Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1405 resultaten - Pagina 17 van 94

...  5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30  ...
[4] Als wij willen wat de Heer wil, is ons willen volkomen vrij, omdat de wil van de Heer ook volkomen vrij is; willen wij dat echter niet, of maar ten dele, dan zijn wij miserabele slaven van onze eigen oneindige blindheid. Alleen in God kunnen wij volkomen vrij worden; buiten God bestaat er niets dan alleen maar gericht en dood!
Hoofdstuk 176: De eenwording van de mens met God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Dit oergoddelijk wezen is voor niemand ook maar zichtbaar onbegrijpelijk, omdat het de gehele oneindigheid vervult en heel verborgen overal aanwezig en tegenwoordig is, zowel in ruimte als tijd, wat de reden was waarom het beeld van Isis steeds verhuld was. Niemand kon en mocht de geweldige sluier van Isis optillen, behalve de opperpriester slechts bij bepaalde, bijzonder heilige gelegenheden, -maar zelfs hij mocht voor het volk alleen maar de onderste rand oplichten.
Hoofdstuk 192: Over het wezenlijke van Isis en Osiris. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] De mens, in zijn begrensde vorm, zou de oergod wel dichter bij zich willen brengen; zijn hart smacht naar het ogenblik dat hij de Schepper eenmaal in een genaakbare mensenvorm kan zien en met Hem, de eeuwige oergeest, net als met een mens kan spreken; maar dat is niets anders dan een dwaas verlangen van de zwak begaafde mens, wat in een bepaald opzicht vergeeflijk is maar eeuwig nooit gerealiseerd kan worden. Want het eindige kan eeuwig nooit oneindig worden -en het oneindige nooit eindig!'
Hoofdstuk 193: De grote rotstempel Jabu Simbil. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Toen de overste ons de liefde tot het oneindige, goddelijke wezen na aan het hart legde, voelden wij dat het kleine mensenhart helemaal niet instaat was tot zo'n liefde en wij dachten en zeiden dan ook dat wij wel de een of andere persoonlijkheid die de goddelijke geest in zijn volheid zou dragen, heel goed boven alles zouden kunnen liefhebben, maar dat een te oneindige goddelijkheid, de door de geest van God vervulde oneindigheid, als iets dat niet te vatten is, niet liefgehad kon worden tenzij de liefde tot zo'n oneindig, goddelijk wezen zou bestaan uit het gevoel van de te kleine, nietige mens door de te eindeloze, oergoddelijke alomtegenwoordigheid.
Hoofdstuk 194: Oubratouvishar en Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Deze Moren behoren echter allen tot degenen die moeilijk aanvaarden; maar wat zij eenmaal aanvaard hebben is hun bezit, en zij zullen steeds licht blijven geven tot aan hun laatste nakomelingen, zoals de sterren in de Orion en zoals Sirjezc (Sirius) in de grote ruimte.
Hoofdstuk 199: Over langzaam en snel begrip van de waarheidsleer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[18] De ENGEL zegt: "Bij God is alles mogelijk, en jullie kunnen daaruit opmaken hoe God de Heer, ook al is Hij hier als mens net als een ander mens aanwezig, met de oneindige macht van Zijn wil toch de gehele oneindigheid leidt, regeert en in stand houdt, en dat er voor Zijn alziende ogen eeuwig nergens iets verborgens kan zijn waarvan Hij niet heel precies alles weet!
Hoofdstuk 200: Raphaël overtuigt de zwarten van de goddelijkheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] Wel, zij kwamen op een heel slimme gedachte! Zij nietselden uit steen deels zeer grote en later ook heel kleine doodskisten, waarin hoogstens een, twee tot drie lijken voldoende ruimte hadden. Iedere kist kreeg een naar verhouding groot en zwaar deksel. Als dan in zo 'n kist een of meer lijken werden gelegd, nadat zij eerst met Mum (Muma, ook mumie, betekent aardhars, aardbalsem) goed gebalsemd werden, werd het deksel gloeiend heet gemaakt en de kist werd met het gloeiend hete deksel zogezegd voor eeuwige tijden afgedekt. Daardoor droogden de lijken in de kist helemaal uit, en als het deksel erg groot en heet was, verkoolden zij ook vaak of verbrandden tot as.
Hoofdstuk 203: De zeven reuzen en de sarcofagen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Maar zeg jij ons nu hoe je kunt verklaren dat deze man het allerhoogste, goddelijke wezen is, waarvan de gehele oneindigheid vervuld is en die overal met almachtige kracht heerst, leidt en alles in stand houdt en voedt. Waar moet zich die eeuwige onbegrensde wijsheid en die almachtige wilskracht in hem bevinden?! Hier, net als wij slechts een beperkt mens en daar, werkzaam door de hele oneindigheid, met het grootste inzicht, de hoogste wijsheid en met de grootste onbeperkte kracht; hier, op en in alle ontelbare plaatsen der aarde en tevens daar, in de verste diepten van de oneindige schepping ziend, wetend, voelend, berekenend en met nooit nalatende eeuwige kracht en macht werkend?! Begrijp jij deze onbegrijpelijke mogelijkheid?"
Hoofdstuk 196: Oubratouvishar probeert zijn mensen van Jezus' goddelijkheid te overtuigen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Als zo'n mens dan helemaal door of uit zijn geest wordt wedergeboren, is hij volkomen aan Mij gelijk en kan hij zelf in alle levensvrijheid willen wat hij maar wil binnen Mijn orde, die hij dan zelf geworden is, en volgens zijn vrije wil moet het er zijn en moet het gebeuren. In die volmaakte levenstoestand, omdat hij aan Mij volledig gelijk is, is de mens dan niet alleen heer en meester over de schepselen en de elementen van deze aarde, maar zijn heerschappij strekt zich dan, net als de Mijne, uit over de gehele schepping in de eindeloze ruimte, en zijn wil kan de talloze werelden wetten voorschrijven en die zullen opgevolgd worden. Want zijn verheerlijkte gezichtsvermogen doordringt alles net als het Mijne en eigenlijk tesamen met het Mijne, en zijn onbeperkte waarneming ziet overal wat er nodig is in de hele schepping, en kan waar en wat dan ook voorschrijven en scheppen en helpen; want hij is immers in alles één met Mij."
Hoofdstuk 217: De voordelen van de juiste opvoeding van de ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] De betekenis hiervan is dit: Een mens die verstandelijk is ontwikkeld, kan door veel zelfverloochening ook naderhand zijn hart doeltreffend ontwikkelen; gaat hij daarbij echter niet uiterst zorgzaam te werk, en let hij niet voldoende op de vele proppen waarmee hij alle gaten (aardse zwakheden) in zijn levensvat gedicht heeft, en laat hij ook maar één zwakheid ofwel één gaatje dat niet zorgzaam genoeg dichtgestopt is, de ruimte, dan zal hij heel vlug merken dat hij het verzamelde levenswater kwijt is, en dat hij heel ongemerkt weer helemaal de oude mens is geworden, zonder enige innerlijke levensinhoud!
Hoofdstuk 220: Over de wedergeboorte en de juiste opvoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Kijk nu echter naar de beide hopen aan Mijn linkerkant! Daar zie je heel verschillende vormen, zoals al eerder opgemerkt, en zij passen nergens goed tegen elkaar; dan is er hier, dan weer daar een holle ruimte en dat geeft aanleiding tot allerlei verkeerde weerkaatsingen, zoals jullie later ook werkelijk zullen zien. Het achterhoofd, dat er net zo uitziet als het voorhoofd, heeft eveneens plaatjes die driemaal zo klein zijn als die van het voorhoofd. -Kijk nu eens naar de vormen!"
Hoofdstuk 232: De bouw van de menselijke hersenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[15] Dat zeer zuivere muziek daartoe in staat is, kunnen jullie ook zien wanneer jullie in een ruimte vijanden en vrienden bij elkaar zetten en dan in hun midden pure muziek ten gehore brengen, dan zullen jullie in plaats van vijanden weldra alleen maar gemoedelijke vrienden zien. Maar deze uitwerking heeft alleen heel zuivere muziek; onzuivere en laag bij de grondse muziek veroorzaakt juist het tegendeel.
Hoofdstuk 233: De samenhang van de hersenen in voor en achterhoofd. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] En IK zei: "Dat was de stem van de Vader in Mij, en de vlam ontstond uit Mijn oneindige, uitstralende levenssfeer, die de werking is van Mijn heilige geest! -Simon Juda, begrijp je dit nu ook goed?"
Hoofdstuk 253: De verschijnselen bij de doop van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Wat echter voor de ruimte geldt, geldt ook voor de daarin aanwezige kracht; ook deze moet noodzakelijkerwijs van zichzelf waarnemen dat zij bestaat, omdat zij er anders onmogelijk zou kunnen zijn. Kortom deze dingen hangen zo nauw met elkaar samen en zijn dermate inherent aan zichzelf, dat het een er zonder het ander helemaal niet kan zijn! Maar omdat al deze zaken immers oorspronkelijk en volmaakt kenmerken van Uw eigen geestelijke oerbestaan Zelf zijn, zijn zij dus volgens Uw geest nooit of te nimmer weg te denken!
Hoofdstuk 253: De verschijnselen bij de doop van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] IK zeg: "Mijn beste vriend Mathaël, het onoverbrugbare verschil tussen God en de geschapen, eindige mens, zelfs de allervolmaaktste, blijft steeds bestaan, en in alle eeuwigheid kan niet veranderd worden, dat God in Zijn oerwezen voortdurend eeuwig en oneindig in alles is en zijn moet, terwijl de mens wel eeuwig voortaan steeds volmaakter in zijn geestelijk wezen zal bestaan, maar toch nooit de oneindige maat van het oerwezen van God bereiken kan en bereiken zal.
Hoofdstuk 254: De grootte van de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30  ...