Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

13994 resultaten - Pagina 16 van 933

...  4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29  ...
[6] ROCLUS zegt: 'Van een werkelijk begrijpen kan geen sprake zijn; maar ik maak er wel uit op dat wij in jouw nabijheid voor ons bestaan zeker niets te vrezen hebben, en dat is voor ons voorlopig al heel veel! Maar waar laat je toch zulke grote hoeveelheden? Heb je soms een soort struisvogel maag, die voor zover ik weet ook de hardste steen kan verteren? Zelfs de hardste metalen schijnen voor een struisvogel ware lievelingskost te zijn! Maar hoe het ook zij, - je bent en blijft nu eenmaal een wonderlijk wezen!
Hoofdstuk 81: Het verschil tussen Raphaël's persoon en wezen en dat van de aardse mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Ik dring er echter niet op aan, ofschoon het mijn wens is; want ik ben ook zo voor mij in hoogste mate gelukkig en kan niets anders zingen dan 'Heilig, heilig, heilig!' voor Hem, die nu een Mens van vlees is geworden om alle mensen van deze aarde en alle bewoners van de hemel om te vormen tot Zijn kinderen, -dat wil zeggen, als de bewoners van de hemelen dat willen en de Heer daarom vragen in hun hart! Want ook in de hemelen slaan talloze harten vol vurige liefde voor God de Heer en waar zij om vragen wordt hen ook steeds toegestaan. .
Hoofdstuk 82: Over de wonderen van Raphaël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Maar met kennis en vaste wil alleen kun je mets of maar zeer weinig tot stand brengen! De vaardigheid in de toepassing van de wil van God in het eigen hart verkrijgt men echter alleen door de macht van de zuivere liefde tot God en daardoor tot de naaste; want alleen deze echte liefde brengt in de ziel het levende geloof teweeg en een onwrikbaar vast vertrouwen, zonder welke ook de meest gelouterde tot niets of tot weinig in staat is.'
Hoofdstuk 82: Over de wonderen van Raphaël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Wie derhalve in die tijden zulke stenen droeg, werd door het volk steeds als een patriarch en als een wijze gezien. Zodoende hadden in die tijd koninklijke sieraden een echte en ware reden. In deze tijd zijn ze echter niets anders dan een ijdel uithangbord van aardse rijkdom en hoogmoed, als ook van liefde voor pracht en praal, zelfzucht en de bovenal verdoemenswaardige heerszucht. Weliswaar zijn keizers, koningen, vorsten en generaals nog steeds met deze wijsheidstekenen getooid; maar waar is de oude ware reden?! -Daarom is datgene, wat ooit bij de ouden een van de belangrijkste deugden was, nu een van de belangrijkste ondeugden geworden!
Hoofdstuk 87: Over sieraden van goud en edelstenen bij heersers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Wie dit alles inziet en het trouw in acht neemt, zal vast en zeker de vervolmaking van het leven bereiken en de dood nooit voelen noch ooit op wat voor manier dan ook waarnemen; want wie al in dit lichaam het eeuwige leven van zijn geest heeft doen ontwaken, zal bij het afvallen van dat lichaam niets dan een hem boven alles zaligmakende bevrijding in het heldere bewustzijn van zijn volmaakte bestaan duidelijk en juist waarnemen, tevens zal zijn gezichtsvermogen verruimd worden tot in het oneindige!
Hoofdstuk 90: De belangrijkste taak van de mens: een volkomen evenbeeld van God te worden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] IK zeg: 'Wat je nu zegt is goed en juist! Maar Ik moet je er wel bij zeggen, dat juist omdat Ik Heer ben van de tijd, en de tijd vanuit Mijzelf verdeeld en vastgesteld heb en Ik in zekere zin de tijd eigenlijk Zelfben en omdat deze niets anders is dan Mijn hoogst eigen onveranderlijke orde, is het Mijzelf nagenoeg onmogelijk om in strijd met de tijd te handelen; want als Ikzelf in zou gaan tegen Mijn orde, dan zou je spoedig nog maar heel weinig van al die schepselen zien wier bestaan afhankelijk is van Mijn eeuwig onveranderlijke orde.
Hoofdstuk 91: Alles heeft zijn tijd - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] ROCLUS zegt: 'Over wie anders? Jullie zijn immers satans zwarte gespuis en kunnen daarom geen licht verdragen! Hoe durven jullie de Heer en Meester van eeuwigheid, die jullie daarvan al zoveel buitengewone bewijzen met woord en daad heeft geleverd, met jullie oude walgelijke venijn zo schandelijk bezoedelen?! Vrezen jullie dan niet dat zelfs de aardbodem zich hiervoor op jullie zal wreken?! Wie kan Hij zijn, die de berg in zee toeroept: 'Verga en ga te gronde!', en op hetzelfde moment gaat de berg te gronde?! Kan een duivel - volgens jullie opvatting - ooit deemoed en de hoogste liefde tot God en de naaste prediken?! O, jullie enorme ossen en ezels tegelijk, hoe vreselijk woest en verward moet het er in jullie hersenen uitzien, dat jullie niet inzien dat een duivel, als er volgens jullie opvattingen ooit een bestaan heeft, ten opzichte van God de Heer het meest machteloze en daarom allerarmzaligste wezen moet zijn naarmate het verder van de orde van God afstaat!
Hoofdstuk 93: Roclus richt scherpe woorden tot de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Wanneer nu volgens het meest wijze en ware woord van de Heer alle kracht en macht slechts in de liefde tot God de Heer bestaat, welke kracht en macht heeft dan jullie Beëlzebub, die vol bittere haat tegen God is, tengevolge van deze smadelijke eigenschap? Als wij mensen al door gebrek aan juiste en ware kennis van God, en alleen daardoor ook zeker door gebrek aan ware en alles uitsluitende liefde tot Hem, zwakke en niets vermogende wezens zijn, hoeveel te meer dan jullie duivels, die God heel goed moeten kennen, maar Hem desondanks haten in een voor ons onbegrijpelijk hoge mate! Wel -, hoe is het mogelijk, dat een wezen dat God volop kent, Hem toch boven alles haat, -waarlijk, om dat te begrijpen en te kunnen verteren heb je zonder meer een Farizeese zwijnemaag nodig! Zo'n maag neemt weliswaar geen varkensvlees tot zich; maar de reden daarvan schijnt te zijn dat, zoals dat in de natuur gebeurt, het ene varken het andere niet vreet!
Hoofdstuk 93: Roclus richt scherpe woorden tot de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Dat wil zeggen, dat hun kracht niets is ten aanzien van mensen die zich eenmaal volledig de liefde en de wil van de Heer hebben eigen gemaakt. Maar bij mensen die nog halfslachtig zijn, bij wie noch het geestelijke noch het materiële de doorslag geeft wanneer je dat in de weegschaal zou leggen, kan toch een duidelijk merkbaar overwicht aan de materiële kant van de morele weegschaal ontstaan, wanneer er in hun ziel de een of andere begeerte aanwezig is die door toedoen van een gelijkgestemde demon versterkt wordt. Dan maakt de ziel zich natuurlijk veel moeilijker uit het materiële los om in het geestelijke over te gaan.
Hoofdstuk 94: Raphaël verklaart voor Roclus de begrippen 'satan' en 'duivel' - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] De weg hierheen naar de oude visser Marcus zijn wij beiden voor ons plezier heel vaak gegaan. Hebben wij echter ooit ook maar het minste Voorteken waargenomen dat voor ons beiden hier eenmaal het grootste levenslicht zou opgaan, dat wij juist hier de enig ware God, van wie wij niet één keer ondanks alle zoeken ooit enig begrip konden krijgen, niet alleen begripsmatig, maar -incredibile dictu** (** ongelooflijk om te zeggen) - zelfs volkomen persoonlijk zouden leren kennen, en dat op een manier die niet de minste twijfel laat bestaan? Kijk, zo gaat het met alle dingen vanuit God! Als men eigenlijk helemaal niets meer zoekt, dan vindt men vaak duizendmaal meer dan men gezocht heeft! ...
Hoofdstuk 105: De onbegrijpelijke wegen van de Voorzienigheid. Waarom Stahar ten aanzien van de heer twijfelde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Na ongeveer ruim een half uur verhief IK mij snel en zei met luide stem: 'Mijn kinderen, broeders en vrienden! Ik zie dat jullie er allemaal in zeer gespannen verwachting naar uitzien of Ik niet iets zal doen of zal zeggen. Maar waarlijk, Ik zeg jullie dat Ik dit keer verder niets te zeggen en te doen heb bij jullie; want Ik heb gedurende de tijd van zeven dagen dat ik bij jullie was bijna alles uitputtend besproken, en gedaan wat voorlopig voor jullie nodig is om in de komende tijd Mijn rijk volledig in je hart op te nemen. Maar jullie grote gespannenheid zet Me ertoe aan om voor jullie nog steeds iets te zeggen en te doen, ofschoon ook Mijn ledematen enigszins moe zijn geworden. Maar wat doet de liefde der liefde niet allemaal? Luister dus aandachtig en doe je ogen wijd open!
Hoofdstuk 107: Een voorspelling van de Heer over de toekomst: de volksverhuizing - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Morgen nemen wij voor langere tijd afscheid en Ik zal over bijna een jaar deze streek weer bezoeken en met Mijn voeten betreden; maar omdat Ik hier zo'n grote overwinning heb bevochten en daarom een blijvend monument in de vorm van dit badhuis en de nieuwe haven heb opgericht, dat niet gemakkelijk ooit geheel verwoest zal worden -behalve in een tijd dat het geloof aan Mij zal verdwijnen en daarmee de liefde -, wil Ik dan ook nog iets doen. Dan echter, als geloof en liefde onder de mensen niet meer zullen bestaan, zullen hordes barbaren deze landen binnenvallen en alle gedenktekens verwoesten van deze grote tijd, die zich sinds Mozes tot aan Mij over deze landen heeft uitgebreid.
Hoofdstuk 107: Een voorspelling van de Heer over de toekomst: de volksverhuizing - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Dit zou wel gemakkelijk te verhoeden zijn; maar toch zal het niet verhoed worden. Dit badhuis zal nog wel bestaan en de haven, en het wordt niet verwoest in de tijd dat Jeruzalem zal vallen; maar toch zal het geen vijfhonderd jaar oud worden. Want Ik zeg jullie, met Jeruzalem zal het beginnen; maar de mensen zullen zich niets gelegen laten liggen aan de waarschuwing die aan Jeruzalem zal uitgaan, en ze zullen vervallen in allerlei arglist, wereldsgezindheid, kwaad, trots, leugen, zelf en heerszuchthoererij en echtbreuk. Dan zal er een volk opstaan in het verre Oosten en deze landen overspoelen als een grote Egyptische sprinkhanenplaag en alles verwoesten: mensen, vee en alle steden, plaatsjes, dorpen en afzonderlijke woonhuizen, en dat volk zal dan de volkeren tot ver in Azië Afrika en Europa onderwerpen, net zo lang tot er over alle goddelozen een groter en algemener gericht zal komen!
Hoofdstuk 107: Een voorspelling van de Heer over de toekomst: de volksverhuizing - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Wat moet er met dit substraat, als al het intelligente leven zich hieruit vrij heeft gemaakt? Moet het als een min of meer uitgebrande klomp puimsteen, dat geen enkele verdere bestemming meer heeft, als volledig dood in de eindeloze ruimte ronddrijven? Of zou het toch nog iets moeten of kunnen zijn in de sferen van de levende en op de meest verschillende manieren voleindigde geesten? Ja, het moet iets zijn; want niets kan in de eindeloze ruimte, die ook Mijn rijk is en Mijn eeuwig woonhuis, als geheel dood en zonder enige bestemming ergens bestaan! Maar als er van een bestemming sprake is, dan is dit zeer zeker een geestelijke bestemming, die eeuwig duurt omdat er nooit ergens een materieel eeuwige bestemming kan zijn.
Hoofdstuk 111: Het einde van de aardse materie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Deze mensen hebben ook af en toe op dromen gelijkende vermoedens dat er ergens kinderen van de allerhoogste, eeuwige geest bestaan,.en ze koesteren heel in het geheim ook niet zelden het verlangen om tegen iedere prijs Mijn kinderen te worden; maar meestal is zoiets absoluut onmogelijk. Want alles moet in de eigen orde blijven bestaan, zoals bij een mens, bij wie ook de delen en organen van het kniegewricht niet in de edele ogen van het hoofd veranderd kunnen worden en de tenen van de voeten in ieder geval niet gemakkelijk in de oren. Alle ledematen van het lichaam moeten blijven wat ze nu eenmaal zijn; en ook al verlangen de handen nog zo zeer om ook te kunnen zien, dat helpt niets, -ze blijven geheel gezond en gelukkig blinde handen, krijgen echter toch ruim voldoende licht door de edele ogen in het hoofd. .
Hoofdstuk 113: De mensen van de sterrenwerelden en het kindschap van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29  ...