Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

25552 resultaten - Pagina 17 van 1704

...  5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30  ...
[6] De joden reageerden goed op deze opbeurende woorden en werden rustiger. Maar DE TWINTIG JOODSE PRIESTERS werden buitengewoon onrustig en bang, vooral toen de bliksemschichten elkaar keer op keer met luid geknetter opvolgden. Zij stonden op, kwamen naar Mij toe en zeiden: 'Heer, aan Wie alle dingen mogelijk zijn, roep dit verschrikkelijke onweer toch een halt toe, anders loopt het met ons allen slecht af, want het is een gevaarlijk onweer! Zo hebben we er in ons hele leven maar drie meegemaakt, en er zijn toen ook laat op de avond veel mensen en dieren bij om het leven gekomen. Toentertijd heeft het, net zoals nu, bliksemschichten en donderslagen geregend, en wie getroffen werd, was ook meteen een kind des doods. Alleen zij die in de stevig gebouwde huizen een goed heenkomen zochten, bleven in leven. Bijzonder hevig was het zware onweer twintig jaar geleden in Damascus. Wie toen buiten was, kon met moeite zijn leven redden. Daarom zou het misschien ook hier beter zijn als wij toch naar binnen zouden gaan; want het kan ons hier allen bijzonder slecht vergaan als het erge onweer boven ons komt. Ook de wind wordt nu al zo hevig datje hem nauwelijks nog kunt verdragen!'
Hoofdstuk 12: De nachtelijke storm tijdens het onweer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] Maar DE KINDEREN ontkenden dat en zeiden: 'Hun vader had wel het een en ander klaargemaakt voor een markt, -maar toen hij op de markt kwam ontstond er een grote vechtpartij tussen joodse en Griekse kooplui, en bij hun vader gingen alle potten en kannen aan stukken, en zij waren toen met z'n allen als pure bedelaars weer naar huis gegaan, waarop hun vader erg verdrietig werd en bij hen weg ging met de woorden: 'Kinderen, ik kan nu niets meer voor jullie doen! Ga naar barmhartige mensen, die zullen jullie nog wel helpen! Ik zal echter naar de wonderbare meester gaan waarover ik al zoveel verteld heb; misschien kan ik Hem overhalen om in ieder geval jullie en je arme moeder te helpen, mocht ik niet meer geholpen kunnen worden!' Toen ging hij bedroefd weg, en wij gingen ook weg zoals u ons nu ziet, om een aalmoes voor ons, voor onze moeder en voor onze jongere broertjes en zusjes te vragen, maar tot op heden zonder veel resultaat. Daarom smeken wij u om u over ons te ontfermen!'
Hoofdstuk 35: Judas Iskariot in het huis van Kisjonah - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Op de volgende dag, een donderdag, nog ongeveer drie weken voor Pasen, namen wij afscheid van Kisjonah, met de belofte hem gauw weer op te zoeken. Hij liet meteen een van zijn beste schepen in orde brengen, waarop wij ons na de ochtendmaaltijd direct inscheepten en waarmee wij vervolgens met goede wind wegvoeren. Kisjonah, Philopold en Maria begeleidden ons over zee tot aan de plaats waar de Jordaan de zee verlaat en zich daarna links door een lang en sterk naar het oosten gebogen dal naar de Dode Zee wendt. Vandaar gaat men dan over een goed begaanbare weg op naar Jeruzalem. Van deze weg is heden ten dage evenwel niets meer te ontdekken net als van alle andere plaatsen aan de Galilese zee, die in onze tijd ook al ruim een derde kleiner is geworden.
Hoofdstuk 36: Vertrek uit Kis en aankomst bij de waard van Lazarus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] Omdat er op deze plaats veel gras stond, gingen de ongeveer vijfduizend man, vrouwen en kinderen niet meegerekend, ook al gauw zitten. (Joh. 6, 10) Ik nam de broden, dankte de Vader en zegende ze. Daarna gaf Ik de broden en de vissen om ze uit te delen aan allen die waren gaan zitten, en Ik zei tegen alle leerlingen dat zij zowel van de broden alsook van de vissen ieder zoveel moesten geven als hij nodig dacht te hebben om verzadigd te worden. (Joh. 6, 11) Allen aten en werden verzadigd.
Hoofdstuk 41: De spijziging van de vijfduizend (Ev.Joh. 6,1-15) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] De vormen zijn vaten ter opname van het leven uit God en zijn er reeds te beginnen met het gesteente -door alle rijken der mineralen naar het plantenrijk, door het gehele plantenrijk weer naar het dierenrijk en door dat rijk naar de mens.
Hoofdstuk 53: De bestemming van de schepselen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] DE WAARD zei: 'Ja, ik begrijp het nu wel zo ongeveer, hoewel ik hier openlijk bekennen moet dat dit alles voor mij helemaal nieuw en haast niet te geloven is. Dan bestaat dus de uiteindelijke opstanding van het lichaam niet, waaraan alle joden toch vast geloven en waarvoor zij de lijken op bepaalde kerkhoven begraven in het geloof dat zij op de jongste dag door de engelen weer gewekt en met hun zielen verenigd zullen worden! De joden zullen het moeilijk geloven! Ik geloof het wel, omdat U, o Heer, het ons nu zo verteld heeft en heel grondig hebt uitgelegd, -maar als iemand anders mij dat verklaard zou hebben, zou ik hem erg moeilijk hebben kunnen geloven; want het wijkt te sterk van het bestaande geloof af. En toch moet ik nu openlijk bekennen dat de ervaring mij geleerd heeft dat het allemaal alleen maar zo kan zijn en niet anders. -Oude en nieuwe leerlingen, wat is dan jullie mening?'
Hoofdstuk 54: De opstanding van het lichaam - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Zo is het ook bij de kinderen. Wat moet er op deze aarde van een lichamelijk helemaal verkommerd kind terechtkomen, en speciaal bij ouders die zelf in alle zonden geboren werden?! Wie zal hen opvoeden en wie zal hen genezen van al hun kwalen?! Is het dan niet beter dat zij van deze wereld teruggenomen worden en daarna aan gene zijde in het speciaal voor hen bestaande kinderrijk door de engelen grootgebracht worden?!
Hoofdstuk 55: Over ziekten en vroegtijdige dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] IK zei: 'Je weet, dat Ik vorig jaar tijdens het loofhuttenfeest in Jeruzalem was en daar in de tempel het volk verteld heb over Mijn zending, nadat Ik eerder de man die acht en dertig jaar ziek geweest was bij het bad Bethesda genezen had, en later nog een aantal in de omgeving van Jeruzalem en Bethlehem. Veel mensen werden daardoor gelovig, hetgeen de tempeldienaren goed gemerkt hebben, zoals ook, dat velen Mij gevolgd zijn. Daarom hebben zij in hun woede nu weer besloten Mij te achtervolgen, te grijpen en ook meteen te doden. Zij staan Mij dus naar het leven. Maar Mijn tijd is nog niet gekomen, en daarom werp Ik nu een hindernis voor hen op om Mij te achtervolgen, te grijpen en te doden. En dat is de reden waarom de zee nu zo hoog gaat. -Is het je nu duidelijk?'
Hoofdstuk 57: De springvloed - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Ik ben zoveel mogelijk toch nog een van degenen die redelijk trouw zijn aan de instellingen van Mozes, en ik ben wat betreft geestelijke zaken steeds het liefst en het meest met de belangrijkste wijze mensen van alle nationaliteiten omgegaan, en zij wisten uiteindelijk geen van allen over het betreffende onderwerp iets meer te zeggen dan ikzelf. De Romeinen zeggen, en met hen ook de Grieken: 'Dat is nu juist de noodlottige sluier van Isis, die tot op heden nog door geen sterveling is opgelicht! ' Ja, dat is heel mooi gezegd, en er zit ook veel waarheid in; maar daar hebben we jammer genoeg niets aan! Want een dode voelt, hoort en ziet niets meer, en wij, die nog aan dit leven knagen als wormen aan een verrot stuk hout, zien, horen en voelen van de gestorvene ook niets anders meer dan zijn dode, stinkende lichaam, dat weinige jaren later tot stof en as wordt. Dus, Heer en Meester, U, die het leven zelfbent volgens Uw leer, geef mij, en eigenlijk ons allen, daarover een duidelijke uitleg, wat ik U smeken mag! Want waarlijk, met de duistere gedachte aan de dood, aan het graf en aan de vernietiging wil ik niet graag nog een jaar leven!'
Hoofdstuk 67: De onsterfelijkheid van de menselijke ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] De waard en iedereen was erg nieuwsgierig naar wat er dan daar voor nieuws voor ons zou zijn, en we gingen daarom heel snel het huis binnen. En kijk, de oudste dochter van de waard lag nagenoeg dood op een bed en droop van het water. Zij was alleen naar de grote visvijver gegaan om een paar van de edelvissen voor ons avondmaal te halen; maar zij kon de grote, sterke dieren niet de baas en werd door een vis die heftig opsprong, in het diepe water geworpen. Op haar geroep kwamen weliswaar meteen redders aangelopen; maar zij konden haar met de beste wil niet vlug genoeg uit het water krijgen, en het gevolg daarvan was dat zij dood uit het water gehaald werd. Dat dit grote ontzetting in het hele huis teweeg bracht en men meteen iemand naar de stad stuurde om een dokter te halen, die ook meteen kwam en alle moeite deed om het verdronken meisje weer tot leven te brengen, behoeft nauwelijks vermeld te worden. Maar ondanks alle tranen van haar moeder en de andere broers en zusters, en ondanks alle moeite van de dokter, gaf de drenkelinge geen teken van leven meer .
Hoofdstuk 73: De verdronken dochter van de waard en haar opwekking - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Of heeft hij soms niet vorig jaar de dochter van uw voorganger Jaïrus uit de dood weer tot leven gewekt, iets wat u toch zeker wel zult weten?! En daarom is hij een waarachtig weldoener der mensen, ook al is hij op zichzelf ook ondoorgrondelijk. Waarom zou ik dan zo iemand niet herbergen zolang hij bij mij in wil trekken?!'
Hoofdstuk 78: Een gesprek tussen de waard en de overste over de Heer De Heer in het noorden van Galilea (Ev.Joh. hfdst.7) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Toen wij echter door de straten van de stad wandelden, waren er natuurlijk allerlei nieuwsgierigen die ons van alle kanten aangaapten en moeite deden om te weten te komen wie wij waren. De dokter, de tollenaar, zijn kinderen die meewandelden, en vooral de uit de dood opgewekte zoon Jorab moesten zich veel van de vragers laten welgevallen, omdat de mensen niet konden begrijpen hoe deze jongen die zeven jaar lang ziek en gisteren volgens zeggen gestorven was, daar nu volkomen gezond kon lopen. De vragers werden echter vriendelijk afgescheept met de mededeling dat zij dat alles in de komende dagen wel zouden horen, en daarmee namen zij genoegen.
Hoofdstuk 93: Het bezoek aan het heilige bos. De vernietiging van de afgodenbeelden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[27] DE PRIESTER zei: 'Dat, werkelijk almachtige vriend, heb ik toch eigenlijk niet bedoeld, hoewel het mij toescheen dat u bij gebrekkige mensen alleen die lichaamsdelen weer gezond kon maken die er nog zijn, maar niet die delen die door een boos toeval verloren zijn gegaan! Want ik dacht bij mijzelf dat U, als volmaakt ingewijde in alle onzichtbare natuurkrachten, wel gemakkelijk zou kunnen werken met de ruwe, dode materie, die verwante stoffen in lucht en water heeft die u blijkbaar moeten gehoorzamen; maar ik dacht dat reeds lang verloren gegane armen van een mens iets heel anders zijn, omdat hun grondstoffen toch zeker al heel ver verwijderd zijn van de eerste elementaire oerstoffen, en uit lucht en water niet zo gemakkelijk samen te stellen zouden zijn. Maar zo zal het wel niet zijn, en u zal zowel het een als het ander mogelijk zijn! Ik heb daarnet wel tegen de dokter wat sceptisch mijn mening geuit, maar hij heeft mij met weinig woorden volledig overtuigd van het tegendeel van mijn mening, en daarom geloof ik nu dat u de man zonder armen zijn armen zou kunnen geven, ook al zou u dat om de een of andere reden niet doen.'
Hoofdstuk 97: De Heer geneest zieken in een vissersdorpje - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Daarna werden nog veel goede dingen besproken, en DE TWINTIG NIEUWE LEERLINGEN zeiden onder elkaar: ' O, was het hier maar Jeruzalem, wat een zalig leven zou daar dan zijn! Maar als in Jeruzalem zou gebeuren wat hier vandaag allemaal gebeurd is, dan zou dat de tempeldienaren nog erger opwinden, en geen van ons zou zijn leven nog een uur zeker zijn. En moeten dan dáár de kinderen Gods wonen, en zijn er hier alleen maar duistere en lichtloze heidenen?! Praat ons niet meer over kinderen Gods in Jeruzalem! Hier zijn nu de ware kinderen Gods -en in Jeruzalem de kinderen van satan!'
Hoofdstuk 100: De terugkeer naar Chotinodora - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] IK beval hun echter op te staan en zei tegen hen: 'Leer datgene wat jullie nu gezien en uit de mond van jullie mannen gehoord hebben, ook met alle geduld en zachtmoedigheid aan jullie kinderen en bedienden, en later ook aan de kinderen van andere ouders. Vestig op die wijze een ware levensschool in Mijn naam, die jullie ook van je mannen zullen horen, dan zullen jullie omspoeld worden door de hemelse zegen -zoals een eiland in de rivier omspoeld wordt door het water van de rivier, en voor het voedsel van haar planten, struiken en bomen onafhankelijk is van wereldse regen uit een duistere wolk die het licht van de zon wegneemt. Denk daaraan en handel daarnaar, dan zullen jullie vanuit de dood van deze wereld tot het leven van de geest doordringen, zoals Ik in Mijn aards-menselijke deel Zelf doordrongen ben van de goddelijke geest! En als jullie werkelijk in Mijn naam zullen geloven, zullen jullie in alles door God geholpen worden; want Ik ben de levende band tussen God en de mensen'
Hoofdstuk 103: Het goede getuigenis van de priestervrouwen over de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30  ...