Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

4378 resultaten - Pagina 17 van 292

...  5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30  ...
[9] De voornaamste Farizeeër zegt: 'Wat verdacht, wat verdacht?! Dit is het geld, dat alle in dit land aangestelde Farizeeën, priesters en levieten gedurende vijftig jaar voor de tempel gespaard hebben; en omdat de tijd nu verstreken is, moeten wij het aan de tempel afleveren. Ondanks dat is dit trouwens het kleinste bedrag, dat ooit uit Kapérnaum naar de tempel is overgebracht. Het zijn alleen maar offers, legaten en speciale stichtingsgelden voor de tempel en derhalve volkomen rechtsgeldig verworven en bijeengebrachte gelden.'
Hoofdstuk 234: Een goede vangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Terwijl de opperrechter alles precies bekijkt, zegt hij: 'Ik geloof dat het nu wel duidelijk is, waar de belasting en schatting bleef, die van Pontus en Klein-Azië naar 'Rome is gezonden! Ondanks jullie geslepenheid zal het je erg moeilijk vallen, te bewijzen dat dit jullie rechtmatig bezit is; maar ik durf bij alle goden en hun hemelen te zweren, dat ik hier voor mij de zichtbare, en in Rome reeds lang verwachte, belastinggelden en andere schatten al zo goed als in handen heb. Blijven jullie dus nog maar netjes hier; als het gerechtshof bijeen is, zal ik met een grote ondervraging beginnen!'
Hoofdstuk 234: Een goede vangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] De opperrechter en de gewone rechter met Kisjonah, Baram, Jonaël, Jaïruth en Archiël gaan nu met Mij de kamer in en gebruiken ongeveer een half uur na zonsondergang samen met Mij en al de Mijnen een goed klaargemaakt, rijkelijk maal. De nog ongehuwde opperrechter schept een groot behagen in de oudste dochter van Kisjonah en zegt tegen Mij: 'Edele vriend, U weet hoeveel ik ondanks het verschil in godsdienst, respectievelijk leer der goden, van U hield omdat ik in U geen sluwe, eenzijdige Jood, maar een heel open en vrijzinnig en tevens veelzijdig ontwikkeld en in alle wetenschappen zeer ervaren mens gevonden heb.
Hoofdstuk 236: Het huwelijk van Faustus en Lydia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Kisjonah zegt: 'Maar wat zal jouw geliefde Jezus daar dan van zeggen?!' Lydia zegt: 'Wij zijn allen van Hem! Hij is de schepper, en wij zijn Zijn schepsels die Hij nu tot echte kinderen opvoedt! Ondanks dat blijft Hij het diepst van mijn hart vervullen!'
Hoofdstuk 236: Het huwelijk van Faustus en Lydia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Faustus zet grote ogen op en zegt, zeer verbaasd over dit onverwachte getuigenis van Lydia over Mij: 'Wat, wat - wat moet ik nu horen?! Kan het dan zijn dat een hele mooie droom, die ik kortgeleden gedroomd heb, op de een of andere wijze een echte betekenis heeft? De hele hemel zag ik geopend; alles was licht, alle talloze wezens waren licht, en in de diepste diepte der hemelen zag ik blijkbaar U, mijn vriend Jezus, en alle wezens wachtten met een soort ongeduldige vreugde op Uw aanwijzing, om Uw bevelen binnen een ogenblik aan de hele oneindigheid te verkondigen!
Hoofdstuk 236: Het huwelijk van Faustus en Lydia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] U laat zich als zogenaamde gezalfde knechten van de Allerhoogste door het geestelijk doodgeslagen volk goddelijke eer bewijzen, en bovendien eist u niet op te brengen offers van het arme volk om daarvoor de poort naar Gods licht en levensrijk met ijzeren deuren en sloten te barricaderen.
Hoofdstuk 239: De tempelschatten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] FAUSTUS zegt: "Heer, ik zie zeer goed in, dat deze afschuwelijke geschiedenis U buitengewoon tegen moet staan, maar wat is er aan te doen als iets zich zo ontwikkelt? Voor het overige verzoek ik U, mijn Heer en grootste en beste Vriend, om hier niet eerder weg te gaan dan ik; want in de eerste plaats ben ik zonder U tot niets in staat, en ten tweede zou ik zonder U, ondanks mijn liefste vrouw, doodgaan van verveling! Daarom vraag ik U om deze plaats niet eerder te willen verlaten, dan wanneer ik met deze zeer lastige geschiedenis klaar ben! Ik hoop met Uw hulp morgen tegen de middag alles in orde te hebben!"
Hoofdstuk 1: Het kastijden van misdadigers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Pas na het genoten ochtendmaal, waarbij een goede wijn niet ontbrak, vertelt Faustus aan Mij dat zijn ochtendlijke werk, dat hem anders ondanks alle ijver een paar weken werk gekost zou hebben, nu al klaar was en dat alles naar zijn bestemming was verzonden. Alle documenten lagen ordelijk gereed op de tafel in het grote kantoor, en de gerechtelijke vervoersbrieven waren tot in de puntjes verzorgd. De schat uit de grot van Kisjonah was op de juiste manier verdeeld en voorzien van geleidebrieven, net als de belastinggelden en de grote tempelschat uit Chorazin, en nu was dus alles afgezonden. Alleen lag er in het grote kantoor nog zeer veel timmermansgereedschap, waarvoor nog geen eigenaar was gevonden.
Hoofdstuk 2: Het hart van een dief. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] FAUSTUS zegt: "Heer, inclusief het bedoeninkje! Daar sta ik borg voor! O Heer en Vriend! Wat hebben deze zwartjassen mij al veel onaangenaamheden bezorgd; de domme wet beschermde ze echter, en met de beste wil kon men hen nergens op pakken. Voor mijn ogen begingen ze de afgrijselijkste onrechtvaardigheden en ondanks alle ter beschikking staande macht, was daar niets tegen te doen. Maar nu heeft de satan ze dan toch eens in de steek gelaten, en ik heb nu een heft in handen waarvoor deze kerels zullen beven als een loszittend boomblad tijdens een storm die door de bossen raast! Het bericht aan opperstadhouder Cyrenius is een meesterwerk, dat hij gewaarmerkt, tesamen met de belastingen, direkt naar Rome zal versturen. Het schip van de keizer , met vier en twintig roeiers en bij goede wind zelfs voorzien van een groot zeil en een stuurrad, is vanaf Tyrus, Sidon en Caesarea binnen twaalf dagen aan de Romeinse kust en binnen handbereik van de keizer! Verheug je er binnen nogmaals twaalf dagen maar op, jullie zwartjassen! Aan jullie hoogmoed zal op een bijzondere manier paal en perk worden gesteld!"
Hoofdstuk 2: Het hart van een dief. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Kijk, daarin ligt nu juist het strafgericht dat de verlanger van het teken over zichzelf heeft afgeroepen door het op zijn verlangen geproduceerde teken dat hem het onomstotelijke bewijs heeft geleverd waartegen hij niets in kan brengen. Omdat hij daarna toch doorgaat met zijn verkeerde levenswijze, wordt hij aldus een bestrijder van de eeuwige waarheid die hij dan ook in feite heel krachtig verwerpt, ondanks het feit dat hij het onvernietigbare teken, dat hem als bewijs van de waarheld is gegeven in geen eeuwigheid uit de weg kan ruimen alsof het niet behoorde bij de aan hem geopenbaarde waarheid. Daarom is met geen woorden uit te drukken, hoeveel beter het is, om voor het bewijzen van de waarheld nooit een teken te geven.
Hoofdstuk 3: Het juiste gebruik van wonder en geneeskracht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] Kijk, daar is nu ook jouw Styx en schipper Charon. Aan de andere zijde van de ongeveer twaalf vadem brede en wel een el diepe stroom, die eigenlijk slechts een soort vijver is en op de ondiepe plaats makkelijk overgestoken kan worden, zie je in het schemerige licht ook jouw drie rechters, een paar furiën, Cerberus en Pluto met Prosperina. Deze figuren zien er echter slechts van een bepaalde afstand zo uit, dichterbij en bij helderder licht lijken ze overal op behalve op datgene wat de menselijke fantasie van hen heeft gemaakt. -Maar nu gaan wij, zonder aan Charon veergeld te betalen, te voet over de Styx, en aan de andere zijde zullen we de Tartarus eens wat nader bekijken."
Hoofdstuk 4: De druipsteengrot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] Wij waden op een zeer ondiepe plaats door de zogenaamde Styx en gaan door een tamelijk nauwe spleet de Tartarus binnen, die in het licht van onze fakkels maar al te gauw een schat begint prijs te geven, die nog door geen van de Farizeeën verraden was. En zo komt door Mijn toedoen alles wat nog verborgen was aan het licht.
Hoofdstuk 4: De druipsteengrot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Toen boog IK Mij in de grafkelder, waarin de jonge Sarah in linnen gewikkeld lag, en zei tegen Jaïrus: "Kijk, het is nacht geworden en het lampje in het graf geeft nog maar heel weinig licht! Ga naar de bewaker van dit school en bedehuis en laat je een sterker licht geven; want als zij het leven terug zal krijgen, moet zij natuurlijk iets kunnen zien om uit het graf te klimmen."
Hoofdstuk 12: Sarah's tweede opwekking uit de dood. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] JAÏRUS zegt: "O Heer, zou dat echt mogelijk zijn? De ontbinding is bij haar al in een vergevorderd stadium! Maar ik geloof dat bij God alles mogelijk is, en daarom zal ik meteen met een sterker licht terug zijn!"
Hoofdstuk 12: Sarah's tweede opwekking uit de dood. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Jaïrus haast zich nu om een sterker licht te halen, dat hij echter niet zo snel kan krijgen omdat het vuur bij de huisbewaker is uitgegaan en het hem geruime tijd kostte om twee voor het vuur maken geschikte stukken hout hard tegen elkaar te wrijven tot ze begonnen te branden.
Hoofdstuk 12: Sarah's tweede opwekking uit de dood. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30  ...