Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 16 van 1088

...  4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29  ...
[3] Jouw gang is nu gemakkelijk, doordat je aan mij een goedgetrainde voorganger hebt. Voor mij was het veel moeilijker, want ik had niemand die mij in mijn donkere nacht een goed getuigenis over Jezus had kunnen geven. Ik moest enkel op Zijn woorden vertrouwen en uit de wijsheid ervan opmaken, dat Hij werkelijk de enige, waarachtige God is. Bovendien werd ik niet minder dan jij, ja zelfs nog hier in het rijk van de geesten, geplaagd door de begeerlijkheid van het vlees, maar omdat ik overtuigd was van de diepe waarheid van Christus' goddelijke woorden, heb ik met kracht mijn zinnen bedwongen en werd met hulp van de Heer daardoor vlug en gemakkelijk overwinnaar van mijn vleselijke zwakheden, die als herinnering aan de wereld der zinnen door mijn ziel naar hier werden meegenomen.
Hoofdstuk 99: Robert bemoedigt de patheticus. De angstige zondaar aarzelt. Patheticus Dismas vermant zich eindelijk en volgt de bode van God - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[13] Bruno dankt Mij ontroerd en reikt meteen zijn broeders en vrienden de wijn aan. Deze verzekeren hem echter er niet eerder iets van te nemen, voordat hij er zelf van heeft gedronken. Maar Bruno houdt voet bij stuk en zodoende nemen de anderen dan dankbaar de wijn aan en drinken ervan naar hartelust. Ook van de wijn blijft er echter niets over. Alhoewel Bruno nog behoorlijk honger en dorst heeft, is hij toch innig verheugd dat zijn broeders gesterkt zijn en er meteen beter uit gaan Zien.
Hoofdstuk 107: Hemelse genademaaltijd. Toets voor het hart op liefde voor de vijand - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[6] Wie kan het opkomen van de zon aanschouwen zonder achting te hebben voor de grote Godheid? Wie wordt niet ontroerd bij het zien van hoge, majesteitelijke gebergten? Wie kan zonder ontzag en onverschillig naar de zee kijken? Wiens gemoed wordt niet geschokt door het machtige rollen van de donder? Kijk, dat zijn goddelijke zaken, waarvoor een ieder vol ontzag heeft. Maar het zogenaamde woord Gods, hoe is het wat de goddelijkheid ervan betreft dan daarmee gesteld? Als het voor de papen niets anders is dan een goed verkoopbare pommade, wat moet het dan wel zijn voor ons leken, die geen doctoren in de godgeleerdheid zijn?
Hoofdstuk 113: Rede van de lomperd over de misvorming van de religie door de priesters - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[4] Ik zeg: 'Mijn vriend, dit huis behoort niet aan een ketter en nog minder aan een gezelschap duivels toe. Dat zeg Ik je, de enige, eeuwige Heer van hemel en aarde, want in de hel wandelen nergens vrije gestalten in het licht van de hemelen. Komt deze echt hemelse broederschap je echter te verdacht voor, dan zie je daar de nog openstaande poort en buiten een weidse verte. Je kunt gaan of blijven, dat is ons om het even. De oneindigheid is ver, breed, hoog en diep genoeg. Zwijg nu of ga! Maar jij, broeder Blum, ga naar de grote, aangrenzende zaal en laat allen hier binnenkomen. Laat brood en wijn in overvloed op deze grote ronde tafel zetten, opdat deze blinde dwaas zich ervan mag overtuigen, hoe de zogenaamde duivels van dit huis eruit zien en hoe ze misschien zelfs gaar gestoofd en gebraden worden.'
Hoofdstuk 148: De franciscaan wordt door de aanblik van Robert Blum nogmaals sterk aan het twijfelen gebracht. Zijn angst voor de duivel wordt door de Heer met vaderlijke mildheid bejegend - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[21] Beiden komen nu vlug naar Mij toe, maar Ik ga hen enkele schreden tegemoet en zeg tegen Miklosch: 'Wel, heeft broeder Cypriaan toch niet de benen genomen? Daar ben Ik heel blij om! Komen jullie maar! Wat brood en wijn is nog voorradig. Eet en drink ervan naar jullie behoefte. Daarna zal Ik jullie allen naar het grote museum van dit huis leiden; daar zullen jullie grote ogen opzetten! Ga nu vlug aan tafel en kom eerst wat op krachten.'
Hoofdstuk 149: De franciscaan houdt halsstarrig vast aan de roomse leer. Miklosch geneest hem hiervan door middel van scherpe vragen. Nu is ook bij deze verstarde ziel het ijs gebroken. Zalige verwondering over de hemelse waarheden - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[13] Wij zullen nu de aangrenzende zaal binnengaan en vandaaruit naar het grote museum van dit huis, waar je dingen zult zien, waarvoor je zeker op je knieën zult neerzinken. Zelfs dan mag je nog niet denken dat daarmee al een grens gesteld is aan Mijn hemelen, maar dat het pas allemaal het allereerste begin ervan is!
Hoofdstuk 150: De franciscaan laaft zich. Met warme dank gedenkt hij de Heer. Het ware hemelrijk met nieuwe wonderen. Het gezelschap der zaligen in de hoofdzaal. 'O Heer, wat bent U groot!' - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[8] Nu beginnen zij die zich verontschuldigden, nog meer te aarzelen en een van hen zegt: 'Vrienden, zij praten zeer overtuigend en ik zou hen met geen woord van repliek kunnen dienen. Wat denken jullie ervan als we hier bleven en die drie naar onze vrouwen en vrienden lieten gaan?' Een ander zegt: 'Dan hebben we onze vrouwen voor het laatst gezien en gesproken!' De eerste zegt: 'Wat maakt dat eigenlijk uit? Een beetje minder hel om ons heen kan ons toch eerder baten. Voor het obscene vermaak dat onze vrouwen ons bieden, krijgen we weldra iets anders in de plaats. Ik blijf! Wie nog meer?' Een ander zegt: 'Als jij blijft, blijf ik ook! De anderen moeten maar doen wat ze willen!'
Hoofdstuk 122: Moeilijke missie van de drie theologen. Gelijkenis van de telescoop. Regels voor de missie. De beste weg. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] De bode zegt: 'Mooie, dierbare zuster, kijk, ik ben maar een knecht van de Heer en mag slechts doen wat me door de Heer wordt opgedragen, maar ik keer nu naar de Heer terug en zal je verzoek met klem aan Hem overbrengen. Wees ervan verzekerd dat ik je niet zal vergeten. Jij hebt je ook in mijn hart genesteld en ik weet eigenlijk niet of je er ooit weer uit zult verdwijnen. Het ga je goed, misschien zien we elkaar al over enkele ogenblikken weer terug.'
Hoofdstuk 117: Wie armen opneemt, neemt Mij op. Genezing en troost voor behoeftige zielen. De liefhebbende maagd. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[12] Ik zeg: 'Vrouw, wat wil je dan dat Ik voor je zal doen? Spreek!' Mathilde zegt: 'Heer, almachtige, eeuwige God, Schepper van alle creaturen en heiligste Vader van alle mensen en engelen! U ziet hier voor U een grote, heimelijke zondares en U zult wel het beste weten, welke duivels mijn vlees en eveneens mijn ziel zo lelijk hebben toegetakeld. Ik was het niet, want mijn wil was er volgens mijn zuiver inzicht steeds tegen en ik waarschuwde iedereen tegen het grote kwaad van zelfbevrediging. Toch was juist ik voorbestemd voor dit vreselijke kwaad! Ik, naar de geest de grootste vijand ervan, moest de draak van het vlees rechtstreeks ten offer vallen!
Hoofdstuk 92: Vervolg van Mathildes levensgeschiedenis. Onthullingen van de treurigste soort. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Dat heb je ook bij deze priesters kunnen zien. De angst voor de verschijningsvorm van de vlammende hellepoort leek hen bijna te doden. Na een poos zullen ze weer ontwaken en zich weliswaar nog in de kerk bevinden, maar het gebeurde zal hun als een afschuwelijke droom voorkomen. Zij zullen dan wijn en brood vinden en daar ze zeer hongerig en dorstig zullen zijn (wat steeds het geval is als de geest in de ziel vrijer en wakkerder wordt), zullen ze er ook gretig naar grijpen en het verorberen. Het open geschrift naast de broden zal hun duidelijk maken hoe ze aan de hel, waarvoor ze een ontzettende angst hebben, kunnen ontkomen. Hoewel enkele van hen tijdens hun aardse bestaan niet in de hel geloofd hebben, is het beeld ervan hun toch bijgebleven. Nu hebben ze de geopende muil en de hun zo verschrikkelijk lijkende vlammen gezien, waardoor het akelige beeld voor hen werd verwezenlijkt. Daardoor is hun ongeloof voor wat de hel betreft weer tot een levend geloof geworden. Daarom zullen ze volgens de aanwijzing van de geschreven opdracht in allerijl opbreken en zich naar buiten begeven.
Hoofdstuk 83: De verdere lotgevallen van de priesters van de domkerk. Het wezen van de wijsheidsgeesten en hun moeizame bekering tot de liefde. De militaire patrouille in het hiernamaals. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[15] Daarop zegt de koster: 'Maar er valt met u toch nog wel een beetje te onderhandelen? Ik verkies toch ook een honderdduizend jarig vagevuur boven de grote hel! Geef me dus het vagevuur in plaats van de hel! Wat doet het ertoe of er zo'n kerel als ik meer of minder in de hel wordt gebraden!' De hoofdcelebrant schreeuwt: 'Aha, het hellevuur begint al aan zijn ziel te lekken, dat voelt hij en daarom wil hij nu door ons verlost worden. Maar niets ervan! Weg met hem naar de hel, naar alle duivels!'
Hoofdstuk 81: De koster over christelijke gelijkheid en kerkelijke ongelijkheid. De hoofdcelebrant verdoemt de 'ketter'. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] De humorist zegt: 'Ja, uit het verloop van deze geschiedenis zou men wel iets dergelijks kunnen opmaken, maar over het geheel genomen kan ik jouw zienswijze toch niet delen. Want Paulus is werkelijk een wijze, zoals er in heel Wenen geen tweede te vinden is, en de zogenaamde Christus, weliswaar een echte Poolse jood, lijkt verder een buitengewoon goede man te zijn die niet in het minst de geslepenheid van een koopman bezit. De andere vier, de Kaukasische inbegrepen, zien er heel keurig uit en men ontdekt niets ordinairs aan hen. Laten wij dus ook meelopen alsof ons leven ervan afhangt. De zaak begint voor mij een heel ander aanzien te krijgen dan in het begin het geval was. Kijk eens naar boven, naar het firmament! De hemel is helemaal onbewolkt, er is geen zon en toch is er daglicht! Kijk ook eens naar deze ons welbekende straat! Zie jij behalve ons ook maar één ziel lopen? Alles is leeg, de huizen lijken uitgestorven, en op straat groeit, hoe ongelofelijk ook, het mooiste gras! Zeg me eens, valt jou dit niet op?'
Hoofdstuk 55: Fantastische vermoedens van de meelopers. Nieuwe, merkwaardige ontmoetingen. De reeds lang overleden voorouders uit het huis Habsburg-Lotharingen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[12] Ik zeg: 'Praat niet zo hard, Mijn dochtertje, want deze douanier heeft scherpe oren! Als hij dit zou horen, zou je moeilijkheden met hem krijgen.' Helena zegt: 'Maar Heer, slechter dan Satana zelf zal hij toch niet zijn?' Ik zeg: 'Dat hangt ervan af; als wachters zijn de honden naar hun aard vaak heel wat kwaadaardiger dan hun meesters. Meesters praten slechts, maar de honden bijten! Maar we komen nu al bij de tweede controlepost. Petrus begint al met de politie te praten; we zullen zien wat dat oplevert!'
Hoofdstuk 49: Het binnentreden van het gezelschap in de verschijningsvorm van de stad Wenen. Platvloerse taferelen bij de tolboom. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Helena komt en kijkt met grote aandacht door de geopende poort en zegt: 'Ja, dat is Wenen, ten voeten uit! En wij staan hier aan de voet van de Weense berg bij de 'Spinnerin am Kreuz'! O hemelse zoetheid: Wenen en nog eens Wenen! Dat is dus het glorierijke, vierde hemelse vertrek van jouw huis? Aha, nu kunnen wij in Wenen meteen weer uitkijken naar een betrekking. Nee, het is wel komisch: de hemel verwachten en in plaats daarvan op aarde in Wenen terechtkomen! Wat zeg jij ervan?'
Hoofdstuk 47: De poort gaat open en laat de stad Wenen zien. De aard van de verschijningsvormen in het hiernamaals. Robert verbaast zich over Cado's wijsheid. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] Minerva zegt: 'Vriend, dat is een oneindig grote, voor mij volkomen onuitvoerbare voorwaarde! Ik met jou meegaan naar de Heer der oneindigheid en de door mij nu boven alles gehate Cado ook nog meenemen? Alles behalve dat, want dat is mij zo goed als onmogelijk! Jij moet eerst mijn hart zuiveren, dan pas kun je met zulke voorwaarden bij mij aankomen! Jij zou met de onmiddellijke vervulling ervan geen eer inleggen bij God, omdat dit zou getuigen van een te geringe achting voor de almachtige Godheid. Ik zeg je, neem mij onvoorwaardelijk aan en je zult daar niet slecht bij varen!'
Hoofdstuk 34: Sahariël over het amen. Minerva's liefdesverklaring. Het wijze antwoord van de engel. Gelijkenis van de twee bronnen. Cado onthult de stand van zaken. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
...  4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29  ...