Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

737 resultaten - Pagina 17 van 50

...  5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30  ...
[3] Denk je dan eens de eindeloos grotere ruimte van de hemelen van God in en het eveneens eindeloze aantal van haar gemeenschappen, die zo overeenkomen met de werelden in de materiële ruimte dat bijvoorbeeld van deze aarde, die vrijwel het kleinst is, er tot op heden al honderdduizend maal honderdduizenden als reeds bestaand kunnen worden aangenomen! Hoeveel mensensoorten er nog uit deze aarde gevormd worden, weet God alleen, omdat Hij de oneindige aantallen als een eenheid duidelijk voor Zich heeft. Als er echter uit de mensen van deze aarde zo talloos vele gemeenschappen in het grote hiernamaals gevormd kunnen worden, hoeveel dan wel niet uit al de ontelbaar vele werelden, waarvan er veel fysiek al zo groot zijn dat deze aarde daarbij vergeleken nauwelijks een zandkorrel is ?
Hoofdstuk 226: Gods wezen en eeuwige scheppingsvreugde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Zo'n komeet is derhalve een langzaam wordende zon, die zich uit de in de eindeloze ruimte voorkomende lichtstof vormt, zich in de vrije ether langzaam maar zeker verdicht, en dus uit de aanvankelijk geestelijke substantie in het stoffelijke begint over te gaan, en na voor jullie ondenkbaar lange tijdruimtes een werkelijke zon wordt en waaruit, wanneer zij haar volle rijpheid bereikt heeft, pas dan planeten of aarden, zoals deze er een is, net als kuikens uit een ei geboren worden, maar aanvankelijk ook als slechts merendeels heel losse gas massa's met heel weinig vastere lichaamsmassa's. Zij worden door de innerlijke, grote natuurlijke kracht van de zon in de verre vrije ruimte als het ware naar buiten geslingerd; en als zij de juiste afstand hebben bereikt die bij hun grootte en speciale zwaarte hoort, dan beginnen zij ten gevolge van de grote en sterke aantrekkingskracht van de zon in zekere zin weer naar de zon terug te vallen.
Hoofdstuk 232: Het wezen van de kometen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Maar Lazarus zei: ' Al deze vreemdelingen zullen tegen de avond vast en zeker hier naar boven komen, en ik zal maatregelen moeten nemen om vooral de kelder nog beter te voorzien, en ook de keuken en de voorraadkamer. Bovendien zal ik buiten ook nog meer tafels en banken moeten laten opstellen, anders heb ik te weinig ruimte!
Hoofdstuk 2: De toestromende handelslieden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Daarmee waren allen uitermate tevreden en de bevrijde slaven wisten van blijdschap niet wat ze doen moesten. Allen wilden nu naar Mij toegaan en Mij bedanken. Omdat zij echter vanwege hun grote aantal niet tegelijk de ruimte daarvoor hadden, stelden zij zich heel ordelijk op in een kring om Mij heen en vroegen Mij in hun taal of Ik naar hen wilde kijken en luisteren. Toen keek Ik hen allen vriendelijk aan en gaf hun een teken dat ze nu konden spreken.
Hoofdstuk 5: De bevrijding van de slaven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Rafaël zei: 'Wel, wel, dat je daar zelf niet opkomt! Is er dan buiten God iets wat niet uit Hem ontstaan zou zijn? Is niet alles wat van eeuwigheid de oneindige ruimte vult, Zijn gedachte, Zijn idee, Zijn wijsheid, Zijn wil?
Hoofdstuk 17: De oerstoffen van de schepping - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] In het begin moet God -natuurlijk eindeloos lang voordat er werelden werden geschapen -zeven grote geesten hebben geschapen, overeenkomstig de zeven geesten in God. Hij gaf hun grote macht en een evenzo grote wijsheid, zodat zij daardoor ook, zoals God, kleinere, volledig aan hen gelijke geesten in oneindige aantallen konden scheppen en de eeuwige ruimte werd zo met ontelbare heerscharen van geesten gevuld.
Hoofdstuk 17: De oerstoffen van de schepping - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Ik zeg je: als God deze geest niet zou hebben, dan zou er al vrijwel eindeloos lang geen aardse zon meer in de oneindige ruimte schijnen en in de wereld van de geesten zou het er heel vreemd, volkomen onwerkelijk uitzien. Het geduld is de moeder van de eeuwige, onveranderlijke barmhartigheid van God en als deze zesde geest niet in God aanwezig zou zijn, waar en wat zouden dan alle schepselen tegenover de enige almachtige God zijn?!
Hoofdstuk 18: De zeven oergeesten van God. De verlossing - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Zo'n terugval duurt vaak duizenden aardse jaren. In die tijd heeft zich zo'n nieuw zonnekind door de hem van talloze kanten ontmoetende lichtsubstanties reeds meer en meer verdicht. Wanneer de komeet vaak na zeer veel jaren van de een of andere kant komend weer in de buurt van de zon komt, wordt hij door de mensen van deze aarde en ook door mensen van andere aarden als een ster, gewoonlijk met een lange, lichtgevende dampstaart, gezien. Tengevolge van een bepaalde afstotende kracht van de zon kan hij echter toch nooit meer in de zon terugvallen, welke afstotende kracht - vooral vlak in de buurt van de zon -bestaat uit het zeer heftige uitstromen van het licht, waardoor zo'n komeet wanneer hij als een nog heellicht lichaam in de buurt van de zon komt, zich bijna met de snelheid van het licht verder beweegt, omdat hij daardoor een nieuwe heftige stoot krijgt en zich in de grote diepte van de ruimte verliest, waarop hij aan de uiterste grens van zijn verwijdering weer begint terug te vallen naar de zon.
Hoofdstuk 232: Het wezen van de kometen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Kijk, de komeet waarover je een uitleg kreeg, heeft op grote afstand van de zon helemaal geen staart, maar alleen een nevelachtige damp om zijn kern! Pas wanneer hij in de buurt van de zon komt, vormt zich een staart tengevolge van zijn zeer grote snelheid. Want door deze snelheid, die bij veel kometen zo buitengewoon is dat ze in de buurt van de zon vaak in enkele ogenblikken 80, 90-100.000 uren ruimteweg afleggen, kan de zeer lichte etherdamp niet zo snel door de ruimte vliegen als de aanmerkelijk zwaardere kern en de hem direct omgevende dichtere damp, en zo geschiedt daardoor in het groot ongeveer hetzelfde als wanneer je een nog sterk gloeiend en net zo sterk rokend stuk hout neemt en het ver weg door de lucht zou gooien; je zou dan zien dat de rook als zeer licht lichaam achter het gloeiende vliegende stuk hout ook als het ware een kometenstaart vormt.
Hoofdstuk 233: Het belang van kennis - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[15] Denken jullie je nu helemaal buiten de reusachtig grote omhulling of buitenste huid van een hiervoor beschreven globe een zich naar alle kanten uitstrekkende, ontzaglijke ruimte die helemaal leeg is, en ga die in gedachte in tot zelfs iemand met heel scherpe ogen van die hele vrijwel eindeloos grote hulsglobe alleen nog maar een flauw schemerig minuscuul puntje zou kunnen ontdekken, en in de tegenovergestelde richting ook weer zo'n puntje, dat natuurlijk ook weer een hulsglobe is. Dat geeft dan zo ongeveer een indruk van de afstand tussen twee hulsgloben, die alle twee even groot zijn, maar door de enorme afstand reeds halverwege tot een nauwelijks waarneembaar schemerig puntje ineenschrompelen, en zo hebben we dus kennis gemaakt met twee naburige hulsgloben.
Hoofdstuk 245: De grote scheppingsmens in het universum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] IK zei: 'Wel, heeft jouw geest zich niet met de Mijne boven alle bijna eindeloos grote hulsgloben en uiteindelijk zelfs nog eindeloos ver boven de hele Grote mens verheven?! Heb je met Mij niet de bijna eindeloos grote hulsgloben als flauw schemerende puntjes gezien en zelfs ook de hele Grote mens?! En heb je je niet met Mij eindeloos ver buiten de huid van de grote wereldmens in de vrije ruimte naar buiten verheven, zodat zelfs de hele Grote mens in het geestelijke beeld van je gedachte je nauwelijks zo groot voorkwam als een wazige mier?! Als je Mij echter in je geest in de eindeloze scheppingsdiepten kunt volgen, en wel zo, dat deze voor jou uiteindelijk gewoonweg tot niets worden, hoe kun je dan zeggen dat jij en ook een ander mens helemaal niets bent vergeleken met die eindeloos grote schepping?!
Hoofdstuk 247: De Heer als Heiland van de grote wereldmens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Kijk eens uit het open raam, dan zie je juist de Regulus in de Grote Leeuw! Kijk, dat is nu de centrale oerzon in deze hulsglobe! Haar niet te berekenen grote afstand van hieraf heeft haar samengedrukt tot een punt. Hoeveel van zulke Regulussen zou je je nu wel naast elkaar kunnen voorstellen? Ik zeg je: een enorm aantal, -zoals je geest er zich ook naast de Grote wereldmens in de eindeloze ruimte nog een aantal begon voor te stellen! En met zulke zuiver goddelijke mogelijkheden in je geest toegerust, zeg jij, dat een mens nog minder dan niets zou zijn?!Ja,je lichaam als materie is natuurlijk niets; daarom moet ook de grote en onsterfelijke mens niet voor zijn tijdelijke en materiële niets zorgen, maar voor zijn geestelijke alles, dan zal hij in het vervolg nooit kunnen zeggen dat hij minder dan niets is, maar in en met Mij alles in alles!
Hoofdstuk 247: De Heer als Heiland van de grote wereldmens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] Het goddelijke geduld zou met de eerder genoemde vijf geesten in God wel één of ook wel talloos vele mensen op de hemellichamen scheppen en ook blijvend onderhouden, maar dan zou een mens of ook talloos vele mensen in het zware vlees een eindeloze tijd voortleven en van een uiteindelijk vrij worden van de ziel uit de banden van de materie zou dan eeuwig lang geen sprake zijn. Tevens zouden dieren, planten en mensen zich steeds maar vermeerderen en tenslotte door hun aantal op de beperkte ruimte van een hemellichaam zo dicht op elkaar gedrongen wonen, dat de een niet meer voor de ander opzij zou kunnen gaan. Met dien verstande dat een hemellichaam onder het beheer van het eindeloze goddelijke geduld ooit nog zover rijp zou kunnen worden dat het planten, dieren en mensen zou kunnen dragen en voeden. ja met de zes geesten waarmee ik je tot nog toe alleen maar heb laten kennismaken, zou zelfs het scheppen van een stoffelijke wereld oneindig traag gaan en het zou zeer de vraag zijn of er wel ooit een wereld in de materie te voorschijn zou komen.
Hoofdstuk 18: De zeven oergeesten van God. De verlossing - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Wanneer de mens lichamelijk sterft, leeft de ziel weliswaar wat haar wezen betreft ook in de ruimte, maar heeft dan geen andere wereld tot ondergrond en woning dan die, welke zij voor zichzelf geschapen heeft, en heeft met deze uiterlijke wereld geen wezenlijke verbinding meer , omdat zij in zichzelf maar al te duidelijk inziet dat de hele materiële wereld niets anders is dan een noodzakelijk en moeilijk te dragen gericht, en dat een vrij en ongebonden leven oneindig veel aantrekkelijker is dan een leven dat aan alle kanten gebonden is.'
Hoofdstuk 57: De Jakobsladder. Over het wezen van de droom. De ziel aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Agricola zei: 'Heer en Meester, dat de ziel van de mens ook na de dood van het lichaam verder leeft, is een volkomen uitgemaakte zaak van de helderste waarheid. Maar waar gaat zij naar toe, en wat is eigenlijk haar wezen en wat is het wezen van de zuivere geest? Omdat volgens Uw onderricht de ruimte oneindig is, moeten ook de zielen en zelfs de zuiverste geesten zich binnen de eindeloos eeuwig grote ruimte bevinden, want een ruimte buiten deze kan immers onmogelijk ergens bestaan.
Hoofdstuk 66: Het wezen van de ziel en van de geest. De ziel aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30  ...