Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1972 resultaten - Pagina 17 van 132

...  5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30  ...
[12] CYRENIUS zegt: "In bijzondere gevallen wel, vooral als de profeet eerst voor een fatsoenlijke rechtbank heeft aangetoond dat hl] helemaal geloofwaardig is! Als de rechtbank niets tegen hem inbrengt kan hij zelf, evenals een uitspraak van een getest orakel, dienen als rechtsgeldig, algeheel bewijs! Want alleen de rechter heeft het recht de geldigheid van de getuige te aanvaarden of te weigeren, of te bekrachtigen en vast te stellen of hij wel of niet ontvankelijk is!" .
Hoofdstuk 137: Onderlinge beraadslagingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Ik ben strenger dan iedere andere rechter, maar ik ben zeer rechtvaardig ten opzichte van iedereen. Als iemand tijdens het noodzakelijke onderzoek leed heeft ondergaan en zijn onschuld blijkt, tracht ik zoveel in mijn vermogen ligt het geleden leed in vreugde en geluk om te zetten, waarvoor deze nieuwe koning voor jullie als bewijs kan dienen.
Hoofdstuk 143: De mening van de overste der Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Door uw rechtbanken worden velen tot de kruisdood veroordeeld die als mensen veel en veel beter zijn dan die gewetenloze ellendeling daar! Ik ben echter geen rechter en mag daarom ook niemand te veroordelen, maar ik ben toch wel erg blij dat deze kerel zo mooi in het net verstrikt is geraakt!"
Hoofdstuk 146: Het karakter van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] En EBAHL staat op en zegt: "Geëerde vriend! Vossen en handige mensen zoals uw Proteus zijn moeilijk te vangen. De vossen omdat ze altijd zorgen voor twee uitgangen en de anderen omdat die zich in alles kunnen veranderen, zelfs in de elementen. Daarom wil ik hier het volgende zeggen: Daar u op grond van datgene wat u door de waarachtigste en betrouwbaarste getuige -die u net zo goed kent als ik -over deze mensen werd gezegd, zeker geen twijfel kunt hebben of het zo is of niet, maar anderzijds als wereldlijk rechter tegenover de wereld toch slechts een oordeel kunt vellen over iets, waarvan uw oor en uw oog zich uiterlijk kunnen overtuigen, geef ik hier de volgende raad: Laat deze lastige vragers gaan. Doe dat zonder ook maar iets in te willigen van datgene wat zij hebben gevraagd en zonder hen door een oordeel tot enigerlei straf te veroordelen! Daarmee heeft u aan de innerlijke, geestelijke waarheid en aan het wereldse verstand volledig voldaan! Dat is mijn mening!
Hoofdstuk 137: Onderlinge beraadslagingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] EBAHL zegt: "Probeer het, maar ik sta er voor in dat u na de eerste protesten van de overste, de bewakers niet snel genoeg zult kunnen laten verdwijnen! Wij hebben voor de bultenwereld immers helemaal geen spoortje van een Causa Criminis (strafrechtzaak) Er is geen aanklager, dus kan er ook geen rechter zijn! Het stille getuigenis van de Heer kunnen wij in dubbelopzicht niet als aanklacht beschouwen. Ten eerste ontbreekt daaraan ieder werelds kenmerk van een bewijs van schuld en ten tweede zou de Heer Zelf, in werelds opzicht, slechts als een halve getuige.gelden. Want zeker nu zou men zich niet op zijn goddelijkheid en zelfs met eens met volledig wettelijke geldigheid op zijn voorspellende gave kunnen beroepen Ante forum Romanurn (voor het Romeinse gerechtshof). Wij weten natuurlijk wel precies wie Hij is, maar de dorre Romeinse wet kent onze Heer en Meester nog lang niet en dus ook Zijn door Zijn wijsheid ingegeven verklaring niet. Daarom kunt u nu, ondanks al uw innerlijke overtuiging, deze mens slechts beoordelen naar wat u van mensen als uiterlijk bewijs van schuld kunt bijeenbrengen. En daartoe is toch vóór alles een aanklager nodig en dan komen pas de beëdigde getuigen.: Of heeft de uitspraak van een profeet of een orakel enige waarde bij u, als beide niet tot uw religie behoren?"
Hoofdstuk 137: Onderlinge beraadslagingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] HERME zegt: "Ik wil het, en aan een krijgslist heeft het mij nooit ontbroken! Maar deze mensen zijn nog te sluw voor de furiën, laat staan voor ons tijdens een wettige rechtszaak! Om deze mensen te kunnen vangen, moet alleen maar datgene gebruikt worden wat betrouwbare getuigen over hen verklaren, want als men hen ook aan het woord laat wordt men in de war gebracht, houdt hen uiteindelijk nog voor onschuldig en geeft hun waarom ze vragen. Daarom stel ik voor, deze voorname spitsboeven gezamenlijk op te pakken en als voer voor de vissen in zee te werpen, zodat geen haan meer naar ze kan kraaien! Als rechter heeft men dan ieder recht voldoende zijn loop gelaten! Als zich ergens tijgers, hyena 's en wolven voordoen, waardoor de mensheid veel angst en verlies lijdt, moet men dan soms deze beesten vooraf nog netjes een verhoor afnemen?! Nee, zeg ik! Hun schadelijkheid is te duidelijk, daarom weg met hen als zij te gevaarlijk voor de menselijke maatschappij dreigen te worden! Heer der heren! Deze mensen zijn Proteussen, die onmogelijk te vangen zijn! Hoe meer wij ons inspannen om ze langs politieke weg te vangen, des te meer zullen wij zelf door hen gevangen worden! Ik ken ze, ook al ben ik een Griek! -Maar, genadige heer der heren, sta mij nu nog één vraag toe!"
Hoofdstuk 141: Herme, de boodschapper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Zij gingen naar hun herberg in de stad en kwamen na een uur met allerlei toverrequisieten terug, zoals ik die nog nooit eerder had gezien. Het waren staven, stenen, vreemd uitziende metalen en grote en kleine apart gevormde vaten, waarvan er niet één een mij bekende vorm had.
Hoofdstuk 151: De overste fantaseert. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] STAHAR zegt: "Ik dank je uit naam van al mijn trouwe collega's en broeders voor deze voortreffelijke troost en ik zie daar op de tafel de grote en gedegen klomp zilver, die de engel voor ons uit de lucht heeft getoverd! Dat zou al een kleine vergoeding voor onze schade zijn, maar ik en wij allen hechten nu al heel weinig waarde aan deze schadevergoeding. Want dat wat wij waren, zullen wij nooit meer worden, want ik denk zo bij mijzelf dat de wijze opperstadhouder met ons allen een heel andere regeling zal treffen. Maar er zal zeker in zoverre voor ons gezorgd worden, dat wij niet zullen verhongeren en het lichaam desnoods kunnen kleden, al het andere vinden wij nu niet meer belangrijk! Ook deze tweehonderd pond zware zilverklomp zullen wij hier voor gastheer Marcus achterlaten, ten dele als verschuldigde betaling voor de spijzen en de drank die hij ons heeft gegeven en verder nog zal geven.
Hoofdstuk 155: De overste en Hebram. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] Jouw liefdesbetuiging heeft Mij tot in Mijn diepste innerlijk blij gemaakt en daarmee heb je Mij iets gegeven waarvan de eeuwigheid tot op dit ogenblik geen tweede voorbeeld kent -behalve dan van kleine kinderen, die de Vader eerder herkennen dan de volwassenen. Maar laat je nu ook door Mij omarmen!"
Hoofdstuk 166: Weerzien en kennismaking. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Aan de tafel waaraan Ik plaats neem, zit rechts van Mij Cyrenius, naast hem Cornelius en tegenover ons zitten Faustus, Kisjonah, Julius en Philopold. Links van Mij zit Jarah, dan Raphaël, de jongen Josoë en dan Ebahl. De onderste, lange vleugel verder naar links wordt bezet door Mijn leerlingen en de bovenste rechter door de koninklijke familie Ouran met Mathaël, Rob, Boz, Micha en Zahr .
Hoofdstuk 169: Ernst is beter dan lachen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Schuin tegenover de linker vleugel van Mijn tafel, dus achter Mijn leerlingen, staat wat naar onderen een kortere tafel met de twaalf waaronder hun sprekers Suetal, Ribar en Baël, en aan de bovenste vleugel vlak achter Ouran is nog een kleine tafel waaraan de arme Herme zit, de bekend~ boodschapper uit Caesarea Philippi, met zijn nu deftig geklede vrouw, drie eigen dochters en een vierde pleegdochter. Zo zitten nu allen die bij Mij behoren, op de juiste plaats.
Hoofdstuk 169: Ernst is beter dan lachen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] CORNELIUS zet grote ogen op en zegt: "Nee, dat zou ik niet achter dit meisje hebben gezocht! Het berekent de grootste getallen ter wereld uit het hoofd, zoals wij de kleine getallen op onze vingers uitrekenen! Zij is Euclides, de grootste rekenmeester, al ver vooruit! Nee, zoiets is me nog nooit overkomen! Heer, zegt U mij of ik dat alles nu zo moet geloven! Mij komt het in ieder geval voor, dat het meisje de spijker aardig op de kop heeft geslagen!"
Hoofdstuk 174: De natuurlijke zon. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Daarom zeg ik en daar blijf ik bij: "Zo waren de mensen altijd al en met kleine verschillen zullen ze ook altijd zo blijven.
Hoofdstuk 176: Het lot van de Goddelijke leer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[16] PHILOPOLD zegt: "Heer! Dat zal allemaal wel juist zijn en het kan ook wel zo zijn dat ik daarvoor de sleutel in mijn hart vind, maar voor U, o Heer, zou het toch een heel kleine moeite zijn, ons dit grote geheim te onthullen en daarbij zouden wij beslist heel aandachtig toehoren. Voor mij zal het echter een ontzettend zwaar karwei worden en uiteindelijk kan ik dan nog welverdiend worden uitgelachen!"
Hoofdstuk 182: De vergankelijkheid van alles wat in de hersenen wordt opgeslagen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Hoewel we helemaal onbeschut aan de óever van de zee stonden, werd toch niemand door de massaal vallende hagelstenen of plensregen geraakt. Ook bleef de plaats waar wij stonden kurkdroog. Bliksems sloegen voor en achter ons in de grond, maar hinderden merendeels slechts onze oren door hun krakende inslagen. Maar nu begon ook een orkaan in alle heftigheid de zee te bewerken en meteen kwamen er golven zo groot als kleine bergen aangerold, die er voor mensenogen vreesaanjagend uitzagen.
Hoofdstuk 187: De storm. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30  ...