Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

30690 resultaten - Pagina 17 van 2047

...  5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30  ...
[4] En als dan de leeddragende zusters van de mens - dat zijn, zijn daadwerkelijke liefde en zijn goede wil -naar U toekomen en zeggen: 'Kijk, Heer, hij die U beminde maar toch gefaald heeft, is nu dood! Hij zou niet gestorven zijn als U hier was geweest!' -dat wil dus zeggen: als hij gevoeld had dat hij onder Uw ogen wandelde, zou hij niet gezondigd hebben -zult U hem dan niet uit erbarmen uit de nacht van de dood bevrijden, zijn windsels laten wegnemen en hem met het levenswater weer zodanig verkwikken en herstellen, dat het lijkt alsof hij nooit gestorven was?'
Hoofdstuk 43: De betekenis van de opwekking van Lazarus - Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)
[9] Deze daad, die lijkt op die van Maria Magdalena, heeft aanleiding gegeven tot verwisseling. Maar het was Maria, de zuster van Lazarus, die Mij als haar Heer en Meester in zuiverste liefde was toegedaan, niet met enigerlei aardse liefde. daarom is haar daad ook van heel andere betekenis dan die van Maria van Magdala.
Hoofdstuk 62: Jezus wordt door Maria gezalfd (Joh. 12:1-8) - Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)
[25] Nicodemus zei: 'Heer, wij begrijpen deze woorden van U niet helemaal; bovendien lijkt het ons vooral noodzakelijk dat U aan Uw eigen persoonlijke veiligheid denkt; daarom zijn wij hierheen gekomen, namelijk om U die naar vermogen te verschaffen. Zou het dus niet het beste zijn dat U deze plaats verlaat om U te verbergen? De zoon van mijn broer hier zou U veilig begeleiden, omdat hij veel connecties over de grens heeft, waar U volkomen veilig een tijdlang zou kunnen leven.'
Hoofdstuk 68: Nicodemus en de oversten bij de Heer - Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)
[25] ja, dat lijkt op het eerste gezicht wel zo te zijn, maar bij nadere beschouwing toch niet!
Hoofdstuk 75: Over de dood van de Heer - Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)
[26] En zie, lieve vaderen en begrijp mijn woorden goed en luister goed naar wat de Heer nog verder spreekt, Zijn woorden luiden aldus: 'Luister, kinderen van Mijn erbarmen, Mijn genade is een grote schat en er is op aarde niets dat daarop lijkt. Mijn genade is een goed licht vanuit Mijn heilige hoogte, zoals de liefde een goede spijze des levens is. Wie Mijn genade niet ontvangen heeft, die kan niet geloven dat Ik het ben uit Wie het leven eeuwig stroomt; maar wie het geloof niet heeft, is gelijk de dieren en zal geoordeeld worden, waar hij gaat en staat. Maar als er iemand zou zijn die Mij in zijn liefde mocht erkennen, over hem zullen stromen van genade uitgegoten worden en zo iemand heeft dan reeds van tevoren een aandeel aan dat, wat eens in de grote tijd der tijden de mensen van de aarde, die van goede wil zijn, zullen krijgen.
Hoofdstuk 41: De benoeming van Henoch tot prediker - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[14] O vader der vaderen, zie, het is geen geringe zaak die mij noopt mij tot jou te wenden en je om de zegen over mijn legerstede te verzoeken! Want er is niets in de wereld, dat niet uit het leven zou zijn en weer terugvoerend naar het leven ons de weg van het heil toont door het oneindige erbarmen van de eeuwige liefde en de onmetelijke genade. Maar de mensen moeten niet verzuimen om alles wat uit de liefde van God komt, vooraf te zegenen: de droomgezichten, de nacht, de legerstede, de rust en alles in haar en met haar. Dan zullen de droombeelden van de slaap aan de reine mens getrouw de werken van de liefde in de geest tonen en het zal voor hem gemakkelijk worden zichzelf te doorgronden; maar diegene die geen acht op de droomgezichten slaat en de zegen van zijn legerstede en daardoor de rust niet eerbiedigt, die lijkt op een blinde en dove en de liefde en het leven zullen zwijgend aan hem voorbij trekken.
Hoofdstuk 48: Over de goddelijke zegen op aarde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[17] O vaderen, alles heeft zijn reden! Zie, het leven hebben wij weliswaar zelf onverwoestbaar in het eigen woord, maar dit leven lijkt nog op dat wat in de zaadkorrel besloten ligt! Keren wij ons hart naar de wereld, dan is het winter bij ons en het te kort durende genadelicht is niet in staat de geestelijke warmte in ons vrij te maken; maar indien wij voortdurend ons hart naar boven tot de Heer wenden, dan zal het langdurige, ja voortdurende genadelicht spoedig de geestelijke levenswarmte in ons vrij maken en wij zelf zullen ons dan verheffen als levende vorm of levend woord tot het eeuwige bewustzijn in het licht van de Heer.
Hoofdstuk 64: Henoch spreekt over het wezen van het woord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[11] Zie kinderen, dat steentje lijkt op de mens in zijn gehoorzaamheid, maar de nevel op de zuivere, op het uiterlijk gerichte verstandsmens! Gebeurt het niet zo, dat wanneer de wind de nevelen bijeendrijft zich daaruit waterdruppels vormen en wanneer verscheidene en vele van die druppels tezamen vloeien, zij tenslotte een meer vormen?! Indien in de diepte het grote gewicht van de watermassa een zeer grote druk uitoefent, dan grijpen onder invloed van zo'n druk uiteindelijk zijn deeltjes ineen en vormen een doorzichtige steen, die dan een vaste stralende steen, gelijk een diamant, is en een groot symbool van de terugkerende gehoorzaamheid door het ware berouw.
Hoofdstuk 69: Seths troostende woorden - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[18] Zie, juist zoals het uit de hoogte zwaar neervallende water het gras niet doet herleven, maar het slechts vernietigt en doodt, en onder zijn hevige neerslag niets dan harde, schoongespoelde stenen te vinden zijn, zo is het ook met de naakte gerechtigheid, vallend uit de onmetelijke hoogte van de wijsheid. Zij doodt en vernietigt het innerlijke leven. En als het leven eenmaal lijkt op een dode, door het harde gekletter van het water uitgewassen steen, dan zal het zeer moeilijk worden om op zo' n steen het een of andere levende plantje te laten groeien!
Hoofdstuk 81: De patriarchen bij de kinderen van de avond - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[13] Asmahaël heeft woorden uitgesproken waarvan de zin onmogelijk ooit door een natuurlijk mens van vlees en bloed begrepen kan worden! Heeft hij die echter niet geheel begrepen, dan lijkt hij op een steen, die in zichzelf vol is met dood en duisternis.
Hoofdstuk 86: De gedachten van de patriarchen over Asmahaëls woorden - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[25] Mahalaleël: "Als jij als goede redenaar dat van jezelf zegt, terwijl toch jouw taal helemaal op die van Asmahaël lijkt, wat zal ik, die, zoals jezelf het beste weet, een harde tong heb, dan wel moeten zeggen?! Maar bij dit algemene stilzwijgen begint nu mijn onverschilligheid mij een beetje te verlaten; want als er niet spoedig een oplossing van boven komt, vader, ik zeg je, dan zullen wij hier in de avond zeker de avond beleven en waarschijnlijk ook middernacht, welke op zijn minst in geestelijke opzicht helemaal niet zo ver van ons verwijderd schijnt te zijn!"
Hoofdstuk 86: De gedachten van de patriarchen over Asmahaëls woorden - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[18] Mijn wil is een dood willen en lijkt volkomen op die in een droom, waardoor ook juist alleen dat wordt bewerkstelligd wat men onvoorwaardelijk moet willen en wat een vreemde onnaspeurlijke macht je heimelijk dwingt te willen en te doen. Mijn liefde tot God komt mij voor als beminde ik de lucht en het water. Ik hoor het ruisen van de wind, maar er blaast zelfs nog geen vleugje zachtjes door mijn haar. Ik heb honger en dorst, maar wil eten noch drinken. Ik ben slaperig - en kan niet inslapen. Ik ben moe en mijn ledematen schuwen iedere rust. Ik bid tot God, maar mijn hart ligt als een steen onbeweeglijk op de grond. Ik kijk omhoog naar de lichtende hoogten, - zij zijn bedekt met de zwaarste wolkenmassa's. Ja, alles in me en buiten me komt mij zo heel vreemd voor! Ik ben, als was ik niets; en alles wat ik bekijk, schijnt slechts voor de helft te bestaan, of het is alsof het niet bestond, of alsof het spoedig zal vergaan.
Hoofdstuk 87: Eva berispt Seth - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[9] "O Adam! Geloof je dan in je hart, waarin jouw zeer verzwakte geest woont, dat de Heer op een koning uit de diepte of op jou lijkt, zodat er dan vele wezens nodig zouden zijn om Hem te benaderen?! Zie, Ik heb geen bewakers en ook geen deurwachters nodig en ook geen in volgorde gerangschikte, eerstgeboren hoofdstamkinderen, via welke iemand pas aan Mij voorgesteld moet worden; ook eis ik niet dat iemand eerst wel een uur lang plat op zijn gezicht voor Mij moet liggen, opdat hij daardoor waardig mocht worden dan voor Mij, zijn God en Schepper, overeind te komen; maar alles wat Ik in liefde verlang, is een getrouw, tot Mij gekeerd liefdevol en deemoedig, door berouw gelouterd hart en met zo' n hart hoeft geen mens een omweg voor Mij te maken, omdat Ik zondermeer voor hem toch altijd al zijn Allernaaste ben en moet zijn! En als het niet zo zou zijn, wie zou er dan wel in staat zijn ook maar een flits van een ogenblik lang zijn leven te behouden, omdat immers alle leven het allernaast en allernauwst uit Mij voortkomt en ook in eeuwigheid nooit ergens anders vandaan kan komen!
Hoofdstuk 124: Adam vraag naar de kinderen van middernacht - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[8] Ja, je hebt in hoge mate eerbied voor Mij, maar ook de rotstoppen van de bergen zuigen weliswaar de eerste en de laatste zonnestraal op, omdat zij het licht opslorpen, - maar voegt zich daar dan ook de warmte bij, dan hullen de bergen zich onmiddellijk in dichte en sombere nevelen en wolken, opdat hun eeuwige sneeuwen hun eeuwige ijs maar niet zal smelten en vergaan. Zo lijkt jullie liefde ook op de liefde van de kalveren voor de volle uier van de moederkoe, waar zij naartoe springen en dan met hun koppen net zolang tegen de uier duwen als daarin nog melk valt te bespeuren; maar willen de spenen helemaal geen melk meer geven, dan verlaat het kalf meteen de koe en is er bij het kalf niets meer te zien wat op liefde lijkt.
Hoofdstuk 134: Asmahaëls gelijkenis over de liefde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[36] Maar wat jouw tweede vraag betreft, deze lijkt op een valstrik. Maar zie, Mij zul je niet zo makkelijk vangen; Ik zeg je, eerder vang je een vliegende adelaar hoog in de lucht dan Mij! Heil zij jou, omdat je liefde jou een dergelijke vraag ingaf; zonder deze zou je nu door een hard antwoord getroffen zijn!
Hoofdstuk 148: De aankomst van Abedam, de vreemdeling, bij de vaderen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30  ...