geeft. De kleding van een dienaar acht Ik veel hoger dan die van de staatsman, geef hen daarom bediendenkleding. In een staatsmantel zouden zij vanwege de mantel het mikpunt van spot worden voor de wereld en daar zijn zij te goed voor, hoewel op de wereld eigenlijk niemand goed is! In de loop van de tijd zullen zij terwille van Mijn naam nog genoeg spot te doorstaan hebben en daarom wil Ik niet dat zij vóór die tijd ook om wereldse redenen door de wereld bespot zullen worden."
Hoofdstuk 37: Julius en de twaalf politieke misdadigers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] MATHAËL zegt: "Een redelijk goede wil is al gelijk aan het halve werk. De mens mag het echter niet te lang alleen maar bij de goede wil laten maar moet die zo gauw mogelijk aan het werk zetten, omdat de wil anders in de loop van tijd afkoelt, zijn spankracht verliest en uiteindelijk te zwak en machteloos wordt om een goed werk te volbrengen.
Hoofdstuk 43: Waarheid is leven, leugen de dood. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Daar, een paar passen voor ons, zie je een boomstronk die stevig in de grond geworteld schijnt te zijn. Ga erop zitten, en ik verzeker je dat je in die situatie niet van die plaats wegkomt, ook niet binnen afzienbare tijd. Pas als hij verrot en helemaal vermolmd is, zul je gezamenlijk op de grond vallen. Als je ook dan nog niet van je lievelingszitplaats kunt scheiden, zul je tenslotte ook zeker samen vergaan. Want alles wat dood is, moet eerst volledig worden afgebroken wil het weer over kunnen gaan in de een of andere levenssfeer. Als je daarentegen naar zee gaat, je inscheept, de touwen losgooit, het zeil hijst en de stuurriem vastpakt, zul je niet op die plaats blijven, maar weldra een nieuw land bereiken waarin je veel nieuws zult leren kennen en de schatkamer van je ervaringen zult verrijken. Kijk, zolang je bezorgd bent over je lichaam en diens aangename en gemakkelijke leventje, zolang ook zit je op die stronk en kun je niet verder komen. Als je echter de overheersende zorg voor je lichaam helemaal opgeeft en alleen maar bezorgd bent om datgene, wat te maken heeft met het leven van de ziel en haar geest, dan stap je in het levensschip en zul je weldra voortgang maken. -Begrijp je deze vergelijking?"
Hoofdstuk 42: Ziel en geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29  ...