Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3506 resultaten - Pagina 17 van 234

...  5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30  ...
[9] O, op de maan leeft men niet zo gelukkig als op jouwaarde! O, daar heerst veel kou en veelonverdraaglijke hitte, veel honger en vaak brandende dorst! Heb daarom geen verlangen naar die kleine, maar buitengewoon harde wereld, waar op de velden geen tarwe en geen koren en helemaal geen wijn groeit!
Hoofdstuk 153: Drie maangeesten spreken over de maanwereld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] Je hebt het door Matthéus geschrevene gelezen met daarin Mijn bergprediking; daarin leerde Ik de leerlingen bidden en wel met de aanroep: 'Onze Vader!'
Hoofdstuk 155: Het verschil tussen wetenschap en geloof. (28.2.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Zoals gezegd, het is hoe dan ook een zeer hachelijke zaak. En daarbij is Uw wijze en scherpzinnige uitleg van de eerste drie in de Genesis beschreven scheppingsdagen zo goed, dat daar geen speld tussen te krijgen is. Maar nu is de vierde dag aan de beurt, waarop God zoals geschreven staat, heel duidelijk zon, maan en alle sterren schiep! Hoe wilt U dat op een andere wijze verklaren? Zon, maan en sterren zijn er nu eenmaal, en niemand kan op een andere manier dan zoals dit in de Genesis beschreven staat, verklaren hoe al deze grote en kleine lichten aan het firmament ontstaan zijn,
Hoofdstuk 159: De derde scheppingsdag. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Dit bedoelt Mozes, als hij zegt dat het ene grote licht de dag en het kleine licht de nacht zal besturen. Het kleine licht zal ook de tekens vaststellen, of wel: in alle wijsheid de oorsprong van alle verschijnselen en van alle geschapen dingen vaststellen, en daardoor ook de tijden, dagen en jaren, wat zo ongeveer betekent, dat het in alle verschijnselen de goddelijke wijsheid liefde en genade herkent
Hoofdstuk 161: Vervolg van de vierde scheppingsdag. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Deze kennis heeft op deze wereld echter voor geen enkel mens enig nut, want de mens wordt door veel kennis eigenlijk zelden of nooit in zijn hart iets beter, maar wel heel vaak slechter. Want degene, die veel weet wordt niet zelden trots en hoogmoedig, ziet dan neerbuigend uit zijn vermeende onbereikbare hoogte op zijn broeders neer als een gier op de mussen en andere kleine vogeltjes, alsof ze er alleen maar zouden zijn om door hem gevangen te worden en om hun zachte vlees door hem te laten verslinden.
Hoofdstuk 162: De vijfde en zesde scheppingsdag. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Mocht u soms van plan zijn om een kleine gemeente te stichten, die in al deze zuivere hemelse wijsheid en waarheid zou moeten leven en groeien, dan zal die toch geheel en al door verscheurende wolven omringd worden, die ook als ze haar geestelijk niets kunnen doen, haar toch onafgebroken lichamelijk zullen verontrusten en beangstigen, en zij zal in haar zuiverheid nooit kunnen uitgroeien; en wie, buiten God, weet hoe na verloop van langere tijd de nakomelingen van de zuivere gemeente er uit zullen zien?!
Hoofdstuk 168: Het heilige woord, de wereld en de mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Na deze gesprekken gaan wij allen in de grote woonhut, en velen, vooral de vrouwen en maagden, gaan dicht bij het vuur zitten en warmen zich. Maar enige Joden, die ook best een beetje warmte van de vlammen hadden willen hebben, ergerden zich inwendig over de vrouwen, omdat die bijna alle warmte van de vlammen tegenhielden. En er kwamen enige leerlingen naar Mij toe, zeiden dat tegen Mij, beklaagden zich bij Mij daarover en morden. Ik verweet hen echter zachtmoedig deze onhebbelijkheid.
Hoofdstuk 169: Over het lachen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] 'Graag', zeg Ik, 'want Ik mag je bijzonder graag!' En Ik stond op en ging naar buiten, en alle leerlingen volgden Mij.
Hoofdstuk 169: Over het lachen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] We gaan nu snel naar beneden, en Kisjonah komt Mij al vlug tegemoet om Mij en alle leerlingen uit te nodigen voor de morgenmaaltijd, maar tevens verontschuldigt hij zich dat de tafels wat soberder voorzien zijn dan anders, want de voorraden waren op en hij had ze niet aan laten vullen omdat hij wist dat Ik vandaag -op de sabbat -weer bergafwaarts naar het dal zou gaan. Als het morgenmaal daardoor iets minder zou zijn dan anders, dan kwam dat niet omdat hij dat zo gewild had, maar omdat hij, geheel buiten zijn schuld, niet bij machte was om daar iets aan te veranderen!
Hoofdstuk 175: Sabbatsheiliging. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Kisjonah zegt: 'Ik zal dat ook doen; er zijn genoeg armen, - dat gelag zal hen ten goede komen! Maar wees nu zo goed, o Heer, om het wat karige maal met Uw leerlingen te gebruiken; de Farizeeën slapen nog in de grote slaaphut en ik wilde graag zonder hen eten!'
Hoofdstuk 175: Sabbatsheiliging. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Daarop antwoordt Matthéus: 'Geldt de sabbat dan alleen maar voor mij en niet voor jullie?! Wie begon er te twisten?! Er staat toch nergens geschreven dat je op de sabbat niet vlug mag lopen; daarentegen verlangen jullie zelfs dat men niet teveel moet treuzelen op de sabbat bij het gaan naar de synagoge, en dus overtreden wij zelfs jullie wet niet als wij vandaag op de sabbat wat sneller gaan dan op een andere dag. Beneden in het dorp staat een kleine synagoge waar wij, als wij vlug genoeg lopen, beslist nog op tijd kunnen komen; wat verlang je dan nog meer van ons?!'
Hoofdstuk 175: Sabbatsheiliging. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Maar na een poosje, al tamelijk diep in het dal, kwamen we bij een akker die vol met bijna gerijpt koren voor ons lag. Er liep een weg door de akker, en we namen deze weg omdat we dan vlugger bij het dorp zouden zijn. Wij liepen dus door het gezaaide, en het was natuurlijk nog sabbat. Maar de leerlingen hadden honger omdat ze net als Ik geen morgenmaal gehad hadden, en ze begonnen daarom de rijpere aren af te plukken, de korrels in hun hand er uit te wrijven en ze te eten. (Matth.12:1)
Hoofdstuk 176: Aren lezen op de sabbat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Toen de toch al kwade Farizeeën dat zagen, liepen ze vlug naar Mij toe en zeiden met gewichtige gezichten: 'Ziet u niet, dat uw leerlingen op sabbat dingen doen die niet betamelijk zijn?!' (Matth.12:2)
Hoofdstuk 176: Aren lezen op de sabbat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Als jullie echter zouden weten wat het betekent: 'Ik heb een welgevallen aan barmhartigheid en niet aan offers!', dan zouden jullie deze onschuldigen nu in je hart niet vervloekt hebben! (Matth.12:7) Weet dan, blinde en dove Farizeeën: De Zoon des mensen, Die Ik ben, is ook Heer over de sabbat!' (Matth.12:8) De Farizeeën schrokken zo van deze woorden, dat ze meteen achteruit gingen en de leerlingen niet meer verboden om aren af te plukken.
Hoofdstuk 176: Aren lezen op de sabbat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Maar Kisjonah, die steeds naast Mij liep en van wien de akker was, zei tegen Mij: 'Heer, ik zal nu vooruitgaan en meteen een uitgebreide maaltijd klaar laten zetten; want ik heb medelijden met de brave leerlingen vanwege hun kennelijke honger!'
Hoofdstuk 176: Aren lezen op de sabbat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30  ...