Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

644 resultaten - Pagina 17 van 43

...  5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30  ...
[1] Wij begaven ons met haastige pas op weg en namen weer de weg, waarlangs wij gisteren naar Jericho gekomen waren. Kado gaf ons een geleide tot aan de brug over de Jordaan, waar de weg zich splitste; want van daar af leidde de oude weg naar Jeruzalem, en een nieuwe leidde van daar in de richting van Egypte naar de plaats Essea, dat van hier af nog ruim een dagreis verwijderd was. Daar ging Ik nu dan ook heen, zoals Ik de Essenen een paar dagen geleden beloofd had. De weg daarheen liep langs menige woeste plaats en beviel de leerlingen niet zo erg; maar toch mopperden ze niet, hoewel wij op deze weg hitte en dorst moesten doorstaan, aangezien er op dit stuk geen herberg was en weinig goede bronnen waren. Laat in de avond hadden wij Essea bereikt. In de plaats Essea waren heel veel herbergen, omdat deze plaats om reeds bekende redenen door veel vreemdelingen steeds heel druk bezocht werd.
Hoofdstuk 192: In de herberg in Essea (3.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] (De Heer:) 'Er is geen volk op de hele aarde, waaraan God Zich niet op de juiste tijd geopenbaard zou hebben; maar dan hadden de ouders volgens Gods wil hun kinderen voortdurend zodanig moeten opvoeden, dat ze uitsluitend in het levende geloof aan de ene, ware God gebleven waren en daardoor ook bleven handelen volgens Gods bekende wil. Maar omdat de juiste deemoed en zelfverloochening uit liefde tot God maar al te gauw te lastig werd voor de mensen, zoals Ik al gezegd heb, lieten ze die achterwege en vervielen ze tot liefde voor de wereld en eigenliefde. Dat verduisterde hun zielen, waardoor die zich dusdanig met de dode materie verenigden, dat zij al het zuiver geestelijke kwijtraakten; en daarna is het voor de valse profeten heel gemakkelijk geweest om de toch al sterk verduisterde mensen nog duisterder te maken dan ze door hun traagheid vanaf hun geboorte reeds waren.
Hoofdstuk 196: Gods openbaringen bij de volkeren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Daarop zeiden ook alle anderen: 'Ook wij voelen hetzelfde; en het schijnt ons toe dat het inderdaad zo en niet anders zal zijn! Maar ons hart is nu in een vreugdevolle begeerte ontbrand, laat ons dus, o meester, niet langer in het ongewisse en zeg ons waar de Allerverhevenste zich in Zijn persoonlijkheid nu bevindt! In de geest is Hij overal tegenwoordig, zoals wij als oude joden nog wel weten over de God van Abraham, Isaak en Jacob; Hij ziet alles, hoort alles, weet alles, schept alles en houdt alles in stand. Maar aangezien Hij nu Zelf overeenkomstig de oude beloften in menselijke gedaante onder de mensen van deze aarde verblijft en hun grote weldaden bewijst, zouden wij -natuurlijk helaas altijd als grote zondaren in Gods ogen -de oude Schepper en Vader van de mensen toch ook graag met onze lichamelijke ogen willen zien en met onze bevuilde oren Zijn Vaderstem willen horen, zodat wij thuis tegen alle mensen kunnen zeggen: 'Wij hebben God gezien en gesproken en hebben uit Zijn eigen mond Zijn wil vernomen, volgens welke alle mensen moeten handelen en leven!' -Zeg ons, grote meester en overste van dit vanouds bekende wonderinstituut, waar Hij Zich nu bevindt, misschien zelfs vlak bij ons, Hij, wiens naam geen menselijke tong noch de tongen van alle engelen uit kunnen spreken!'
Hoofdstuk 204: Roclus verwijst de rijken naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Voor de herberg was een groot plein, dicht met gras begroeid. Hierop stonden een heleboel doodskisten, waarin zich dode kinderen bevonden, en hun vaders en moeders wachtten in de herberg of zij van de Essenen de gewenste toestemming zouden krijgen om hun doden in de goed afgesloten doodskisten naar de burcht te brengen. De ouders hadden weliswaar al herhaalde malen om die toestemming gevraagd, maar kregen die niet, omdat de reeds bekende wederopwekkingskamer toch al overvol was met dergelijke doodskisten en omdat de Essenen ze niet meer konden en mochten aannemen.
Hoofdstuk 217: De wonderdaden in de herberg voor de poort - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[26] Er bestaan in het oosten echter ook nog grote aantekeningen, en op het juiste moment zullen er ook wel enkele aan het licht gebracht worden. Daarin staat nog veel wat in de tegenwoordig bekende vier evangeliën niet voorkomt; een chronologische volgorde is daarin echter niet te vinden, evenals ook in de vier evangeliën niet, maar dat maakt niets uit. Want de hoofdzaak is en blijft immers toch altijd de zuivere levensleer; wie die aanneemt en in Mij gelooft, zal door de geest ook in al het andere binnengeleid worden.
Hoofdstuk 217: De wonderdaden in de herberg voor de poort - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Er werden nu ook enkele Essenen naar de burcht gestuurd vanwege het reeds bekende tot leven wekken van de dode kinderen. T oen ze weldra terugkwamen, was ook het avondmaal al klaar, en wij gingen dan ook onmiddellijk aan tafel zitten en namen het welgemoed tot ons.
Hoofdstuk 220: De Heer neemt afscheid van de Essenen (16.8.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Voor de waard was dit voorval echter onaangenaam vanwege het feit dat Ik er was. Maar wat kon hij doen? Hij moest de kooplieden en nog andere getuigen aanhoren en de drie reeds alom bekende dieven in verzekerde bewaring stellen.
Hoofdstuk 15: Een rechtszitting in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[10] En deze dood is dan hetgeen jij onder het begrip 'hel' als straf voor de ziel vanwege haar zonden hebt verworpen, omdat je nooit meer uit vrees voor zo'n straf de zonde wilt vermijden en ook niet wilt hopen op een hemel als beloning voor het handelen volgens de bekende waarheid. En daar geef Ik je helemaal gelijk in; want zo'n hel bestaat echt nergens, evenmin als zo'n hemel. En toch bestaan er een hel en een hemel, maar niet buiten de mens, maar binnen in hem, al naargelang hij zichzelf richt op de manier die Ik je zojuist heb laten zien.'
Hoofdstuk 22: Over de bestemming van de mensen (12.9.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[8] Na deze paar woorden van Mij bedankte Zacheüs Mij weer, en hij vroeg Mij om hem raad te geven over wat hij moest doen met zijn oudste zoon, die al zestien jaar was, maar sinds driejaar waanzinnig en bijna van dag tot dag tot grotere razernij verviel. Hij had reeds alle bekende en beste artsen bij zijn Zoon laten komen, en allemaal hadden ze geprobeerd hem te genezen; maar al hun kennis en moeite was niet alleen geheel zonder resultaat gebleven, maar zijn zoon was na iedere behandeling van een arts nog erger geworden dan daarvoor.
Hoofdstuk 28: De Heer geneest de zoon van Zacheüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[6] Daarop verlieten wij deze plaats direct, trokken ons terug in het plaatsje en begaven ons naar een andere poort, waarbuiten zich een reeds lang geleden door de Essenen opgerichte vrije herberg bevond. Het was, op de burcht na, wel het grootste gebouw ter plaatse, waar ook vele grote tuinen bij hoorden, die samen met het gebouw als één geheel door een hoge, sterke muur omringd waren, die om de honderd passen van een wachttoren was voorzien. In deze herberg, die vanuit Essea gezien tussen het oosten en het zuiden lag, bevonden zich behalve een groot aantal kreupelen ook nog een heleboel pleegkinderen, die volgens het vroegere, reeds bekende gebruik van de Essenen aan de ouders werden gegeven als hun opnieuw tot leven gewekte kinderen.
Hoofdstuk 218: Hoe de helpers van de Essenen ingezet kunnen worden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Al gauw kwamen we in een woeste streek, waar de weg doorheen liep. Op dat tijdstip liepen daar geen reizigers, en zo konden wij ongezien de afstand, die anders ongeveer tien uur in beslag nam, op de reeds bekende manier in nog geen half uur afleggen en een streek bereiken, die gedeeltelijk door Joden en gedeeltelijk door Grieken bewoond werd, en waar zich Babyloniërs gevestigd hadden.
Hoofdstuk 31: Het heidense dorp met de tempel van Mercurius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[14] Vriend, het schijnt mij toe dat wij elkaar helemaal niets te verwijten hebben, als het gaat om de waarheid welke God de echte is! In onze goden, die symbolen zijn van de verschillende krachten van de natuur, eren wij alleen maar de door ons min meer of bekende krachten van de grote natuur, en niet het door mensenhanden gemaakte beeld en de tempel die daar bij hoort, en dat is toch zeker wijzer dan zoals jullie Joden een oude kist met de bijbehorende tempel voor de enig ware God te houden en te aanbidden! Door hier van jullie te verlangen dat jullie in het voorbijgaan beleefdheidshalve je knie zouden buigen voor onze Mercurius, wilden wij jullie echt niet afvallig maken van het jodendom en zodoende verleiden tot een zonde tegen jullie God!
Hoofdstuk 31: Het heidense dorp met de tempel van Mercurius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] Ik zei: 'Waarom zou je een apart huis bouwen, terwijl jullie toch jullie huizen al hebben waar je in woont, waar jullie ook in Mijn naam bij elkaar kunnen komen om over Mijn leer te spreken en de ervaringen die je hebt opgedaan, die zeker voor iedereen uit het leven volgens Gods wil zullen voortvloeien?! Evenmin is het nodig om daar een bepaalde feestdag voor in te voeren die jullie, zoals bijvoorbeeld de Farizeeën de sabbat, de 'dag des Heren' zouden noemen; iedere dag is immers een dag des Heren, en men kan dus ook op iedere dag evenveel goeds doen. Want God kijkt niet naar een dag en nog minder naar een huis dat ter ere en aanbidding van Hem is gebouwd, maar God kijkt alleen maar naar het hart en de wil van de mens. Als het hart zuiver en de wil goed is en deze de hele mens tot daden brengen, dan is dat al de ware, echte woning van Gods geest in de mens, en zijn altijd goede en actieve wil volgens de bekende wil van God is de ware en dus ook altijd echte dag des Heren!
Hoofdstuk 44: De juiste verering van de Heer De Heer trekt door Samaria - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Nadat de leerlingen hun dorst hadden gelest, vroegen de zogeheten en reeds bekende joodse Grieken en ook de leerlingen van Johannes, die allemaal behoorlijk veel geld bij zich hadden, wat de melk kostte.
Hoofdstuk 64: In de plattelandsherberg (17.11.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[26] Toen kwam de waard direct naar Mij toe en zei: 'Luister, vriend, ben jij die wonderbaarlijke heiland, die buiten het marktplaatsje die tien mensen van hun kwaadaardige melaatsheid heeft gezuiverd, enkel door de macht en kracht van zijn woord? Ben jij nu die reeds alom bekende Jezus van Nazareth?'
Hoofdstuk 66: De genezing van de tien melaatsen (Luc. 17:11-19) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
...  5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30  ...