Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

839 resultaten - Pagina 18 van 56

...  6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31  ...
[14] Daarom zeg Ik jullie nog een keer wat Ik reeds gezegd heb: Heb geen vrees voor degenen die wel jullie lichaam kunnen doden, maar verder aan de ziel geen schade kunnen toebrengen; als jullie al iemand vrezen, vrees dan liever degene in wiens macht ook het leven of de dood van jullie ziel ligt!
Hoofdstuk 184: De Heer verklaart het verschijnsel van de nevenzonnen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Uit eigen kracht moet de mens leren inzien, dat dit een euvel is voor zijn ziel en hij moet dit met de hem door God gegeven middelen net zo lang bestrijden tot hij een volmaakt meester is geworden over al zijn lichamelijke hartstochten en neigingen. Maar dit vindt de zinnelijke en trage mens te ongemakkelijk en onbehaaglijk; hij laat zich liever zoveel mogelijk strikken in de netten van zijn groeiende zinnelijke driften en daardoor trekt hij duizenden met zich mee, omdat het ook hun behaagt hun vlees in alle traagheid en wellust te baden.
Hoofdstuk 193: De gelijkenis van de wijngaardeniers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Is het dan niet waar en juist, dat ieder die zweert bij het altaar, daardoor ook zweert bij alles wat zich op het altaar bevindt? En wie bij de tempel zweert, daarmee ook bij alles zweert wat zich in de tempel bevindt? En wie tenslotte zweert bij de hemel, zweert zeker ook bij Gods troon en derhalve ook bij Hem die erop zit, of liever gezegd, erop rust en heerst.
Hoofdstuk 200: De Heer hekelt de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] De Farizeeër zei: 'Meester, u beschuldigt ons steeds alsof wijzelf onze handen met het bloed van de profeten bezoedeld hebben! Wij zijn toch niet verantwoordelijk voor wat onze vaderen in hun blindheid hebben gedaan! Als wij met onze huidige kennis en inzicht ten tijde van de profeten geleefd hadden, dan hadden wij ze zeker niet gestenigd! Ook hebben wij ten tijde van Samuël niet om een koning geroepen; maar wanneer wij als straf al een koning zouden moeten hebben, zouden wij liever een jood dan een heiden hebben. In feite zou ik alleen maar van u willen horen, waarom wij joden ons nu door heidense wetten moeten laten overheersen.'
Hoofdstuk 203: De toekomst van Jeruzalem - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Zo heb ik zelf eens een geval meegemaakt van een arme familie die streng volgens de geboden van God leefde en die een heel klein stukje grond bezat; niet ver daarvandaan had een rijke en voor de wereld zeer aanzienlijke familie een groot grondbezit. Deze familie was hardvochtig en gaf nooit aan een arme een aalmoes, terwijl de arme familie altijd bereidwillig haar weinige brood met de andere armen deelde. Op een zwoele dag kwam er een zwaar onweer, en de bliksem trof de hut van de goede, arme familie, die zich op dat moment op een akker bevond en d.aar hun gerst binnenhaalde. De hut verbrandde natuurlijk met alles wat er zich in bevond zoals kleding, voedselvoorraden en het nodige huis en landbouwgereedschap. Hetzelfde onweer trok echter ook over de grote behuizing van de rijke, onbarmhartige familie; maar er sloeg geen vernietigende bliksem uit de wolken in het huis van de rijke eigenaar. Waarom werd dan hier de hardvochtige rijke ontzien en waarom niet liever de arme?
Hoofdstuk 173: Over de schijnbaar onrechtvaardige leiding van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Wel, wij Damasceners waren en zijn voor een deel nog heel goede en echte joden; maar er moet geen zendeling uit Jeruzalem komen om ons voor deze slechte en bedrieglijke stad te stemmen! Wie dat zou doen, moet liever niet naar ons komen; want komt er zo iemand, dan zal hij meteen de stad uitgezet worden, waar hij dan op de vlucht kan slaan. Maar wanneer profeten en rechters, zoals u er een bent naar ons toe komen, nemen wij die altijd graag op, ook al zijn we grotendeels Grieken, Oud-Syriërs en Babyloniërs; want van de ware profeten kan ieder mens iets waars en derhalve ook goeds te horen krijgen. En zo zullen ook allen die u ons als uw ware leerlingen zult zenden, goed door ons opgenomen worden!'
Hoofdstuk 179: Een klein evangelie aan de Damasceners - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Toen Rafaël na een uur klaar was met het beschrijven van de zondvloed van Noach, waarover alle aanwezigen - zoals reeds gezegd - zeer verwonderd waren, zei Ik: 'Luister, het is nu bijna middernacht en tijd om op te breken! Laten we daarom op weg gaan naar de Olijfberg; want nu rusten de ogen van onze vijanden, zodat wij ons ongezien naar de stad kunnen begeven! Laten we echter niet allemaal tegelijk gaan, maar liever wat verspreid en ook moet niemand onderweg iets zeggen; want toen het donker begon te worden heeft de tempel er vanwege Mij spionnen op uitgestuurd, maar ook omdat er twee Farizeeën en twee levieten nog niet zijn teruggekeerd. Maar de spionnen vrezen nu dat hun vannacht iets ergs kan overkomen. Daarom zullen ze niemand aanspreken, ook niet als er iemand in hun buurt komt, maar natuurlijk alleen als hij zwijgt. Als er twee met elkaar praten, zouden ze meteen merken of iemand een jood uit Jeruzalem is of een Griek, Galileeër of Romein. Dan zouden ze op hem afkomen om te vragen waar hij midden in de nacht vandaan komt. Laten we daarom ook deze kleine voorzichtigheid niet uit het oog verliezen!'
Hoofdstuk 181: Terugkeer naar de Olijfberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[15] Ik zei: 'Dat kan nog wel een poosje wachten; want de mens leeft niet van brood alleen, maar ook van ieder woord dat uit Gods mond komt. Ik moet werken zolang het dag is; als de nacht komt is er met dit volk niet goed om te gaan en te werken. De Farizeeën zijn nu wel weggegaan om opnieuw te overleggen of Ik misschien niet toch nog op een of andere manier te vangen ben. Daarom zullen ze snel weer terugkomen om het Mij lastig te maken. Maar daar staat een hele groep Sadduceeën, die het ook al op Mij gemunt hebben en zo dadelijk een gesprek met Mij gaan beginnen. Bij die gelegenheid zal het ook niet ontbreken aan de nodige Farizeeën en schriftgeleerden. Daarom blijven we in de tempel, omdat immers ook het volk zich hier ophoudt. Maar als iemand van jullie weg wil g4an om zijn lichaam te verzorgen kan hij dat ook doen; maar Ik heb liever dat jullie hier blijven.'
Hoofdstuk 196: De vraag naar de belastingpenning - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Ik zei: 'De oorzaak daarvan is dat jullie al sinds lange tijd de wetten van Mozes en de profeten hebben verworpen en daarvoor in de plaats jullie eigen slechte en onzinnige voorschriften hebben ingevoerd. Die wereldse voorschriften waren jullie liever dan Gods wijze geboden en dus heeft God dan ook alles aan jullie laten geschieden wat jullie altijd gewild hebben en nog steeds willen; want als jullie Gods geboden en de leer van de profeten liever zouden willen dan de wetten van de wereld, dan zouden jullie naar Mij luisteren, je bekeren en handelen overeenkomstig Mijn leer; Ik predik immers niets anders dan het oude woord van God, waarvan jullie zo zeer zijn afgeweken, dat jullie niet meer in staat zijn om te herkennen, dat het dat woord is, wat uit Mijn mond komt. J ullie haten en vervolgen Mij echter alsof Ik een zondaar en misdadiger ben, en dus blijven jullie onder de heerschappij van de roede en het zwaard van de heidenen.
Hoofdstuk 203: De toekomst van Jeruzalem - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Ik zeg jullie dat een varkensstal waarlijk niet tot de bouwwerken behoort die de menselijke geest eer aandoen; maar de smerigste varkensstal is Me nu liever dan de tempel in Jeruzalem en menig synagoge in het grote land der joden!' Jozef zei: 'Luister eens, mijn zoon, je doet vandaag wel heel boude uitspraken! Als iemand uit de stad dat hoorde en ons zou aanklagen, wat zou er dan met ons gebeuren? We zouden beschuldigd worden van de vreselijkste godslastering en meedogenloos gestenigd worden! ' .
Hoofdstuk 207: De Heer geeft als jongeling enkele proeven van Zijn almacht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Deze ergste plaag is echter ons afgodendom en zijn onze priesters. Deze duizendmaal duizend geprivilegieerde bedriegers van de mensen hebben verstand van magie en toverij of liever gezegd, ze plegen allerlei soorten bedrog, imponeren daardoor de met blindheid geslagen volksmenigte en zijn, doordat zij voornamelijk met het volk omgaan, in het volle bezit van de macht over het volk, wat het voor ons eindeloos moeilijk maakt om het volk voor te lichten; want als uiteindelijk zelfs de keizer betere scholen zou willen oprichten voor het volk, zouden die vreselijke priesters het hele volk maar al te gauw tegen de keizer opzetten en zou hij met leger en al verloren zijn.
Hoofdstuk 214: De vrije wil van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Kijk, zo ongeveer is alles in die andere, of liever gezegd, in onze geestenwereld! Het verschil tussen onze wereld en die van jullie hier, is alleen maar het volgende: Wij, geesten, wonen in feite eigenlijk in onze geheel eigen wereld, maar jullie wonen in de wereld van God. Want onze wereld is het werk van onze gedachten, ideeën, begeerten en onze wil; maar deze wereld is het werk van de liefde, de gedachten, de ideeën en de wil van God.
Hoofdstuk 219: Het leven van Julius Caesar aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[16] Zeker niet wat jij ervan vindt, ofschoon er wel iets van waar is watje denkt! Onze buurman, voor wie de kist is, heeft een boze knecht, die liever die oude kist heeft waar hij naar believen graan uit kan halen om het dan 's nachts heimelijk aan voorbijkomende graanhandelaren te verkopen en het geld zelf te houden. Ofschoon we meestal door andere voorvallen van het werk zijn afgehouden, was ook die boze knecht meermaals de oorzaak dat we het werk aan de kist moesten staken. Ook nu is hij de schuld van deze brand, ofschoon hij nu zelf het hardst bezig is om de brand te blussen.
Hoofdstuk 225: De dood van de rabbi - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[20] Ik zei: 'Ik acht Me eerder in staat de vissen in de zee te bekeren dan onze rabbi's! Ik raad je ook aan dat noch Jacobus noch jij thuis iets vertellen van wat zich hier allemaal heeft afgespeeld, want dan zouden jullie grote moeilijkheden met de rabbi's krijgen. Want hun hart is verstokter dan de hardste steen en hun ziel is veel onreiner dan een zwijn in een stinkende poel, en liever bouw Ik nog duizend stallen voor de zwijnen van de Grieken en andere heidenen waar dan ook, dan dat Ik één woord zou verspillen aan onze uiterst domme, duistere en kwaadwillende rabbi's in Nazareth, Kafarnaüm en Chorazin! Maar er zal nog wel een tijd komen waarin Ik ook daar overal Mijn mond open zal doen, - maar niet om hen te troosten, maar als een gericht over hen, wanneer hun boze maat vol zal zijn!"
Hoofdstuk 223: De weg tot geestelijke voleinding - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] De Farizeeër zei: 'Dat, beste vriend, willen wij binnenkort bij jou in Bethanië eens heel duidelijk bespreken; hier kan ik je nu echter al wel zeggen, dat het nu in de tempel een zeer moeilijke zaak is om mens te zijn. Men is weliswaar priester, maar daarom nog geen mens. Iedereen is een vijand van de ander en tracht hem schade toe te brengen, om daaruit voor zichzelf voordeel te halen, en dus is men daar waar men als mens liever zou huilen, gedwongen met de wolven mee te huilen, opdat men niet door hen verscheurd zal worden. Maar laat dat nog maar een korte tijd zijn zoals het is, dan zal dit doen en laten van de tempel een drastische verandering ondergaan; want op den duur kan men daar niet meer blijven.
Hoofdstuk 2: Het verzoek van de Farizeeën om een veilig geleide - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31  ...