Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3231 resultaten - Pagina 17 van 216

...  5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30  ...
[4] JUDAS Iskariot zegt: "Jullie weten er allemaal niets van! Ik heb al lang gemerkt dat hij ons kwijt wilde, maar er was geen gunstige gelegenheid om ons op een goede manier kwijt te raken. Wel, die gelegenheid kwam nu, en hij is ons en wij zijn hem kwijt! Nu kunnen we ons nog zo inspannen om hem te vinden, maar waarschijnlijk zullen we hem nooit meer zien! Maar of dat -onder ons gezegd -van hem nu zo netjes is, dat is een andere vraag!"
Hoofdstuk 96: De leerlingen op de stormachtige zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] JOHANNES, de lievelingsapostel, zegt: "Nee, dat doet Hij nooit! Daarvoor ken ik Hem te lang en te goed! Dat zou Hij zelfs niet als mens doen, laat staan als Gods zoon, die Hij nu ongetwijfeld is, daar Hij de goddelijke geest volledig in zich heeft! Wat Hij doet, heeft zeker -net als alles wat tot nog toe gebeurd is -een heel goede reden, en dus zal dit ook wel zijn reden hebben! En ik voel heel duidelijk in mij, dat wij dat al gauw zullen merken!
Hoofdstuk 96: De leerlingen op de stormachtige zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] NATHÁNAËL zegt: "Maar broeder Jacobus, prijs me toch niet altijd als ik zo nu en dan iets zeg! De Heer weet toch het best wat mijn waarde en die van mijn wijsheid is, want als die waardevol zou zijn, dan zou ik ook al lang net als jij een uitgezondene zijn geworden. Maar ik ben nog steeds een leerling, omdat de Heer wel weten zal wat er nog aan mij mankeert. Ik heb wel een poëtische, maar nog lang geen profetische geest! Kijk eens naar de jeugdige broeder Johannes, die is vanaf de wieg al een profeet. Dat weet de Heer en daarom heeft hij hem tot Zijn geheimschrijver gemaakt!"
Hoofdstuk 96: De leerlingen op de stormachtige zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Jullie houden de opwekkingen uit de doden, het plotseling vermeerderen van spijzen en dranken, de restauratie van gebouwen en de tekens aan de maan en de zon voor godswonderen! Dat voldoet echter nog lang niet om daarmee de goddelijkheid van een mens, die dat kan, te bewijzen, want dat en soortgelijke dingen heb ik meermalen bij de Essenen gezien. Genezing van zieken doen ze daar als bijzaak, maar ik was er zelf getuige van dat de overste der Essenen in drie talen op de maan schreef! Ook was ik er bij toen hij de zon eens midden op de dag helemaal verduisterde! Nadat hij zijn symbolen getekend en een berekening gemaakt had, zei hij ons: 'Binnen een uur zal ik een plaag over de mensen laten komen, ik zal de zon een tijdlang helemaal verduisteren, en op de gehele aarde zal het donker zijn!'
Hoofdstuk 97: Judas prijst de wonderen van de Essenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[14] Het in het leven roepen van honderdtwee lijken is toch ook wel een opwekking uit de doden, of niet soms!? -Toen vroeg ik aan de wonderdoener of zoiets meer dan één keer per jaar gebeurde. En hij zei: 'Dat gebeurt eenmaal per week. De overste kan echter ook geraamtes zonder vlees weer zodanig tot leven brengen, dat ze net zo levend zijn als degenen die ik hier tot leven heb gebracht! Maar die kracht bezit ik nog lang niet!'
Hoofdstuk 97: Judas prijst de wonderen van de Essenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] JOHANNES zegt: "Zie je wel dat je in de speciaal daarvoor donker gemaakte kamer niets hebt gezien!? De jou getoonde doden waren als doden net zo levend als jij, en het bevel om op te staan was slechts een teken waarop zij zich van hun namaak doodsbedden moesten verheffen. Vraag het maar eens aan onze goede broeder Bartholoméus, die twee jaar lang een goed baantje als dode bij de Essenen had, maar na twee jaren eindelijk toch een goede gelegenheid vond om heel in 't geheim uit het vreselijke klooster van deze bedriegers te ontkomen. Hij zal je wel eens uitleggen hoe de Essenen hun doden opwekken!
Hoofdstuk 98: Het bedrog van de Esseense wonderen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[18] Zo is er bijvoorbeeld in een afgelegen hoek van de grote met zeer hoge muren omringde tuin een bos, waarin de vreemdeling de bomen hoort praten, in een ander deel van de tuin spreken de rotsen, en op een derde plaats kun je zelfs een uit de grond opwellende bron horen praten! In een bassin van zandsteen, een klafter diep ommuurd, leven een groot aantal tamme slangen, die dagelijks met melk worden gevoerd. Die praten óók zo nu en dan! Op een andere plaats van de tuin spreekt zelfs het gras! -Het zou een lang verhaal worden als men dat allemaal zou willen beschrijven, maar het is wel voldoende als ik je zeg dat daar bijna iedere dag dertig tot veertig vreemden voor veel geld bij de neus worden genomen!"
Hoofdstuk 98: Het bedrog van de Esseense wonderen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] SIMON zegt: "Ah, weet je nog meer! Hij, die alle hemelen en alle elementen gehoorzamen - en die ellendige knechten van Herodes! Hij heeft nu eenmaal gezegd dat Hij zal volgen als Hij al het volk weggestuurd zal hebben, en dat wij vóór Hem naar de overkant moeten varen! Wat Hij zegt - is heilig en dus waarachtig! Met deze tegenwind zullen wij de andere oever nog lang niet bereikt hebben voor Hij bij ons is! Want wie de winden bevelen kan, komt gemakkelijk en snel over de zee!"
Hoofdstuk 100: De leerlingen, de storm en het schip. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] PETRUS zegt tegen de knechten: "Dan zouden wij geen leerlingen van de almachtige Heer Jezus moeten zijn! Maar omdat wij Zijn leerlingen zijn, zal de storm ons ook zonder dat onophoudelijke vruchteloze roeien niets of heel weinig kunnen doen. -Het duurt niet lang meer tot de ochtend, en bij daglicht zal het ons allemaal beter vergaan!"
Hoofdstuk 100: De leerlingen, de storm en het schip. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[18] En Mijn JOHANNES omhelsde Mij en drukte Mij stevig aan zijn hart en zei: "O Jezus van mij, dat we U weer terug hebben! Nu is al onze angst weg! Maar verlaat ons nu nooit meer, want het is echt te verschrikkelijk om zonder U te zijn! Werkelijk, ik zal mijn leven lang aan deze nachtelijke tocht op zee denken! Zoveel angst en schrik heb ik nog nooit doorstaan! Laat de storm zich nu maar rondom ons uitleven zoveel hij wil, want nu hebben wij zijn Meester in ons midden, die hem bevelen kan om te zwijgen, en dan moet het monster gehoorzamen aan de stem van de Almachtige!"
Hoofdstuk 101: Petrus loopt op de zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] EBAHL nam ons zeer gastvrij op en zei: "Naar uiterlijk en kleding zijn jullie Galileeërs uit de omgeving van Nazareth!?" Wij beaamden dat en hij liet meteen brood, wijn en vis voor ons brengen en zei: "Drie dagen en drie nachten behoeven jullie niets te betalen! Maar als jullie, Nazareeërs, mij in kunnen lichten over de beroemde heiland die Jezus heet, die op de wonderbaarlijkste wijze alle mogelijke ziekten moet kunnen genezen, dan houd ik jullie je leven lang vrij en dan kun je eten en drinken wat je maar wilt!
Hoofdstuk 103: Genezareth. De herberg van Ebahl. (6/7.12.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] JOHANNES zegt: "Ik ben het helemaal met je eens! Laten we daarom allen vast op Hem vertrouwen, Hij verlaat ons eeuwig niet! Kijk, bij deze harde wind, die ons al ongeveer vijf uur lang teistert, zouden onze roeispanen heel weinig hebben uit kunnen richten tegen de storm, als Zijn macht over de elementen ons niet in volle zee gehouden had! Zonder Zijn invloed zouden we allang weer daar geweest zijn, waar we weggevaren zijn! Want, als ik het wel heb, dan ligt ons schip als aan de grond genageld op één punt, en ik geloof dat wij, als wij vast in Hem geloven, wel kunnen laten ophouden met roeien, waardoor de schippersknechten helemaal uitgeput zijn. Het schip zal zich niet verplaatsen, en de Heer zal ons waarschijnlijk op deze plaats willen achterhalen, anders zouden we bij deze storm allang God weet waar geweest zijn!"
Hoofdstuk 100: De leerlingen, de storm en het schip. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Als jullie mij dus deze Jezus uit Nazareth kunnen bezorgen of mij alleen maar zeggen waar ik hem met vrij grote zekerheid kan aantreffen, dan zijn jullie allemaal, zoals gezegd, je leven lang mijn gasten!"
Hoofdstuk 103: Genezareth. De herberg van Ebahl. (6/7.12.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[24] De beide ESSENEN zeggen: "Heer en meester, sta ons toe om hier nog zo lang te blijven als u zich hier zult ophouden!"
Hoofdstuk 104: Zieleheil gaat boven lichamelijk geluk. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Tenslotte, vriend: hoewel ik mij nooit zo ver zou willen overschatten dat ik me zou inbeelden in staat te zijn om u les te geven, geloof ik toch ergens -afgezien van uw ontzaglijke kennis van de geheime krachten der natuur -ten opzichte van de mensenkennis iets te begrijpen. Daarom raad ik u aan, als iemand, die net als u een mensenvriend is, de grote plaatsen, waar de mensheid te grondig verdorven is, meer dan de ergste pest te mijden, anders zal de aardbodem niet lang meer door uw heilbrengende voeten betreden worden!
Hoofdstuk 106: Hoe de Romeinse hoofdman de wereld ziet. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30  ...