Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

5767 resultaten - Pagina 17 van 385

...  5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30  ...
[13] Wat denk je, is de boom niet heerlijker dan alle pracht van de tempel te Jeruzalem?! De boom is een puur werk van God, hij leeft en geeft een vrucht als voedsel. Maar waartoe is de tempel in staat? Ik zeg u allen: alleen maar tot hoogmoed, toorn, nijd en de schreeuwendste naijver en heerszucht, want hij is niet het werk van God, maar slechts een ijdel mensenwerk!
Hoofdstuk 49: ledere dag is van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Ik zeg: 'Maar het is toch ook helemaal niet nodig, dat de sabbat geheel opgeheven wordt; alleen maar het dwaze van de sabbat! God de Heer heeft onze dienst en onze eer niet nodig, want Hij heeft de wereld en de mensen zonder enige vreemde hulp geschapen en verlangt van de mensen slechts, dat ze Hem erkennen en met al hun krachten zullen liefhebben, en dat niet alleen op de sabbat, maar dag in dag uit zonder onderbreking!
Hoofdstuk 50: Voor de naastenliefde kent geen rustdag. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] De geest moet echter tengevolge van de orde, die God genoodzaakt was in te stellen, een bepaalde tijd in de materie van het vlees van deze wereld ondergedompeld zijn, om sterk te worden in zijn vrijheid en bijna volledige onafhankelijkheid van God. Wordt hij dit niet, dan kan hij God niet zien en nog minder kan hij in, naast en bij God bestaan. (Juist wanneer de geest echter in de materie rijp wordt, en gehard wordt in de vrijheid en onafhankelijkheid van God, dan loopt hij onvermijdelijk gevaar zelf door de materie verslonden en tesamen daarmee gedood te Worden, uit welke dood men slechts zeer moeilijk en met veellijden weer tot leven in God gewekt kan en moet worden) -Op deze wijze zei de Heer dus niet tegen de vleselijke mens, maar tegen de geestelijke mens: 'Als het oog je ergert, ruk het uit en werp het weg, want het is beter met één oog de hemel in te gaan - dan met beide naar de hel!', wat zo ongeveer betekent: Als het licht van de wereld je te veel aantrekt, verzet je dan en keer je van dat licht af, want het zou je in de dood van de materie trekken! Ontneem je dus zelf, als geestelijke mens, het lege genot van de wereldse zaken, en wend je met je ziel naar de puur hemelse dingen! Want het is beter voor je om zonder alles, wat de wereld als kennis te bieden heeft, het rijk van het eeuwige leven binnen te gaan, dan met te veel wereldse kennis enerzijds, en te weinig geestelijke kennis anderzijds door de stoffelijke dood opgeslokt te worden!
Hoofdstuk 42: De bergrede door Nathánaël duidelijk uitgelegd. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Al het volk dat geloofde, at mee; slechts een nog ongelovig deel ging naar huis, want dat dacht, dat het een valstrik was. Dat kwam, omdat het merendeels geïmmigreerde Galileeërs waren, waaronder velen uit Nazareth, die Mij kenden en ook Mijn leerlingen, die ze vaak op de vismarkt hadden gezien. Zij zeiden ook tegen de inheemse Samaritanen: 'Wij kennen hem en zijn leerlingen; hij is timmerman van beroep en zijn leerlingen zijn vissers. Hij was bij de Essenen in de leer, en die zijn goed bedreven in allerlei kunsten, in de heelkunde en in buitengewone toverij. Dat heeft hij daar geleerd, en nu oefent hij zijn perfect geleerde kunst uit om de Essenen een grote aanhang en veel inkomen te verschaffen. Deze jongemannen zijn verklede en door dezelfde Essenen in de Kaukasus gekochte en welopgevoede meisjes; die konden wel eens de grootste aantrekkingskracht uitoefenen! Wij laten ons echter niet zo gemakkelijk verlokken, want we weten dat met de God van Abraham, Isaäk en Jacob volstrekt niet te spotten is. Maar voor de Essenen, die zo ongeveer van mening zijn dat hun voorvaderen de wereld geschapen hebben, is het gemakkelijk te spotten met wat voor hen niet bestaat. Zolang wij aan een God van Abraham, Isaäk en Jacob geloven, hebben we die Esseense goocheltrucs niet nodig; en mocht het zijn, dat we ooit ons geloof verliezen, dan zullen de Essenen met hun slimme afgezanten zeker niet in staat zijn om dat te vervangen, maar dan zouden ze maken dat we pure Sadduceeën werden, die in geen opstanding en eeuwig leven geloven. Daarvoor behoede ons Jehova!' Met zulke opmerkingen gaan ze naar huis terug.
Hoofdstuk 47: Bij Irhaël. ledere heer heeft dienaren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] De opperpriester zegt vol wroeging over deze waarheid: O wat een heilige pure waarheid komt er uit Uw mond! Ja, nu is mij alles duidelijk! Nu pas hebt U, o Heer, de drievoudige doek van Mozes geheel van mijn ogen weggenomen! Nu, o Heer, zijn er geen tekenen meer nodig, want hier is Uw heilige ware woord alleen voldoende! En ik verklaar nu uit volle overtuiging, dat van nu af aan, al degenen, die U geloven vanwege de tekenen en niet vanwege het ware woord, geen echt levend geloof hebben en slechts trage en machinale uitvoerders van Uw leer en Uw heilige wil zullen zijn. Bij ons zal het echter anders zijn! Niet de tekenen, die wij tijdens Uw aanwezigheid ontvingen, maar alleen Uw heilige ware woord zal in onze harten de bron zijn voor het echte levende geloof en de totale liefde voor U en uit U, en, terwille van U, zal het ook de bron zijn voor de juiste hoeveelheid liefde voor alle mensen. En verder geschiede alleen Uw heilige wil, die U, o Heer, ons nu zo overduidelijk en voor eeuwig waar hebt meegedeeld!'
Hoofdstuk 50: Voor de naastenliefde kent geen rustdag. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] De opperpriester zegt een beetje verlegen: 'Heer, ik heb een lieve vrouw, die net als ik al enigszins op leeftijd is, en ik heb ook zeven kinderen, maar tot mijn spijt zijn het alleen meisjes van twaalf tot een en twintig jaar. Zoals U weet strekt het een Israëliet nu juist niet tot eer als hij geen mannelijke nakomelingen heeft, daarom - Heer, heb geduld met mijn zwakheid! - durfde ik niet met al die vrouwen in de openbaarheid te komen!
Hoofdstuk 52: De belastering van de dochters van Jonaël. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Ik hoorde wel dat ze dat zeiden, draaide Mij om en zei tot hen: 'Ik ben allang bij jullie, maar je hebt Mijn hart nog nooit zoveel vreugde gegeven als deze zeven dochters hier! Ik zeg je, zij zijn al op de goede weg en hebben het beste deel gekozen; als jullie niet dezelfde weg gaan, dan zul je nauwelijks in Mijn rijk komen! Want de kinderen, die zó tot Mij komen, zullen ook bij Mij blijven, degenen echter, die alleen maar met lof en prijs komen, zullen slechts Mijn weerschijn, maar niet Mijzelf in hun midden hebben!
Hoofdstuk 54: Bij Jonaël. Kritiek van de leerlingen op de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] De koopman zegt: 'Waarlijk in alle ernst brand ik nu van nieuwsgierigheid om deze oostvleugel van mijn kasteel te zien, waarover mijn voorvaderen slechts bij geruchte wat gehoord hebben! De fundamenten zijn hier en daar nog wel te zien, maar dat is dan ook alles wat ik ooit gemerkt heb van deze vleugel van dit kasteel, die eens zo mooi moet zijn geweest.' -Nu pas gaat de koopman vlug voorop en wij volgen hem.
Hoofdstuk 60: Bij de Heer is de echte wil gelijk aan de daad. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] De koopman zegt: 'O Heer, o Heer, hoe staat het nu met me?! Daarnet vroeg ik u, of ik wel wakker was, of dat ik sliep en droomde; nu vraag ik u, of ik nog leef. Want zulke dingen kunnen op de echte aarde toch niet gebeuren!'
Hoofdstuk 61: Een wonder maakt de geest niet vrij. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] De koopman doet dat erg veel genoegen en hij zegt: 'Heer, omdat U mij de eer aangedaan heeft om aan deze tafel te komen zitten, waaraan: ik ben gaan zitten, zal ik van nu aan een tiende deel van alles wat mijn goederen opbrengen aan de armen geven, en alle belasting, die ze aan de Romeinen moeten afdragen, zal ik voor tien jaar vooruit betalen! Daarna hoop ik dat God, Uwen onze Vader, ons door U, o Heer, van deze plaag verlossen zal, waaraan ik met al de mij ten dienste staande middelen zal meehelpen, zoals ik U dat buiten reeds waarachtig en getrouw heb aangeboden.
Hoofdstuk 62: De Heer opent voor allen de weg naar de hemel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Daarom moet men bij dit sap heel goed opletten wie men ervan Iaat genieten! Maar Ik wil je toch wel een wijnberg met zulke wijnstokken schenken, als je er maar op Iet wien je dit sap te drinken geeft! De versterkte liefde kan wel veel goeds verrichten; maar het is beter wanneer de liefde door Gods woord versterkt wordt omdat ze dan blijft, terwijl ze bij het genieten van deze drank maar tijdelijk is, en dan weer vervluchtigt zoals dit sap zelf. Let daar ook goed op, anders veroorzaakje iets slechts inplaats van iets goeds!'
Hoofdstuk 63: De uitwerking van hemelse en aardse wijn. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Ik zeg: 'Laat het echte beheer maar aan God de Heer over, en geef aan degenen, die de Heer naar je toestuurt, en dan zal je vermogen niet kleiner worden! Heb je dan niet vele en grote akkers en weiden, en tuinen volooft en druiven, en zijn je uitgebreide stallen niet volossen, koeien, kalveren en schapen? Kijk, als je daarmee handel drijft, dan zal de zegen van God je steeds datgene volledig vergoeden, wat je in de loop van het jaar aan de werkelijk armen hebt gegeven; maar wat je op de rentegevende rekening van de rijken wegzet, zal je van bovenaf nooit worden vergoed, en je zult veel zorgen hebben en je steeds afvragen, of ze je geld wel goed beheren. Doe daarom, zoals Ik je nu gezegd heb, dan zul je een goed en zorgeloos leven hebben, en alle armen zullen je liefhebben en overal waar het maar mogelijk is zegenend van dienst zijn, en de Vader in de hemel zal je doen en laten steeds zegenen; en zie, dat zal beter zijn dan de steeds grotere zorgen die de rentegevende rekeningen je zullen geven!'
Hoofdstuk 58: Het vlees heeft een aards einde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Daaraan kunt u zien, dat ik echt wel aan de armen denk; maar het zij verre van mij, dat ik om die reden de verhevenste geest zou vragen, dat Hij ofwel aards of hemels mijn geld zou beheren! Als Hij iets wil doen en ook al werkelijk iets gedaan heeft, waaraan ik niet twijfel, dan laat ik dat afhangen van Zijn vrije heilige wil! Ik heb echter zo'n onbegrensde eerbied voor Hem, dat ik het nauwelijks waag Hem daarvoor te bedanken, want ik geloof dat door zo'n zuiver materiële dank, waarmee ik Hem eigenlijk zeg dat ik geloof dat Hij mij als handlanger van dienst geweest zou zijn, ik Hem helemaal niet zou eren. Ik leef en werk daarom zo rechtvaardig mogelijk volgens de wet met mijn door God verkregen krachten, en bind de bek van os en ezel niet dicht als ze mijn oogst dorsen; maar de grote Geest eer ik alleen op Zijn dag! Want er staat geschreven: 'De naam van uw God zult u nooit ijdel uitspreken!'
Hoofdstuk 59: Ezau's slot. Vrees voor Wie hij lief moest hebben. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] O Heer, bevrijd ons slechts van deze plaag, en geef dat de Joden van Jeruzalem weer met ons samen willen gaan, want ze hebben zich mijlenver van de oude waarheid verwijderd! Bij hen heerst alleen maar zelfzucht, machtshonger en praal; aan God denken ze nooit en van naastenliefde is geen spoor meer te vinden! Garizim verachten ze, maar de tempel van Jehova in Jeruzalem hebben ze veranderd in een wisselkantoor en handelszaak! En zegt men hen, dat ze misdadigers zijn in het heiligdom van God, dan vervloeken ze degene, die ze de waarheid durft te zeggen! Heer, dat moet anders worden, zo kan het niet meer blijven! En als het zo blijft, dan kunnen we weldra een nieuwe zondvloed verwachten! Overal in de wereld niets dan heidenen, en in Jeruzalem en in Judéa leven Joden, priesters, levieten, schriftgeleerden, Farizeeën en wisselaars en handelaars, die allemaal bij elkaar tienmaal erger zijn dan alle heidenen! Kortom, de wereld is nu vele malen erger dan ten tijde van Noach! Als dit kwaad niet wordt verholpen en de Messias geen vlammend zwaard in de hand neemt, komen we zeer waarschijnlijk weer tot het bouwen van een nieuwe ark! Heer, doe dus, waar U mogelijkerwijs toe in staat bent! Ik ben altijd tot Uw hulp bereid!'
Hoofdstuk 62: De Heer opent voor allen de weg naar de hemel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Jaïruth zegt: 'O Heer, dat is alweer een tegenvaller! Want wie kan er Voor instaan dat hij niet één keertje per jaar in gedachten, woorden en daden zondigt?! Met een paar van die tuchtmeesters erbij, die alles weten, zou dat niet zo'n leuke geschiedenis worden! Daarom zou ik ook dit verzoek weer willen intrekken, en alles moet blijven zoals het is en was.'
Hoofdstuk 64: De wil van de Heer is de kracht van de engelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30  ...