Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

11480 resultaten - Pagina 17 van 766

...  5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30  ...
[4] En zie, toen zeiden de tien: "O allerrechtvaardigste god, overweeg wat mogelijk en wat onmogelijk is! (N.B. De meest wijze, machtigste en rechtvaardigste god moest zich dus ook door zijn dienaren over het mogelijke en het onmogelijke laten voorlichten!) Want zie, ten eerste zou den zij u en ons in enorme aantallen overvallen en ons allemaal vernietigen als wij er maar één zouden doodslaan, en ten tweede, denk aan het vat boven de sterren waarvan Kaïn ons vaak verteld heeft en wat er gebeuren zal als wij zouden beginnen met het bedrijven van gruwelijkheden!" (N.B. Dus had de grote machtige god toch nog angst voor de oude God?!)
Hoofdstuk 27: De politiek van de raadsheren van Hanoch - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[36] Want de oneindige liefde en wijsheid van God geeft ieder het zijne. De vrome, volgzame kinderen geeft zij brood, honing, melk en zoete vruchten voor lichaam en geest, maar aan het ongehoorzame, hoogmoedige gebroed van de slang geeft zij stenen, stof, doornen en distels en giftige bessen voor geest en lichaam, opdat het boze gebroed zal verderven en waar mogelijk de dode geest zal behouden om langzamerhand weer levend te worden in de oneindige barmhartige liefde van de enige, grote, eeuwige, meest heilige Vader van al wat is.
Hoofdstuk 36: De herinnering aan Adams ongehoorzaamheid en de genade van God - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[10] Hijzelf zou van Mij de macht hebben, zolang de inval tegen te houden, totdat de muur klaar zou zijn; echter slechts gedurende tien jaar, waarin zij alle ijver aan moesten wenden om zo spoedig mogelijk dit grote, heilige werk volgens Mijn in hem geopenbaarde wil te volbrengen, anders zou het er slecht voor hen uitzien.
Hoofdstuk 37: De prehistorie van het Chinese volk - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] O kinderen, zie toch hoe buitengewoon goed onze God, ja onze meest liefdevolle, heilige Vader is! Zie, deze grote geest, wiens plaats ik arm en zeer zwak stoffelijk mens nu inneem, was geroepen om een broeder van de eeuwige liefde van de heiligheid van de Vader te zijn; maar de met eigenliefde vervulde ongehoorzaamheid dreef deze grote, machtige geest hierheen, in deze naamloze laagheid. Omdat het nu niet meer mogelijk is, dat wij in onze gezamenlijke nietigheid ooit de Godheid met waardigheid, ook al was het maar een zonnestofje meer naderbij zouden kunnen komen, wil Hij, teneinde ons dichter naar Zich toe te trekken, zoals jullie allen nu goed vernomen hebben, Zelf in onze nietigheid afdalen om daardoor aan deze nietigheid meer te geven dan ooit voor de grootst mogelijke grootheid van geest te begrijpen zou zijn. - Dat wil zeggen als ik het goed begrepen heb - : Hij wil voor ons wormen in het stof niet slechts een God, een heilige Vader zijn, zoals Hij in de eeuwigheid was, maar Hij wil zelfs een sterke Broeder voor ons worden, teneinde ons, waardelozen, daardoor met Zich in het eeuwige leven te verenigen!
Hoofdstuk 47: Over de grootheid en diepgang van Gods woord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[5] Meteen bogen zij allen voor Adam en gingen naar hun nabij gelegen woningen. Seth deed met hulp van zijn vrouw zijn plicht en Henoch haalde zijn legerstede uit zijn onaanzienlijke hut en bracht die voor de woning van Adam en tenslotte na het verrichten van een stille dankzegging in de woning van Adam. Daar was de oude moeder Eva, zover haar krachten reikten, hem behulpzaam om zijn rustplaats zo zacht mogelijk te maken. En toen alles aldus goed was gedaan, waren ook Seth en zijn vrouw, wel voorzien met spijs en drank daar reeds aanwezig en Seth dankte mij met een ontroerd hart voor de grote genade, die hem boven al zijn oudere broeders ten deel was gevallen om zijn ouders en de lieve Henoch, die hem voorkwam als een opgaande morgenster, van spijs en drank te mogen voorzien.
Hoofdstuk 48: Over de goddelijke zegen op aarde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] Toen Henoch dat hardop uitgesproken ochtendgebed had beëindigd, stond Adam heel verheugd op en loofde en prees Mijn naam en dankte Mij innig voor de gave van het gehoor, dat geschikt is om zoiets heerlijks te horen en voor het licht van de ogen, die zo zeer geschikt zijn om de grote wonderwerken van Mijn erbarmen te aanschouwen en voor een stem, die in staat is zeer bezonnen woorden van lof te uiten en al de meer dan onbegrijpelijke en oneindige verhevenheid van de grote, heilige God, zoveel als voor het kleine menselijke hart maar mogelijk te begrijpen is, nader te brengen. En zo bedankte hij Mij voor al de overige zintuigen; want hij zag zeer goed in, dat die gave en de voortdurende instandhouding daarvan een zeer grote weldaad is uit de vrijgevige hand van Mijn liefde. (9 jan. 1841)
Hoofdstuk 50: Henochs ochtendoverdenking - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[12] O vader, kijk, de zon heeft gelijk, als zij ons met haar eerste straal een dergelijke leer geeft! Want als wij tot onszelf inkeren en daar de grote, eindeloze ruimte van onze gedachten beschouwen en de nog grotere van onze gevoelens en dan pas de allergrootste, die van de liefde tot God, die beslist oneindig moet zijn omdat het daardoor voor ons pas mogelijk wordt de oneindige, eeuwige God te bereiken en zodoende lief te hebben, hoe kunnen wij dan het licht van de materie, omdat het zo'n grote plaats inneemt in ons vleselijke oog, bijna aanbidden en het voor heerlijk en groot houden, terwijl de eeuwige, grote, heilige Vader Zich door ons laat beminnen en in de liefde geheel open staat om Zich door ons te laten omarmen?!
Hoofdstuk 52: Henochs morgenlied - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[7] De goede bodem, waarop nu mijn voeten rusten, heeft mij nu reeds ongeveer negenhonderd jaar voor een nieuwe val behoed, waartoe jij gedurende dertig jaar niet eens in staat was! Deze goede bodem maakte nu ook, of was de verdeemoedigende oorzaak, dat ik nu jouw stevige drager geworden ben, terwijl jij eens de mijne was. Want nu heb ik jou door de grote genade van boven oneindig veel heerlijker in mijzelf opgericht en ben ik ervan verzekerd dat je in mij in eeuwigheid niet ten val zult komen; en mocht het al mogelijk zijn dat je in mij zou vallen, dan zul je mij niet buigen en terneerdrukken, maar ik zal wel in staat zijn je met de genade van boven op te richten, opdat je een vaste inwoner kunt blijven van diegene aan wiens haren de Heer meer gelegen is dan aan de gehele aarde, die voorheen je wankelende draagster was!
Hoofdstuk 65: Adams terugblik op zijn leven - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[7] Enigen van hen bestegen zelfs een nabijgelegen heuvel om van daaruit mogelijk ergens een talmende vluchteling te ontdekken. Maar ook dat was geheel en al vergeefse moeite; want het lukte hun vlijtig spiedende oog niet ook maar een glimp van een talmend vluchtende broeder op te vangen en ook hun oren konden bij de meest grote inspanning niets anders horen dan alleen het eentonige, gedempte geraas van de zich door de diepe dalen neerstortende bergbeken.
Hoofdstuk 125: Adam laat de kinderen van middernacht zoeken - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[8] Wanneer U dan nu zo'n grote vordering, hetzij in naam van God hetzij als God de Allerhoogste Zelf, aan mij en al mijn nakomelingen oplegt, zeg mij, is het dan onbillijk U te verzoeken ons met die eis ook de middelen aan de hand te doen en in ons hart te leggen, waardoor het ons allen mogelijk wordt om onomstotelijk aan Uw eisen te voldoen?
Hoofdstuk 135: Adams dwaze antwoord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[28] "Geliefde vriend Abedam, dat je een zoon van de morgen bent, zie, dat verraadt jouw waarlijk onbegrijpelijk grote wijsheid! Graag zou ik je vragen oplossen als mij dat mogelijk zou zijn; maar ik kan niet eens jouw zonderlinge antwoorden op mijn vragen begrijpen en ze geheel juist aanvoelen.
Hoofdstuk 147: Abedams gesprek met Abedam, de onbekende - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[17] Heb jij het misschien zo gemaakt, of moet het mogelijk aan het grote onweer worden toegeschreven?! Want ik heb bij zulke zeer hevige onweersbuien ook al eens gezien dat in de meest duistere nacht dikwijls de bomen, het gras en de stenen door een blauw lichtende substantie omgeven waren; maar hun oplichten was toch op zichzelf maar zeer zwak, in vergelijking met deze helderheid was het toch maar barre duisternis!
Hoofdstuk 155: Lamech vraagt naar de naam van Abedam, de onbekende - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[26] O grote, heilige Vader, ik zie nu maar al te helder in, dat ik eeuwig mij nergens voor U kan verbergen; want U bent immers overal alles in alles. Maar ik zie ook in, dat Uw barmhartigheid ook oneindig is! O word daarom niet boos op mij in Uw heiligheid, maar wees mij arme, blinde zondaar in Uw oneindige vaderlijke mildheid barmhartig en genadig en laat, indien het U mocht behagen, Uw heilige wil over mij komen en mij, als het mogelijk zou zijn, slechts de allergeringste zijn onder diegenen over wie Uw erbarmen is gekomen! 0 heilige Vader, Uw heilige wil geschiede! Amen."
Hoofdstuk 178: Kisehels gebed van berouw - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[14] En zo groeiden deze vijf meisjes zuiver in Mijn liefde op en werden daardoor ook steeds mooier en verrukkelijker en lieflijker, zowel geestelijk als lichamelijk. Ja, hun schoonheid was zo groot, dat alle huidige aardse schonen ten opzichte van hen niet eens een klein dauwdruppeltje uit zouden maken, ook al zouden zij tot één geheel verenigd kunnen worden; want vanwege hun grote liefde tot Mij liet Ik hen ook, voorzover dat lichamelijk maar mogelijk is, echt volslagen hemels mooi worden, daarom werden zij ook door iedereen 'De mooie kinderen van de liefde' (Allurahelli) genoemd.
Hoofdstuk 180: De vijf dochters van Zuriël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[159] Toen de tafels echter aldus gereed waren, trad de koning de grote eetzaal binnen om de gasten te begroeten. Daar zag hij iemand die, zo vanuit de verte te zien, geen bruilofts­kleed aanhad, terwijl toch alle anderen, toen ze werden uit­genodigd, zich naar huis hadden gespoed en zich zo goed mogelijk voor de bruiloft feestelijk hadden gekleed.
Hoofdstuk 1: Het Avondmaal: De Heer bij de Sabbatmaaltijd van de oervaderen; Brood en wijn; Mijn lichaam en bloed; Uiterlijke aanbidding; Een waarachtige liefdes - en gedachtenismaaltijd; Schuldbekentenis; Vergeving der zonden; Woorden van de Heer; Vermaning tot eensgezindheid. De Vader tot de Zijnen bij het liefdemaal in de hemelen. De gelijkenis van de Heer over het koninklijke bruiloftsmaal. - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
...  5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30  ...