Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

13258 resultaten - Pagina 17 van 884

...  5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30  ...
[8] En Ik zal dat en nog veel meer in later tijd door de mensen laten uitvinden, omdat dat dienen moet en ook dienen zal voor het onderdrukken en voor het algeheel aten verdwijnen van de valse profeten, die met grote kracht en wereldse luister zullen uitroepen: 'Kijk, hier is Christus!' of 'Daar is Hij!'; maar luister dan niet naar hen, en ontwijk hen als een pestvlaag! Want alles wat zij in de scholen en tempels leren en prediken zullen, zal niets dan bedrog zijn, dat onder de mensen de grootste ellende zal veroorzaken die ooit in de wereld was. Want veel mensen zullen hen aanhangen vanwege de valse tekenen en wonderen, die zij zullen verrichten zoals de Essenen en de Indische magiërs.
Hoofdstuk 234: Uitvindingen en hun doel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[17] Voor kinderen is er ander voedsel dan voor rijpe mannen. Hoe wil je iemand iets wat dieper geestelijk is begrijpelijk maken, als hij de aarde die hem draagt en voedt, totaal niet kent, en nog minder beseft wat de sterrenhemel allemaal omvat en bevat? Maar jullie heb Ik dat alles leren kennen, zodat jullie je vooral een levendig begrip van de grootte en van de wijze orde van God hebben kunnen maken, en daarom hebben jullie dat hogere en zuiver geestelijke ook gemakkelijker kunnen begrijpen; de anderen die hier zijn, hebben al veel in de wereld beleefd, en hebben daardoor een basis om ook iets hogers te begrijpen, waartoe hun grote liefde tot Mij hen echter het meest geschikt maakte. En zo is nu aan allen die daarvoor geschikt waren, dit grote en diepe geheim door Mij uitgelegd; alle anderen moeten wachten tot zij geschikt zijn om het van Mijn geest te ontvangen.
Hoofdstuk 231: De oneindigheid en alomtegenwoordigheid van God in Jezus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Er zijn nog veel van dergelijke plaatsen waarin duidelijk gemaakt wordt dat Ik voornamelijk in het lichaam in deze wereld ben gekomen om de al te grote inmenging van de hel voor eeuwig een halt toe te roepen.'
Hoofdstuk 239: De tweede schepping van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Nu zei AGRICOLA vol verbazing: 'Heer, zo'n beschrijving van de hel is mij nog nooit ter ore gekomen! Wij Romeinen hebben haar in onze fantasie onder de aardbodem gesitueerd, en dan speciaal op die plaatsen waar er, zoals bij ons, van die bergen zijn die voortdurend roken en van tijd tot tijd grote, alles verwoestende vuurmassa 's uitspuwen. Ah, maar zo ziet de zaak er heel anders uit! Dan is immers nu de hele aarde met een mensengeslacht dat buitengewoon losbandig is een volmaakte hel; want in deze wereld gaat het nu net zo toe als U ons het reilen en zeilen in de hel beschreven heeft!'
Hoofdstuk 240: De verhouding tussen hel en wereld - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] IK zei: 'Ja, m'n vriend, de wereld en de hel zijn net zo één als lichaam en ziel één zijn. De grote helleziel bedient zich net zo van de uiterlijke wereld als de ziel zich van haar lichaam bedient. Als de ziel een engel is door haar liefde tot God en de naaste, dan zal ook het lichaam alleen maar goed doen, omdat de ziel, die het lichaam levend maakt, niets kwaads wil en kan doen; maar is de ziel al volledig een duivel, dan is haar lichaam dat ook.
Hoofdstuk 240: De verhouding tussen hel en wereld - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[17] Na deze bepaald niet vriendelijke woorden van de Romein overviel de overste en zijn knechten een grote angst en de overste maakte aanstalten om weg te gaan, en ook de knechten zeiden: 'Wat moeten wij daarbij? Wij hebben geen wil, maar wij moeten zelfde wil van de tempel volgen. De overste moet deze zaak met u, hoge gebieder, zelfmaar uitzoeken en afhandelen! Als er een misdadiger bestraft moet worden, zijn wij de fysieke voltrekkers van het oordeel; waarom iemand eigenlijk veroordeeld is, daarvan weten wij zelf niets anders en niets meer, dan wat ons door de rechters altijd slechts in 't kort is meegedeeld. Hoe zouden wij dan nu tegen of voor deze misdadiger kunnen getuigen? Hoge gebieder, laat ons daarom gaan!'
Hoofdstuk 7: Agricola verhoort een tempeloverste - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Als u, geëerde heer en vriend, dat samenvat, zult u wel inzien dat een heel arme familie, al woont zij midden in deze grote stad, van alle verschijnselen en gebeurtenissen, ook al zijn die nog zo bijzonder, even weinig kan merken als wanneer zij ergens aan het eind van de wereld leefde! Als wij nu om de u genoemde redenen vrijwel niets weten over de beroemde en reeds overal bekende Galileeër, dan kan ons dat echt niet als schuld worden aangerekend.
Hoofdstuk 13: Agricola 's verwijzing naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] de moeder zei: 'Lieve dochter, ik zou je nog veel meer liefhebben als je maar niet zo ontzettend bijdehand was! De oude rabbi heeft twee jaar lang je hoofd volgepropt met al het mogelijke wat een mens op deze wereld maar aan kennis kan bezitten en jij weet al meteen alles beter dan wij, je ouders, en daardoor ben je soms volkomen onuitstaanbaar geworden, en ik merk nu dat deze grote meester ook al bijna genoeg van je heeft! Daarom lijkt het me nu raadzaam om hem om vergeving te vragen en dan naar onze plaatsen terug te gaan!'
Hoofdstuk 26: De uitvlucht van de jodin - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Ik zeg: 'Je bent wel iemand met een ontzettend scherp verstand en je hebt het laatste gebod van Mozes heel fel bekritiseerd! Ja, ja, soms zijn de kinderen van de wereld verstandiger dan de kinderen van het licht; zij zien vaak eerder de scherpe kanten van een leer dan de kinderen van het licht. Maar ook bij dit laatste gebod zit je er, ongeacht de grote scherpte van je verstand, net zo naast als bij de eerdere.
Hoofdstuk 36: Hoe belangrijk het is om de gedachten te bewaken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Lazarus zei: 'Ja,ja,je zou wel eens gelijk kunnen hebben; alleen begrijp ik niet zo goed wat je bedoelt, als je zegt dat je gelooft dat de Heiland uit Nazareth werkelijk de beloofde Messias is, maar datje toch bang bent om er onbevreesd en openlijk voor uit te komen dat Hij dat ongetwijfeld is. Als Hij de Messias is, dan is Hij volgens veel teksten die jou bekend zijn uit Mozes, Elia, Jesaja, Jeremia en nog veel andere profeten en zieners, Jehova Zebaoth Zelf En als Hij dat is, wat stelt bij Hem vergeleken dan de hele wereld voor?! Kan Hij die niet met één zucht laten verdwijnen, wanneer deze Hem uiteindelijk toch te veel zou gaan mishagen en de al te grote slechtheid van de mensen Zijn geduld op een te grote proef zou stellen?! Als er dus geen twijfel over bestaat dat Hij inderdaad de almachtige Heer van de hele schepping is en als jij dat ook gelooft, hoe kun je dan nog angst hebben voor de domme en blinde wereld? Kijk, dat begrijp ik niet zo goed van je! Dat je Hem de eerste keer alleen maar 's nachts opzocht, was wel te begrijpen, maar sindsdien was Hij al een paar keer hier, en je hebt Hem noch 's nachts en al helemaal niet overdag bezocht, wat beslist niet juist van je was. Alleen wanneer je niet echt gelooft dat Hij de waarachtige Messias is, verontschuldigt dat je vrees en je lauwheid een beetje, en kun je het verzuimde nog wel inhalen! Heb je goed begrepen wat ik je daarmee gezegd heb?'
Hoofdstuk 47: Nicodémus bij Lazarus op de Olijfberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Ik zei: 'Dat zullen zij ook niet doen, maar in hun woede en moordlust zullen zij zo'n druk uitoefenen op de Romeinse rechter en zo'n groot aantal betaalde getuigen tegen hun offerlam naar voren brengen, dat de rechter tenslotte zal moeten doen wat zij willen. Weliswaar geloven al veel mensen van het volk in Mij en Mijn leer, maar de tempel heeft toch een grote, zij het ook totaal blinde aanhang, waarmee men nog van alles uit kan richten. Dat de tempel nog veel aanhangers heeft, bewijst de bijna ontelbare mensenmenigte die op de feestdagen een bedevaart naar de tempel maakt. Deze grote, massale bedevaarten tonen immers meer dan voldoende aan, hoevelen er nog met de tempel verbonden zijn, en hoeveel blinden er nog in het hele joodse land zijn die God een welgevallige dienst denken te bewijzen als ze heel gewetensvol doen wat hun door de tempel wordt bevolen. Als je dat goed voor ogen houdt, zul je nu nog heel weinig joden vinden die voor het leven van Mijn lichaam borg willen staan.'
Hoofdstuk 50: De Heer legt de lichtverschijnselen uit - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] En hoewel Ik nu als de Heer, omhuld met een lichaam, Zelf in de tempelonderwijs, terwijl Ik de duidelijkste tekenen doe en al het volk en de .tempeljoden de waarheid leer, helpt dat toch helemaal niets, en de Fanzeeën gaan nog erger dan ooit hun gang met liegen en bedriegen, en beraadslagen voortdurend hoe zij Mij uit deze wereld kunnen helpen. En zelfs dat zal hun nog toegestaan worden, opdat de maat van hun gruwelen vol zal worden. Maar dan komt ook het jullie allen in het tweede verschijnsel getoonde grote gericht over dit volk, en daarmee ook het einde van hen, als joden, waarna zij dan als kaf naar alle uiteinden der aarde verstrooid zullen worden. En hun naam, die tot nu toe overal geroemd werd, zal veracht worden.
Hoofdstuk 51: Het verleden en de toekomst van de joden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Maar een mens, die ten eerste al nooit echt de moeite neemt om de levenswetten van God beter en duidelijker te leren kennen - omdat het vermaak van de wereld hem daar te veel van afhoudt - en die zich van de ene zinsverrukking in de andere stort, die begint God te vergeten, en daardoor verdwijnt zijn geloof in Hem steeds meer. Als hij echter zijn geloof in een God verliest, dan worden zijn ouders ook hinderlijk voor hem. Niet alleen dat hij hun niet meer gehoorzaamt, maar hij ergert hen steeds door alle mogelijke ongehoorzaamheid, slaat hen tenslotte zelfs, besteelt hen en verlaat hen. En als hij zijn ouders niet eerbiedigt, heeft hij al helemaal geen respect voor zijn medemensen. Hij bedrijft hoererij. in allerlei vorm, wordt een dief, een rover en een moordenaar om zich middelen te verschaffen waarmee hij zich nog meer aan zijn lusten en slechte hartstochten over kan geven. En zo heeft deze mens zich tenslotte van alle levenswetten ontdaan en handelt dan volgens de wetten van zijn slechte en kwade aard, en zondigt op die wijze volledig tegen de hele wet. Daardoor heeft hij echter ook de maat van het kwade vol gemaakt, is een duivel geworden en heeft daardoor dan ook in zichzelf en uit zichzelf het gericht over zich doen losbreken; in zijn grote kwelling en pijn moet hij zich nu zelf verwijten dat niemand dan alleen hijzelf de schuld daarvan was.
Hoofdstuk 53: Over de maat van het goede en het slechte - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Kijk eens naar de leerlingen van de Heer, waarvan er zich nu nog twee beneden in de tempel bevinden; één van die twee is aan de wereld verslaafd! Zie, deze leerlingen -met uitzondering van die ene - hebben al bijna het punt bereikt waarop ik mij, als zuivere geest, nu bevind; maar het was voor hen beslist niet zo gemakkelijk om zover te komen als jij je dat misschien voorstelt. Zij waren voor het merendeel vissers aan het meer van Galilea in de omgeving van Kapernaüm en waren in het bezit van een huis en grond en hebben vrouwen en kinderen, en zie, zij hebben alles verlaten en volgden gewillig en met grote vreugde de Heer omwille van Gods rijk en om Zijn kracht en macht te verkrijgen! En omdat zij zuiver terwille van het rijk van God de hele wereld de rug hebben toegekeerd, hebben zij ook in korte tijd in zichzelf bereikt wat jij als een groot man van de wereld pas geleidelijk aan zult kunnen bereiken.
Hoofdstuk 75: De geest, de meest innerlijke kracht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Maar tegen de tijd van de laatste richters begonnen zij reeds in alles onverschilliger en trager te worden. De geboden en ook de andere voorschriften begonnen ze minder na te komen en meermalen te overtreden. Daarop kregen ze ook meteen allerlei waarschuwingen, waar de betere mensen zich wel naar richtten; de meer werelds ingestelde mensen deden slechts voor de schijn mee, maar in hun hart werd de dode wereld steeds belangrijker. Zulke wereldse joden werden al gauw rijke en aanzienlijke mensen die met hun eenvoudige woonhutten niet meer tevreden waren en ook niet met de door God ingestelde richters. Zij wilden evenals de heidenen, ook een schitterende, machtige koning hebben en een stad en stevige burchten. Tenslotte eisten zij onder Samuel in alle ernst een koning, en God de Heer sprak: 'Kijk dat ondankbare volk nu eens! Met Mijn vaderlijke regering, waaronder het gezond, rijk en groot en machtig is geworden, wil het niet meer tevreden zijn. Aan alle grote zonden die het al voor Mijn aangezicht heeft begaan, voegt het nog deze grootste zonde toe, dat het een koning eist! ja, het zal een koning hebben en steden en burchten; maar niet om er beter van te worden maar als een scherpe harde tuchtroede zal het een koning hebben!'
Hoofdstuk 81: De oude rabbi beschrijft de geschiedenis van het verval van het Joodse volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30  ...