Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

290 resultaten - Pagina 17 van 20

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20
[10] Iemand die van nature gevoel voor humor heeft, zegt: 'Adieu dan, jij stil huis; ik ben blij dat ik verhuis! O lief gebouw, hoe fijn hebben we in jou honger, dorst en geldgebrek geleden! Hoe vaak werden we van ontroering tot tranen toe bewogen binnen jouw vier muren, waarvan de bescheiden vensters met hun zeer kleine vuile ruitjes het licht maar heel schaars lieten binnenvallen. Vrienden, dat wij bij het verlies van dit huis er alleen maar enorm op vooruitgaan, zal ieder van jullie hopelijk duidelijk zijn!
Hoofdstuk 54: Goed antwoord van iemand uit de schare. Paulus' laatste rede voor de hardnekkigen. De vrolijke Wener en de onbehouwen Tiroler. Allen trekken verder. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] Robert zegt: 'Ja, mijn beste vriend, hierbij staat mijn verstand nog steeds stil! Wie hier wijs uit wordt, moet meer in huis hebben dan ik Zou de Heer gezegd hebben: 'Wacht daar voor die poort op Mij tot Ik kom en voor jullie de poort des levens open', dan zou dit wachten dragelijk zijn en kon men zich dit lange wachten wel laten welgevallen. Maar de Heer sprak toch uitdrukkelijk over een open deur en dat ik me direct met Helena vooruit moest spoeden om daar in zekere zin voor de ontvangst van hen die later komen, aanwezig te zijn! Over de hierbij noodzakelijke haast sprak Hij echter hoofdzakelijk vanwege zeer gewichtige zaken, die ons daar te wachten staan.
Hoofdstuk 46: Ergernis van Robert en Helena voor de hemelpoort. Cado' s wijze raad. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] O, dat is toch afgrijselijk om aan te zien! Als deze duivels net als wij gevoelig zijn voor pijn, dan is dit iets waar zelfs de wijste cherubijn stil van moet worden! Het folteren verloopt maar langzaam en volgens een vast plan. O Heer, Gij eeuwige liefde, ontferm U over deze ongelukkige duivels en laat de arme Cado niet helemaal wanhopig worden. Ik hoor van hem niets anders meer dan: 'O God, o God, o God! Waar bent U? Is het dan mogelijk dat U zoiets rustig kunt aanzien? Ik ben verloren, verloren!' Hij zakt als een bewusteloze in elkaar.
Hoofdstuk 23: Gesprek tussen Cado en Minerva. Verschrikkelijke beproeving van de hellevorstin. Cado's ware steen der wijzen. God Jezus is overwinnaar! Zijn naam is voor de hel een gruwel. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[15] Helena zegt: 'Zegt u mij eens, hoelang is het dan al geleden dat u gestorven bent? Naar uw tongval te oordelen moet u toch aardig lang vóór Adam op aarde hebben geleefd? Nee, is me dat een taal; daar zou je wat van krijgen! ( Het Oudduitse taalgebruik gaat in de vertaling helaas verloren.) Nu loopt, naar ik zie, de weg naar de kapucijnen! Zou daar soms het hoogadellijke paleis zijn?' De ene hoge edelman zegt: 'Hou toch je mond. Jij begrijpt ons niet; daar ben je nog te jong voor. Hou je daarom maar stil! Wij zijn wel bij de kapucijnen, maar niet op de aarde, maar onder de aarde. Begrijpt u dat, mejuffrouw?'
Hoofdstuk 55: Fantastische vermoedens van de meelopers. Nieuwe, merkwaardige ontmoetingen. De reeds lang overleden voorouders uit het huis Habsburg-Lotharingen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] Paulus, die zich ondertussen stil had gehouden, zegt nu weer: 'Even vrij als jullie hier zijn, zullen jullie zijn in het opvolgen van mijn leer en mijn goede raad! Beste broeders in God de Heer, wat verliezen jullie eigenlijk als jullie deze kamer verlaten? Niets anders dan het ijdele wachten op enkele wulpse deernen die jullie blinde, verhitte verbeelding jullie voorschildert, maar die in werkelijkheid voor jullie nergens te vinden zijn. Wat is een ijdel fantasiebeeld vergeleken met de waarheid? Ik wil jullie echter in plaats van heel die weerzinwekkende leegte de volste waarheid geven! Wat kan jullie daarna er dan nog vanaf houden om mij te volgen in de heilige sferen van licht, waarheid en leven, hetgeen de liefde is in God, die Christus is, de Eeuwige, de Waarachtige!
Hoofdstuk 54: Goed antwoord van iemand uit de schare. Paulus' laatste rede voor de hardnekkigen. De vrolijke Wener en de onbehouwen Tiroler. Allen trekken verder. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[8] Helena zegt: 'Ja, ja, dat weet ik wel, maar ik weet ook dat men als eerlijke christen de duivel de mond moet snoeren! Kijk, nu houdt zij zich al stil, omdat ze inziet dat ze nooit nog grover kan worden dan ik ben. Als zij nog één keer een kik geeft, zal ik voor haar een Lerchenfelds liedje zingen waar ze voor de hele eeuwigheid genoeg aan zal hebben! Nee, dat gifbaksel van de heilige aartsengel Michaël zal me dan pas goed leren kennen! Werkelijk, ik zou zelfs onze lieve Heer iets grofs in Zijn gezicht kunnen zeggen als Hij ooit deze lievelingsstoel van Petrus een genade mocht bewijzen. Die is immers allang te slecht voor de hel, daarom verdragen de andere duivels haar helemaal niet meer in hun midden. Jij moest haar ook zo nodig hierheen roepen!'
Hoofdstuk 42: Minerva voor de poort. Onvriendelijke ontmoeting met Helena. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] Robert zegt: 'Jouw raad is werkelijk heel goed; maar stil nu, ze komt al in allerijl naar ons toe. Zij heeft het prachtige kleed nog aan en het pseudo-zwaard van blik en karton bij zich. Ook schijnt ze nog niets van haar uitzonderlijke schoonheid te hebben ingeboet. Zij is werkelijk onbeschrijflijk mooi en men zou kunnen stellen dat het de Godheid onmogelijk is om een nog grotere uiterlijke schoonheid in het leven te roepen. Ik geloof echter dat men ook haar gestalte niet te veel mag roemen; ze zou daardoor nog ijdeler en trotser kunnen worden dan ze al is.' Cado zegt: 'Ja, ja, in ieder geval niet over en met haar praten, anders kunnen we niet zo gemakkelijk van haar afkomen!'
Hoofdstuk 42: Minerva voor de poort. Onvriendelijke ontmoeting met Helena. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] Daarop wordt Robert een beetje bang en zegt tegen Helena: 'Kijk, mijn lieve vrouw, ik moet je eerlijk bekennen dat ik me weer eens heel vreemd voel, zoals iemand die helemaal verlaten is door zijn vroegere helpers in de nood. Kijk eens achterom of jijzelf in de verte iemand kunt ontdekken. Behalve vriend Cado, die ons heel stil gevolgd is, ontdek ik geen ziel en geen geest!' Helena zegt: 'Werkelijk eigenaardig; behalve Cado zie ook ik niemand en de poort is niet open te krijgen. Toch heeft de Heer Zelf ons hiernaartoe gestuurd. Probeer nog eens de deur te openen, ik zal je helpen, misschien zal het dan gaan.'
Hoofdstuk 41: Vertrek naar de zaal der voleinding. Robert en Helena, gevolgd door Cado, voor de gesloten hemelpoort. Minerva verschijnt weer ten tonele. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[10] Hierna wordt Cado stil en lijkt te huilen. Hij zucht bitter en roept nu op klagende toon: 'O ellendig schepsel! Speelbal in de handen van een ondoorgrondelijke macht! Wat is je lot anders dan een eeuwige, afschuwelijke wanhoop bij het gevoel van je onmacht! De aarde was je toebedeeld, zodat je door haar talrijke bekoringen tot een duivel kon worden. Toen werd je ellendige lichaam je afgenomen en nu sta je daar als een allerarmste duivel, een vloek voor de onverbiddelijke Godheid, voor de poorten van de eeuwige kwelling; en omdat je een duivel bent, reikt ook geen helpende macht je ook maar het minste straaltje hoop op verlossing aan! Waar zijn jullie beide vrienden nu, die mij in het paradijs wilden brengen? Toen was ik blind, maar nu ben ik ziende. Waarom komen jullie dan nu niet om mij als ziende te redden, terwijl jullie mij vroeger als blinde hebben willen redden van de afgrond? Maar ik roep nu tevergeefs, want het geweeklaag van een arme, verdoemde duivel dringt nimmer door tot een goddelijk oor. Het verschrikkelijke lot van een vervloekte is de eeuwige, smartelijkste vertwijfeling. Wee mij! Dit is het begin, waarop echter geen einde zal volgen!'
Hoofdstuk 21: Veranderde scène. Verleidelijke hellegeesten. Cado roept de genade en de hulp van de godheid in. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[9] Ik zeg: 'Laat dat maar achterwege, vriend Mathia! Er wordt hier door Mij geen wet voorgeschreven. Als Cypriaan wil spreken, dan hoeft niemand hem dat te beletten.' De franciscaan zegt: 'Nee, nee, ik wil niet spreken, hoewel ik het bijna niet kon laten. Zojuist kwam Robert terug uit de piramide en ik verheug mij al als een kind op zijn verhaal. Hij staat nu voor ons en kijkt niet al te opgewekt; zijn gezellin evenmin! Het is hun daar kennelijk niet zo erg meegevallen. Maar stil nu!'
Hoofdstuk 6: Opheldering over het piramidemonument. Wandeling in de onderwereld. Vagevuur, hemel en paradijs. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[8] De franciscaan zou nog graag iets willen zeggen op Mijn woorden, maar de generaal, die zich met Dismas en de verheerlijkte pater Thomas het dichtst bij de franciscaan bevindt, legt meteen zijn vlakke hand op de mond van de franciscaan en zegt alleen maar: 'Heer God Vader heeft gezegd nu stil te zijn en dan moet er gehoorzaamd worden! Begrepen?'
Hoofdstuk 6: Opheldering over het piramidemonument. Wandeling in de onderwereld. Vagevuur, hemel en paradijs. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Als je alles hebt bekeken, kom dan weer terug en vertel dan ten overstaan van allen wat je hebt aangetroffen. Dan zal Ik je verdere aanwijzingen geven over hetgeen je nog te doen staat; maar je mag nergens bij stil blijven staan! Zou een bepaalde begeerte je bij een of andere zaak overvallen, richt dan je ogen op Helena en zij zal je ervan afhouden!
Hoofdstuk 6: Opheldering over het piramidemonument. Wandeling in de onderwereld. Vagevuur, hemel en paradijs. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] Wat er op aarde met het stoffelijk overschot van een bisschop allemaal voor uitermate belangrijke ceremoniën plaats vinden, dat weet u. Daarom staan wij hier niet langer bij stil, maar gaan in de geestenwereld kijken wat onze man daar zal beginnen.
Hoofdstuk 1: Het aardse einde van de oude bisschop en zijn aankomst aan gene zijde - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] Zij komen dichter en dichterbij en - stil nu, nog tien stappen en zij zijn er. Ja, die lieve engeltjes willen dicht bij mij zijn. O, lieve, lieve engeltjes!'
Hoofdstuk 6: Bisschop Martinus' aangename, maar gevaarlijke verrassing in zijn nieuwe werkkring - De kudde schapen - een menigte mooie meisjes - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[16] Zie, wij zijn immers helemaal niets tegenover Hem, zou Hij Zich dan op een dergelijke manier op ons wreken? Waartoe, vriendje, waartoe? Kalmeer, ik heb de beste hoop, dat uiteindelijk alles nog net een beetje beter zal aflopen, dan wij het ons voorstellen! Stil, ik geloof dat Hij binnenkomt. Juist, Hij komt!'
Hoofdstuk 33: Bisschop Martinus herkent in Jezus de Heer - De vrees van de zondaar - Martinus wordt onderricht - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20