Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

30449 resultaten - Pagina 18 van 2030

...  6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31  ...
[21] Ik zeg: 'O nee, dat is de maan van de aarde. Kijk eens naar haar duistere land en daar iets verder weg naar een kleine groep dwergachtige, menselijke wezens! Dat zijn de eigenlijke bewoners van de maanzijde, die steeds van de aarde afgekeerd is. Hun grootste lust zijn hun vrouwtjes, die ze uit pure liefde en tederheid meestal op hun schouders ronddragen. Boven hen zien jullie heel montere geesten rondzweven. Dat zijn de zielen van gestorven maanmensjes. Het is hun een vreugde om voor hun nog sterfelijke broeders goed te zijn en hen voor allerlei gevaren te behoeden. Hun aandacht is er hoofdzakelijk op gericht, dat de zeer materiële geesten, die de kale zijde van de maan, die steeds naar de aarde toegekeerd is, bewonen, niet bij de bewoners van de begroeide kant van de maan kunnen komen, omdat ze deze in hun huis, dat uit een ondergronds hol bestaat, aanzienlijke schade zouden kunnen toebrengen.
Hoofdstuk 145: De drie deuren in de noordelijke wand. Eindeloze uitgestrektheden van de scheppingsruimte. Blik in de middengordel van de zon en in de maan. Het bestuur door de engelen van de scheppingsgebieden. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Ik zeg: 'Het doet Mij bijzonder plezier dat jullie dit allemaal zo positief opvatten, maar de genade bij het geven van de eeuwige dood aan een verongelukt wezen van de wereld is niet helemaal zo groot als jullie menen. Want voor menigeen zou de hel tienmaal honderdduizend aardjaren met behoud van de eerste verwekking beter zijn dan de eigenlijke eeuwige dood. Is echter met de hel van de derde graad ook de eerste verwekking voor eeuwig verloren gegaan, dan is ze zeker nog erger dan de pure eeuwige dood op zich.
Hoofdstuk 144: De eeuwige dood, zijn oorzaak en zijn wezen. Het lot van degenen die in de derde hel ten prooi vallen aan de eeuwige dood. Het dreigen met het oordeel en de lankmoedigheid van de Heer. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] Daarop zeg Ik tegen de monarchen: 'Mijn beste vrienden en broeders, het is weliswaar prijzenswaardig en goed om over mij en Mijn rijk van gedachten te wisselen, maar het is nog mooier en beter om zich in het werk van de hemelen dapper te oefenen. Het weten gaat natuurlijk aan het doen vooraf, maar weet men eenmaal wat men te doen heeft, dan moet men handelen! En een kleine, goede daad is dan al beter dan veel weten zonder handelen, want uit een nog zo kleine daad zal iets tevoorschijn komen. Uit een handeling ontstaat steeds een werkstuk, maar uit het pure weten ontstaat niets als het niet in handelen overgaat.
Hoofdstuk 130: Overeenkomstige betekenis van brood en wijn. Weten en doen. Een opdracht aan de lichtblauwen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[8] Alle verscheurende dieren en giftige planten zijn producten van het pure licht en de daarvan uitstralende warmte. Deze is slecht en bewerkstelligt kwaad bij alles wat niet opnieuw verwekt is door de liefde en haar naar binnen werkende licht. Maar bij de wezens van de liefde wordt zo'n slecht licht dan weer in een goed licht veranderd en neemt daardoor weer zijn oorspronkelijke geaardheid aan.
Hoofdstuk 112: Zwerfgeesten uit het sterrenbeeld 'Haas'. Licht en liefde en hun verschillende werkingen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] En zo is alles wat meer verwant is aan het pure licht, in zijn vorm en geaardheid identiek. Alleen datgene wat meer de aan liefde verwante warmte in zich draagt, wordt veelzijdiger en meer verschillend van vorm. Het licht geeft ook wel warmte als het zich sterk concentreert, maar dat is geen goede maar slechte warmte, die niet tot leven opwekt, maar doodt. Alleen het licht waarvan de oorsprong warmte is, is goed, en de warmte, die uit een dergelijk licht stroomt, is goed en levenwekkend.
Hoofdstuk 112: Zwerfgeesten uit het sterrenbeeld 'Haas'. Licht en liefde en hun verschillende werkingen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[9] Uit deze toelichting kun je nu opmaken waarom deze geesten als mussen op elkaar lijken. Zij zijn echter zeer bescheiden en hun enige verlangen is om steeds maar verder te trekken, hetgeen dan ook overeenkomt met het zich voortdurend voortplanten van het pure licht. Zoals het licht geen rust kent, maar in de eindeloze ruimte steeds verder gaat, zo is het ook met zijn schepselen. Er zijn echter door Mij aan dat streven ook grenzen gesteld, wat dan betekent: 'tot hier en niet verder!' Dan is er inderdaad vaak een geweldige strijd voordat zulke wezens tot rust worden gebracht. Maar nu genoeg hierover! Deze geesten zijn nu weggetrokken en legioenen andere komen er al weer aan.
Hoofdstuk 112: Zwerfgeesten uit het sterrenbeeld 'Haas'. Licht en liefde en hun verschillende werkingen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Maar van nu af aan beginnen er voor ons hele andere levensomstandigheden. De aardse dienst houdt nu op en er treedt voor eeuwig een zuiver geestelijke in naam van God de Heer voor in de plaats. We zullen voortaan in het rijk van God ook wel strijden, maar niet meer met wapens. En deze heerlijke en machtige wapens heten: de liefde tot God de Heer en de liefde tot onze broeders en zusters die zich nog in grote geestelijke armoede bevinden. Leg daarom nu deze wapens neer! Ze zijn toch niets anders dan pure gedachtekronkels van onze, nog van de aarde meegenomen verbeeldingskracht en het ogenschijnlijke verlies ervan doet er verder niet toe.
Hoofdstuk 94: De joodse sergeant-majoor, een hartstochtelijke vriend van de Messias in de geest van David. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] Robert zegt: 'O Heer, dat zal mij niet al te best afgaan, want de militaire stand is nooit een liefhebberij van mij geweest. Waar ik ook maar een soldaat te zien kreeg, maakte zich steeds een eigenaardige wrevel meester van mijn hart en diezelfde wrevel voel ik ook nu nog, hoewel ik mij door Uw genade toch tenminste als een halfvolmaakte geest mag beschouwen. Als ik nu deze soldaten moet bekeren, zou ik mij bij hen op de een of andere manier bemind moeten kunnen maken, maar dat lijkt me volslagen onmogelijk, want dit soort mensen zijn niets anders dan pure machines, die zich op commando als afgerichte dieren bewegen. Wat hun bevolen wordt, doen ze zonder te vragen of het goed is of niet.
Hoofdstuk 84: Een nieuwe opgave voor Robert. De Heer over de militaire stand. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Eens ben ik te weten gekomen hoe een kapucijn op de preekstoel met hel en verdoemenis heeft gedreigd tegen het gebruik van spelden, omdat hij deze voor pure tovenarij aanzag, want de duivel zou in levende lijve naar hem toegekomen zijn en hebben gezegd: 'schenk mij jouw ziel en ik zal je de kunst leren om spelden bij duizenden te maken'. Daar was hij zo geweldig van geschrokken, dat hij van angst was flauwgevallen. Was 'de allerzaligste Maria op de trap', die hij steeds het meest had vereerd, hem toen niet te hulp gekomen, dan was hij zondermeer verloren geweest.
Hoofdstuk 70: Jozef verwijst aartsbisschop Migatzi naar de Heer. Migatzi beschouwt het hiernamaals als bedrog en verklaart Jozef voor geestesziek. Jozef over de oorzaak van zijn dood. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Als het arme volk nu aan zulke domme geestelijken is toevertrouwd, dan vraag ik mij af: welke vruchten kan dat dan bij zo'n volk afwerpen?' En kijk, tienduizenden van dergelijke voorvallen zijn mij ter ore gekomen en brachten mij ertoe om aan zulke pure onzin voor altijd een einde te maken. Godzijdank, de Heer heeft mijn inspanning gezegend en mij deze niet als zonde aangerekend! De paus krijgt nu de ene oorveeg na de andere van de lieve wereld en heeft bij miljoenen reeds elk beetje aanzien verloren. Daarvoor heb ik de eerste steen gelegd, die eerder al door Luther, Calvijn, Hus en Melanchton bewerkt was. Ik ben daarvoor weliswaar door Rome verdoemd tot de onderste hel, maar dat heeft me godzijdank niet geschaad, want kijk, Hij die hier naast mij staat, is Christus Zelf, de Heer over hemel en aarde! En ik geloof dat, wie zoals ik bij Hem is, toch wel een beetje zalig zal zijn!'
Hoofdstuk 70: Jozef verwijst aartsbisschop Migatzi naar de Heer. Migatzi beschouwt het hiernamaals als bedrog en verklaart Jozef voor geestesziek. Jozef over de oorzaak van zijn dood. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] Weet je wel dat men als echte christen voorzichtig moet zijn om aan te nemen dat iemand die wijs is en misschien ook enkele wondertekenen tot stand kan brengen, Christus is? Er staat toch in de Schrift: 'In die tijd zullen er veel valse profeten opstaan en tekenen doen en zeggen: 'Zie, hier is Christus, of daar is Hij!', maar geloof hen niet! Want de komst van de Mensenzoon zal zijn als een bliksemflits, die van de opgang tot aan de ondergang schiet. Ook zal de komst van de Heer zijn als die van een dief in de nacht!' - wat trouwens een hachelijke situatie kan zijn, want een dief doet niet veel goeds als hij heimelijk een huis binnenkomt!
Hoofdstuk 60: Wonderen en hun uitwerking. De vorst erkent de wijsheid van de Heer. Zijn Christusbelijdenis onder voorbehoud. De vorsten beraden zich. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[9] Een hier aangekomen geest is in het begin nog veel te teer en te zwak om hem meteen met de meest indringende geestelijke werkelijkheden te kunnen confronteren. Hij zou zich er zeer aan stoten en zich er tenslotte aan verwonden, zoals een pasgeboren kind op aarde, wanneer men het in plaats van in zachte windsels op hard hout of op stenen zou leggen. Maar niet alles wat een pas aangekomen geest te zien krijgt, is pure verschijningsvorm, naargelang de kracht van de geest is het meestal grotendeels werkelijkheid!
Hoofdstuk 47: De poort gaat open en laat de stad Wenen zien. De aard van de verschijningsvormen in het hiernamaals. Robert verbaast zich over Cado's wijsheid. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] Robert zegt: 'Dat denk ik ook, maar hoe... dat is een andere vraag! Deze stad, die eruit ziet als Wenen, moet toch minstens een afbeelding zijn van het werkelijke aardse Wenen, anders zouden zij toch niet als twee druppels water op elkaar kunnen lijken. Sta mij overigens nog een vraag toe: je zei daarnet, dat dit Wenen slechts een verschijningsvorm is en toch staat het zo duidelijk als wijzelf voor ons. Zijn wij dan ten opzichte van elkaar ook louter verschijningsvormen, of zijn we werkelijk datgene wat we lijken te zijn? Is deze poort misschien ook alleen maar een verschijningsvorm? Ik weet nog steeds geen raad met het begrip 'verschijningsvorm', want naar mijn mening is een verschijningsvorm niets anders dan ofwel een weergave van een werkelijk bestaand ding of wezen, of zij wordt voor een moment geschapen ter verduidelijking van een begrip of voor de beproeving van een geest. Heeft zij haar dienst verricht, dan treedt zij weer terug uit de sfeer van haar bestaan. Dat is mijn idee over het begrip 'verschijningsvorm'. Ik moet daarover echter volkomen duidelijkheid krijgen, anders ben ik genoodzaakt om alles wat me sinds mijn bovenaardse bestaan hier onder ogen is gekomen, voor een pure verschijningsvorm te houden.'
Hoofdstuk 47: De poort gaat open en laat de stad Wenen zien. De aard van de verschijningsvormen in het hiernamaals. Robert verbaast zich over Cado's wijsheid. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Cypriaan zegt: 'Mijn God en Heer, U bent al te genadig en barmhartig, als U de pure gedachten van ons hart wilt beschouwen als iets dat U welgevallig is! U ordent alle dingen juist en leidt Uw kinderen op de goede weg, zodat ze nooit kunnen verdwalen. Mijn hart klopte tijdens mijn leven in grote droefenis, maar U liet niet toe dat het in zijn nacht verstarde en daardoor niet meer in staat zou zijn geweest om uit liefde voor U te kloppen. U alleen zij daarom eeuwig alle aanbidding en al onze liefde.
Hoofdstuk 39: Cypriaan bij de heer. De beste dank. De manier waarop de Heer leiding geeft. De naar het gericht leidende wegen van Rome. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[12] Minerva, die van pure verbazing nauwelijks in staat is om te spreken, zegt met trillende stem: 'Cado, dat is te veel, te groots, te prachtig! Ik ken toch alle hemelen en hun bewoners, maar ik heb daar nog nooit iemand zo'n gewaad zien dragen, zelfs niet de Godheid in Haar ontoegankelijke licht! Hoe kan ik nu, nu ik mij net een beetje ontworstel aan mijn ergste en diepste verdorvenheid, in staat zijn om zo'n vuurgewaad aan te nemen en uiteindelijk zelfs te dragen! Ik beleef daaraan weliswaar een onbeschrijflijke vreugde, maar ik waag het werkelijk niet om het aan te trekken, want het diepste van de hel kan niet zo snel een verbintenis met het hoogste der hemelen aangaan! Dat kost nog heel veel tijd, waarin ik over mijn helse en inslechte handelen moet nadenken voordat ik me er meer en meer aan zal kunnen onttrekken, want bedenk dat ik de oorsprong ben van al het kwaad en van elk gericht. Hoe en wanneer ik me echter boven mijn oerslechte instelling zal kunnen verheffen... O Cado, hoe ver ligt zo'n tijdperk nog van ons af!'
Hoofdstuk 31: Bathianyi en Miklosch over deze scène. Minerva zet de laatste schrede. Het hemelse gewaad als beloning. Mogelijke gevolgen van de volledige verlossing van Satana. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
...  6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31  ...