Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2737 resultaten - Pagina 18 van 183

...  6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31  ...
[6] JARAH zegt: "Nou, in de naam van mijn Heer dan, omdat jij het kennelijk niet anders wilt, zal ik je meteen maar een vraag stellen. Zeg mij dan maar waarom God de Heer, die de hoogste liefde en wijsheid is, het vooral in deze tijd toelaat, dat met name de zogenaamde dienaars van God en de bevoorrechte brengers van het woord van God, juist de meest gewetenloze, slechtste, arrogantste en heerszuchtigste mensen zijn, die zonder enig geweten, meestal heimelijk, de schandelijkste daden ongestraft uitvoeren. Waarom hebben ze geen vrees voor God, Wiens macht en heerlijkheid zij toch voor alle mensen tijdens de prachtigste ceremoniële praal met overluide stem verkondigen? -Kijk, dat is een heel belangrijke vraag voor onze tegenwoordige tijd!"
Hoofdstuk 200: Het gesprek tussen Jarah en Josoë. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Oh, ik weet het absoluut juiste antwoord, en het geldt niet alleen maar voor nu, maar het zal voor alle tijden gelden zolang Gods woord ergens aanwezig is en er op deze lieve moeder aarde priesterkastes zijn, die zich daar het meest mee bezighouden! Het antwoord op de door mij aan de lieve Josoë gegeven vraag is als volgt:
Hoofdstuk 201: Jarah's tuin. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] JOSOË zegt: "Wonderlijk wijze Jarah! Het is mij, alsof ik iets waarneem als door een voor het gezicht gehouden doek, maar van enige duidelijkheid is nog lang geen sprake. Belicht de zaak dus maar verder, want ik ben aan je lippen gekluisterd! Het onderwerp is te belangrijk om ook maar één woord te missen, en daar schijnen ook allen aan de tafel en alle omstanders diep van overtuigd te zijn, want zij wachten met zichtbare gretigheid angstvallig op het vervolg. Maak het antwoord dus maar tot het einde toe af!"
Hoofdstuk 202: Toepassing van de gelijkenis van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] De mensen van deze aarde zijn, geestelijk gezien, net als de bodem van mijn tuintje. En het woord van God, dat eerst door de aartsvaders, te beginnen bij Adam, en later door de patriarchen en door de door God Zelf geroepen profeten, vanuit de hemelen onder de mensen kwam, is als de edele en goede zaadkorrels, die ik in de grond van mijn tuintje stopte. Zoals echter geen zaadkorrel meteen als hij in de grond gelegd wordt al een nieuwe verveelvoudigde rijpe vrucht wordt, zo is het ook met het woord van God.
Hoofdstuk 202: Toepassing van de gelijkenis van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] God de Heer ziet dat echter van te voren en laat daarom toe dat de afgestompte mensheid een tijdlang met varkensvoer gevoerd wordt, en dat hun bodem door het onkruid een hoge voedingswaarde krijgt. Dan pas smaakt de in de nacht naar licht smachtende mensheid de reine en edele vrucht van het zuivere woord van God. En in die gelukzalige situatie leven wij nu."
Hoofdstuk 202: Toepassing van de gelijkenis van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Heus, door de tijden heen gebeuren er, altijd door toedoen van de zogenaamde dienaren van God, ongehoorde gruwelen! Dat maakt echter dat de mensen die daar betrouwbare berichten over horen, en zelf ook niet onkundig zijn van Gods woord, zich dan iedere dag steeds meer gaan afvragen: 'Wat moet dat? Wat is Gods woord? Kan het volgens de zin van Zijn woord Gods wil zijn, dat de verkondigers van Gods woord, van Zijn liefderijke wil, Zijn genade, Zijn zachtmoedigheid en Zijn vrede, pure hebzuchtige, liefdeloze en brutale duivels worden ten opzichte van hun medemensen?'
Hoofdstuk 203: Het materialisme. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Zulke brengers van het woord van God blijft het natuurlijk gelijk of zij de hen toevertrouwde gemeenten met brood uit de hemelen of met vuil uit afschuwwekkende putten verzadigen, als zij daarvoor maar koninklijk betaald worden! Het behoeft ons daarom ook niet al te zeer te verbazen, als wij van de kant van de tempel niet zelden dingen horen, die ons van ontzetting bijna helemaal doen verstarren en verstijven.
Hoofdstuk 203: Het materialisme. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] IK zeg: "Lieve dochter van Mijn hart, Ik zeg je: Je hebt geen woord teveel of te weinig gezegd! Daarom geef Ik ook jullie allen de raad om alles wat dit meisje nu gezegd heeft te onthouden, er goed aandacht aan te schenken en ernaar te handelen. Als iemand echter commentaar heeft, laat die dan opstaan en spreken!"
Hoofdstuk 204: Het onkruid blijft als mest achter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Door het oordeel van de in haar wonende geest voelt zij weldra wat goed en wat slecht is. Daarnaast doet zij door de uitwendige zintuigen ervaring op, door goede en slechte, prettige en pijnlijke, en andere indrukken. Bovendien toont God de ziel, innerlijk door buitengewone openbaringen en uiterlijk door het woord, de weg van Zijn orde.
Hoofdstuk 210: Wat is het lichaam, wat is de ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Als het woord, door het horen, in het hart van de mens komt, moet het door daden, die zijn als de leven gevende voedingskracht van de aardbodem, -en die, zoals in Gods woord staat, gericht moeten zijn op onze broeders en zusters, -levend worden. En daardoor moet het ook op de juiste manier gaan ontkiemen en een zegenrijke en daardoor rijpe vrucht worden, voor de echte en volgroeide vrucht van het geestelijke leven in God! Mensen zoals profeten en priesters, die voorbestemd zijn om het woord het eerst op te nemen, om het, zodra het in hen tot rijpheid is gekomen, weer geheel zuiver voor alle tijden der tijden verder uit te zaaien op de grote mensenakker van deze aarde, maar die het alleen maar als een middel gebruiken om er zelf vet van te worden, lijken op de aarde die de edele zaadkorrel laat verrotten om zich daarmee vet te mesten. In die omstandigheden is het niet te verwonderen, dat op de akker van zulke zichtbaar valse profeten en priesters, voor de grote akker der lekenmensen uiteindelijk niets dan slecht onkruid, dorens en distels ontkiemen en tot kwade wasdom komen!
Hoofdstuk 202: Toepassing van de gelijkenis van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] De oude MARCUS zegt: "Heer, ik ben door alles wat ik en mijn huis nu gehoord hebben zo door en door gegrepen, dat ik nu met de beste wil geen verstandig woord zou kunnen uiten, Iaat staan dat ik vast zou kunnen stellen wie voor mij een echte naaste is.
Hoofdstuk 234: Marcus mening over de naaste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Natuurlijk kan de mens als een zeer beperkt wezen God, zijn schepper, ook slechts heel beperkt navolgen; maar omdat hij de gelijkenis van God al in zich draagt of eigenlijk naar het evenbeeld van God is geschapen, moet hij in zichzelf ook datgene helemaal ontwikkelen, waarvoor hem alle mogelijkheden zijn gegeven. -Dat is mijn mening, maar geef U, o Heer, ons allen een juiste verklaring, want ik hoor Uw woord duizendmaal liever dan mijn eigen woorden. Spreek U, o Heer, daarom verder -vooropgesteld dat U in deze nacht nog wat wilt zeggen!"
Hoofdstuk 234: Marcus mening over de naaste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] De GEREDDEN zeggen: "Heus, uit wat je zegt blijkt dat je een Jood en geen heiden bent; want zo waarheidslievend hebben wij een heiden nog nooit horen spreken. Oh, wij zullen je daarvoor nooit kwaad aanzien. Wij zijn het ook helemaal niet zo door dik en dun eens met datgene, waarvoor je ons met recht laakt en wat je bij ons afkeurt. Maar we zitten nu eenmaal in de stroom en moeten op z'n minst binnen gezichtsbereik van de tempel mee blijven zwemmen. Als wij andere kansen zouden hebben, dan zou geen mens de tempel eerder de rug toekeren dan wij, want wij geloven dat God nergens minder aanwezig is dan in onze tempel. Maar wat moeten en kunnen wij daartegen doen? Oh, wij zien net zo goed als jij maar al te goed dat de tempel te Jeruzalem nu niets anders meer is dan een reusachtig instituut van bedrog, waarachter nauwelijks één ware lettergreep, laat staan één waar woord nog bestaat. Maar dit instituut is nu door de grote macht van Rome bekrachtigd, en dat is niet meer te veranderen.
Hoofdstuk 235: Marcus redt schipbreukelingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Zoals wij van veel kanten gehoord hebben, moet hij werkelijk een buitengewoon mens zijn, vol waarheid, eerlijkheid, goedheid en betrouwbaarheid, -eigenschappen die wij bij iedereen nog boven alles weten te waarderen en te achten. Kortom als wij hem ergens ontmoet en gevonden zouden hebben, dan zou de tempel daarover van ons geen stom woord gehoord hebben, want we kunnen zwijgen als het graf. Ook zouden we nooit geprobeerd hebben hem voor de tempel te winnen, want de tempel en haar laagheden kennen wij als maar weinig anderen. Als wij echter in ons hart ook tot het eigenlijke tempelgespuis zouden behoren, dan zouden wij hier ondanks het beetje genoten wijn niet zo openlijk met u spreken.
Hoofdstuk 237: De tweestrijd der Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Jullie tempeleed is volgens mij zeker de grootste hinderpaal. Hoe kun je die omzeilen? Als ik deze terwille van jullie God niet zou achten, kostte het mij maar één woord, en dan zouden jullie voor God en de gehele wereld vrij zijn van het juk van de tempel. Maar jullie plechtig aan de tempel gezworen eed verhindert mij dat, en ik moet mij daarover beraden met de vele wijzen, die aan mijn tafel zitten. Dan zullen wij wel zien hoe wij ons uit dit echte Scylla en Charybdis kunnen bevrijden."
Hoofdstuk 238: Een verwijzing naar de naastenliefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31  ...