Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1529 resultaten - Pagina 16 van 102

...  4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29  ...
[6] Om zo'n bezit zal wel niemand haar benijden, en het zal opnieuw heel lang duren voor zo'n ziel uit zichzelf een verbetering van haar toestand in haar woonwereld tot stand zal brengen. Dan zullen er pure krachtmiddelen nodig zijn om haar gemoed tot leven en werkzaamheid te brengen! Pas door zeer veel noodsituaties zal zo 'n ziel tot een beeld over zichzelf komen dat er uiterst treurig zal uitzien, en aan de hand daarvan zal zij op haar grondgebied beginnen om de wegen te ordenen, waardoor zij niet meer zo gemakkelijk in de allerhoogste nood en vertwijfeling kan komen!
Hoofdstuk 237: Welke gevolgen het heeft wanneer hersenen geen geestelijk licht hebben. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] God is Zelf het grootste vuur van al het vuur en het sterkste licht van al het licht! Maar wie kan vuur verdragen, als hij zelf geen vuur is, en het grootste licht, als hij zelf geen licht is?! Kijk eens naar het linker brein, dat nog hier aanwezig is. Zie je er enig vuur in, of een lichtje ter grootte van het licht van een heliotroopkevertje in de nacht? Wat is er voor nodig alvorens dit brein geheel vuur en stralend licht wordt?!
Hoofdstuk 243: De noodzakelijkheid van aardse beproevingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] In het vuur zelf bevindt zich het licht en zodoende, geestelijk gezien, het zuiverste en hoogste weten en kennen; in de lucht, die doordrongen is met het licht van het vuur, is dan eveneens een volledig weten en kennen aanwezig, echter duidelijk in een reeds veel geringere mate. Wordt echter de rustiger lucht ook zodanig geactiveerd dat zij zelf vuur en licht wordt, dan is ook in haar overal het hoogste weten en kennen voorhanden.
Hoofdstuk 252: De 'Vader' en de 'Zoon' in Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] En mocht zo 'n hemelse geest, indien mogelijk, toch nog opstaan in de geheel verkommerde ziel, om te kijken en te voelen wat er allemaal in de hersenen van de ziel aanwezig is om de ziel behulpzaam te zijn bij het scheppen van een nieuw woon en werkterrein, dan zou de geest in de hersenen van de ziel toch niets vinden waarmee hij dat zelf, om haar te helpen, zou kunnen bewerkstelligen. Want van al het materiële dat de ziel in deze wereld in haar totaal bedorven, lichamelijke hersenen had opgenomen, kon onmogelijk iets in haar eigen geestelijke hersenen terechtkomen, omdat haar voor die overdracht het voornaamste levensmedium, het licht uit de levensvlam van de liefde tot God en daaruit voor de naaste geheel ontbrak!"
Hoofdstuk 236: Het ongeluk van de wereldse geleerde in het hiernamaals. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Maar laten we het niet hebben over de verhoudingen die hier aan déze kant heersen, want die zijn de vrucht van de verdorvenheid van de ziel, die we nu grondig kennen, maar laten wij ons eens richten op de meer dan ijzingwekkende gevolgen in het toekomstige, grote hiernamaals! De haren rijzen te berge alleen al bij een serieuze gedachte aan de meer dan afgrijselijk erbarmelijke toestand waarin zo'n verdorven ziel terechtkomt! Welke vloek is kleurrijk genoeg om dat door een menselijke mond te laten beschrijven?! Slechts de grootste kwellingen van het vuur, dat in de ziel zelf woedt, kunnen haar door middel van een onbeschrijfelijk gevoelige les in een wat draaglijker toestand brengen, waarvoor altijd meteen zoiets als een eeuwigheid, in de tijd gezien, nodig is! Hoe ontzettend veel zielen zullen dus vanaf nu, over myriaden jaren pas goed in de diepste en ijzingwekkendste ellende terechtkomen, om het pas weer na nogmaals myriaden aardse jaren maar net een haartje vrijer en zodoende draaglijker te krijgen!
Hoofdstuk 242: Schijnbare onrechtvaardigheden bij het leiden van zielen hier en aan gene zijde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Dat een ik pas dan volkomen gelukkig kan en moet worden, wanneer het zichzelf bepalend binnen Mijn orde is gekomen, dat weten jullie nu precies; want daarom heb Ik jullie nu gedurende bijna zeven dagen ononderbroken les gegeven en jullie teruggevoerd naar de oerwortels van de gehele schepping van de geestelijke en zintuiglijke wereld. Dat daarentegen een zielook zolang geen ware en duurzame gelukzaligheid kan bereiken, tot zij uit eigen vrije wil Mijn orde is binnengegaan, heb Ik jullie ook al heel vaak laten zien door woorden, daden en veel zichtbare voorbeelden, en Ik heb het jullie nogmaals met woorden duidelijk gemaakt. Hoe kan er dan enige liefdeloosheid, onbarmhartigheid, hardheid en ongerechtigheid in Mij aanwezig zijn? Of kun je datgene wat voor het bestaan van een mens noodzakelijk is, wel een hardheid in Mij noemen? Ja, met een greintje minder geduld en met evenveel minder lankmoedigheid, zou Ik hard en onrechtvaardig zijn, maar zo beslist niet!"
Hoofdstuk 244: De mens bepaalt zelf zijn lot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Zou Ik haar in één keer teveel kracht uit de hemelen geven, dan zou zo'n hemelse vrijgevigheid de ziel een afgrijselijke, wanhopige pijn bezorgen, waardoor zij uiteindelijk ondoordringbaarder zou worden dan een diamant en er niets meer in haar gebracht zou kunnen worden tenzij men haar geheel uiteen zou laten vallen, waardoor haar ik natuurlijk een dermate grote schok te verwerken zou krijgen, dat deze niet gemakkelijk door een persoonlijk tegenwicht, uitgaande van de ziel, opgevangen zou kunnen worden. Daardoor zou het zichzelf bewuste ik voor minstens aeonen aardse jaren verdwijnen en het zou zich daarna weer moeten verzamelen en zichzelf bewust worden, hetgeen voor de ziel in haar vrije, onlichamelijke toestand veel moeilijker is dan hier, waar zij daarvoor het lichaam ter beschikking heeft.
Hoofdstuk 246: Waarom de vrije mensenziel zelfstandig haar volmaaktheid moet bereiken. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] In deze dus noodzakelijk eeuwige, oneindige ruimte moet dan toch ook die oereeuwige kracht aanwezig geweest zijn, die de oorzaak is van de oneindige uitbreiding van de ruimte, die eeuwig steeds maar doorgaat, zonder welke de ruimte niet denkbaar zou zijn, terwijl die kracht net zo min zonder de ruimte denkbaar zou zijn. Deze kracht kan er maar e e n zijn, zoals de ruimte er ook maar e e n is; zij moet in zichzelf eveneens een centrum en in zekere zin een zwaartepunt hebben, evenals de oneindige ruimte zelf. Omdat de ruimte er als zodanig is, moet daarin ook het oneindige en dus meest vrije bestaan als zichzelf voelend tot uitdrukking komen; want hoe zou zij kunnen bestaan, als zij niet in haar volkomen vrijheid waar zou kunnen nemen dat zij bestaat?!
Hoofdstuk 253: De verschijnselen bij de doop van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] IK zeg: "Mensen die zo iets kunnen, zijn daarom niet voortreffelijker dan jullie die dat niet kunnen; want hoe dichter de ziel van een mens bij de dierenzielen staat, des te meer bezit zij van nature dat vermogen om zich tegenover hen verstaanbaar te maken, omdat zij zich dan helemaal volgens haar levensorde in een zuivere toestand bevindt. Als zij zich teveel met het lichaam verbindt, is het ook uit met de bijzondere eigenschappen, en de duistere wetten van de materie komen dan daarvoor in de plaats, en de ziel ondervindt dan ook schade van alles wat het lichaam maar kan schaden."
Hoofdstuk 260: Het gesprek met de ezel van Marcus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] De ENGEL zegt: 'Het wordt precies zo neergezet als jij hebt gevraagd. En in de naam van de Heer zij alles aanwezig watje van mij hebt gevraagd! Ga en bekijk al wat er is en zeg mij daarna of alles zo naar je zin is! Als je wat aan te merken hebt, doe dat dan; want nu kan er nog van alles aan veranderd worden! Morgen zou het te laat zijn, omdat wij dan beslist niet meer hier zullen vertoeven. Ga dus en bekijk alles goed!"
Hoofdstuk 3: De voorzienigheid van God en de vrije wil van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] In die toestand wordt de mens dan ook erg heerszuchtig, omringt zich met allerlei macht, en probeert dan op de meest meedogenloze wijze zich alles toe te eigenen uit angst ooit eens te kort te zullen komen.
Hoofdstuk 26: Cyrenius bejegent Roclus als vriend. De oorzaak van het verval van het priesterschap - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Maar de Heer laat een volk, zolang het nog maar een heel zwak schijnsel van het ware licht bezit, zeker niet aan de rand van de afgrond komen, omdat er in dit schijnsel toch nog enig besef aanwezig is dat hen waarschuwt voor het te gronde gaan.
Hoofdstuk 47: De vruchten van de nacht en de vruchten van het geestelijke - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Verder maak Ik je erop opmerkzaam, dat uit de menselijke geest, ook a1s deze nog niet volledig één is geworden met de ziel, toch een speciaal gevoel in de ziel stroomt en zich als iets puur geestelijks kenbaar maakt door zich alle gebeurtenissen ook al zijn die een eeuwigheid voor de huidige tijd gebeurd! steeds zo voor te stellen alsof zij nu gebeuren, of alsof de geest er toen ook reeds als oog en oorgetuige bij was. De afstand tot zulke reeds lang gebeurde dingen stelt de beperkte ziel er zich pas later in haar hersenen bij voor. In de ziel komt de herinnering in de plaats van dit geestelijke gevoel; maar de herinnering plaatst het feit niet in de tegenwoordig.e tijd, maar verplaatst het, afhankelijk van het tijdsverloop, naar de tijd waarin het plaats vond. De geest verplaatst zich echter geheel in de periode van handeling alsof hij daar aanwezig is, en haalt zich iets toekomstigs ook zodanig voor de geest alsof het reeds aanwezig is, hetzij reeds begonnen of ook wel als reeds lang gebeurd.
Hoofdstuk 255: De menswording van de Heer in onze scheppingsperiode en op onze aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Ook al zijn dan, door de inwoning in de zielen, delen van de algemene geest van elkaar afgezonderd, toch vormen zij steeds een volmaakte eenheid met de algeest, zodra zij de ziel tengevolge van de hiervoor vereiste wedergeboorte van de geest, geheel doordringen. Hun individualiteit blijft echter volkomen gehandhaafd, omdat zij, doordat zij levensbrandpunten zijn in de ziel met haar menselijke vorm, ook diezelfde vorm bezitten en daardoor met hun ziel, die eigenlijk hun lichaam is, als geesten die alles op dezelfde wijze zien en voelen ook noodzakelijkerwijs dat voelen en uiterst helder waarnemen wat er allemaal strikt persoonlijk in de hun omsluitende zielen aanwezig is. En om diezelfde reden kan dan ook een ziel zodra die door haar geest geheel en al vervuld is, ook alles zien, voelen, horen, denken en willen, omdat zij op die wijze dan volledig één is met haar geest.
Hoofdstuk 256: De uitstralende levenssfeer van de ziel en die van de geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] RAPHAËL zegt glimlachend: 'Enig idee heb je er wel van gekregen; maar met jouw 'noodzakelijke gevolgen' en met onze 'noodzakelijke voorzieningen' en 'langdurige voorbereidingen' zitje er glad naast, -waarvan een paar duidelijke voorbeelden je meteen helemaal zullen overtuigen! Kijk hier eens rond, bepaal een plaats, en eis van mij volkomen willekeurig, waar en wat voor soort boom of bomen, volgroeid en rijk beladen met rijpe vruchten, je wilt hebben! Of wil je verschillende soorten? Kortom, zeg het, dan zullen zij ook onvoorzien en onvoorbereid blijvend aanwezig zijn, en duizend jaar zal niet in staat zijn de sporen van hun bestaan volledig uit te wissen! Dus laat horen wat je wilt, dan zul je direkt een waarachtig wonder zien dat nog nooit op een of andere wijze voorbereid en voorzien is"
Hoofdstuk 3: De voorzienigheid van God en de vrije wil van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29  ...