Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

368 resultaten - Pagina 18 van 25

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25
[4] (CHANCHAH:) 'Jullie harten zijn mijn kostbaarste sieraad, jullie aanblik het mooiste wat mijn ogen zien. Moge mijn hart voor jullie een zacht rustkussen zijn, waarop jullie wilt uitrusten, als de liefde jullie heeft vermoeid. Mogen mijn armen jullie een zachte band van hart tot hart zijn en moge uit mijn mond onuitputtelijk de kostbaarste balsem in jullie leven stromen.
Hoofdstuk 94: Mooie, echte verzoening tussen Chanchah en de honderd Chinezen - De Heer en Chanchah - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] Na deze toespraak van de lieflijke Chanchah gaat ÉÉN VAN HET HONDERDTAL naar haar toe, houdt beide handen boven haar hoofd en raakt dat aan met de toppen van de wijsvingers. Hij zegt: 'O Chanchah, wat ben je nu mooi! Ik zeg het je nu zo luid als een machtige storm raast. En ik zeg het je ook zo zacht als een luchtige avondbries door de tere wol van de gazelle waait: jij bent nu mooier dan het morgenrood boven de blauwe bergen, die de grote stad sieren in het midden van de aardse rijken en heerlijker dan de Chujulukh (één van de mooiste bloemen, die alleen in de keizerlijke tuin worden gekweekt)!
Hoofdstuk 94: Mooie, echte verzoening tussen Chanchah en de honderd Chinezen - De Heer en Chanchah - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] CHANCHAH gaat nu voor bisschop Martinus staan, glimlacht vriendelijk naar hem en zegt met een uitermate vriendelijke en daarbij meisjesachtig zacht bevende stem: 'Liefste vriend, je bent zo straks heel stilzwijgend bij mij weggegaan, toen ik je mijn wel te verontschuldigen vermoeden over je aard en karakter voorhield, omdat je mij geen antwoord gaf op mijn vraag. Ik maak daaruit op, dat mijn veronderstelling je zeker heel erg heeft beledigd? Is dat het geval, vergeef me dan, nadat je mij eerst zoveel als je goeddunkt, hebt gestraft. Maar wees dan weer goed met mij, want ik geef je de heiligste verzekering, dat ik je daarna nergens meer naar zal vragen en je nog minder ooit met een blik of woord zal beledigen.
Hoofdstuk 104: Verzoening tussen de Chinese en Martinus - Over beledigen en vergeven in Chinese geest - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[2] (EEN JEZUÏET:) 'O Heer, o Vader, nu pas hebben onze harten U herkend! O, vergeef ons onze langdurige blindheid, die het niet toeliet U te herkennen zoals U bent, zo goed, zo zacht, zo mild, zo oneindig deemoedig!'
Hoofdstuk 115: Aangrijpende verzoening tussen de Jezuïet Chorel en Chanchah - De vreugde van de Heer over Chanchah' s liefde - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[12] Zie, hoe heerlijk deze bergstreek nu is, hoe majestueus deze lichte rotsen oprijzen in de lichthemel als grote diamantkristallen en hoe ook deze hoogvlakte getooid is met de heerlijkste bloemen van een voor jou zeker onbeschrijflijke pracht, en hoe zacht deze weg zich ook uitstrekt als de meest stralende regenboog. Maar toch is al deze heerlijkheid slechts iets louter armzaligs vergeleken met de harmonie, die je beneden in het dal tegemoet zal komen vanuit een enkele blik van een zonnemens.
Hoofdstuk 129: Martinus' ontmoeting met Petrus en Johannes - Over het wezen van de liefde en de wijsheid bij de zonnemensen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] MARTINUS zet bij deze uitleg heel grote ogen op en vervalt in diep gepeins. Na een poosje begint hij in zichzelf te stamelen en zegt zacht: 'Hm - ik ben er nog lang niet! O diepte, diepte - grote, reusachtige diepte, - wanneer zal ik je tot op de bodem begrijpen? Ja, ja, zo is het: God is alomtegenwoordig! Hoe kan Hij dat zijn? Hoe is Zijn alomtegenwoordigheid mogelijk, als Hij als Eén - en dezelfde hier is en werkt en spreekt, en ik zie Zijn gestalte als die van een mens?!
Hoofdstuk 133: Martinus' gedachten over de alomtegenwoordigheid van God - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] JOHANNES zegt: 'Trek je er niets van aan, als het je in het begin een beetje vreemd zal vergaan. Als je langer met deze wezens omgaat, zul je hen ook beter kunnen verdragen. Maar wees nu voortdurend ernstig en van binnen toch mild en zacht. Dan zul je gemakkelijker met hen overweg kunnen, dan je nu denkt. Hun wijsheid kun je wel groot noemen, maar ze heeft toch, zoals alles wat geschapen is, haar grenzen. Daarom broeder, maar flink er op af! Eens moet je toch immers de heerlijkheden leren verdragen, en daartoe zul je thans, nu de Heer ons allen zo innig begeleidt, toch des te gemakkelijker in staat zijn!'
Hoofdstuk 135: De heerlijkheid van de zonnewereld en haar bewoners - Martinus' vrees voor de wijsheid van de zonnemensen en de gedragswenken van Johannes - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] Na deze woorden is MARTINUS pas echt verlegen en heeft helemaal geen weerwoord meer. In zichzelf mompelt hij heel zacht: 'Zo, zo, nu is het helemaal voor elkaar! Daar zullen we het hebben! Wat moet ik nu zeggen? Ze hebben op alle punten gelijk en ik ben daarentegen op alle punten een ezel en een os, en dat nota bene met de hoed van de wijsheid op mijn hoofd. O dat komt prachtig uit! En die komen met een tweede hoed voor mij aanzetten! Het wordt steeds mooier. - Broeders, lieve broeders, als jullie mij niet uit de puree halen, dan ga ik er in ieder geval van door!'
Hoofdstuk 139: Martinus in de tang - De bemoedigende woorden van Petrus - Het goede antwoord van Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] Terwijl het talrijke gezelschap zonnemensen snel uiteen gaat, richten ook de drie dochters zich weer op en zijn nu nog veel mooier. Want nu straalt er al heel teder liefde uit hun onbegrijpelijk mooie ogen. Hun spreken wordt zo zacht en welluidend als het gezang van een cherubijn, want ze spreken nu alleen nog maar over liefde.
Hoofdstuk 142: De nieuwsgierigheid van de twintig ijdele nonnen – Heilzame verdeemoediging door de onthulde schoonheid van de drie zonnedochters - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[12] PETRUS zegt: 'Ja, je hebt gelijk, broeder, al te zacht moet je niet omgaan met diegenen, die in hun behaagzieke ijdelheid zich meer dan goed voor ze is bezig houden met hun uiterlijk. Het is wel goed, in het begin mildere middelen te gebruiken, om zulke ijdele, wereldse resten van de ziel te verwijderen. Maar als de milde middelen niet toereikend zijn, dan maar snel met de grove borstel er over heen. Broeder Borem, zoals jij het bedoelt, heb je wel gelijk; maar Martinus heeft ook gelijk! Laten wij hem daarom hierin maar helemaal vrij handelen.'
Hoofdstuk 142: De nieuwsgierigheid van de twintig ijdele nonnen – Heilzame verdeemoediging door de onthulde schoonheid van de drie zonnedochters - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] Want zie, wij zijn immers juist door de echte wijsheid reeds nu als kinderen in de lichamen van deze aarde veel en veel zuiverder van geest, dan jullie het ooit zullen worden. Het geestelijke ligt toch zeker niet in het lichaam, maar in de eigenlijke geest, die toch steeds dezelfde is en blijft, of dat nu in een grover of fijner etherisch lichaam is.
Hoofdstuk 148: Voortzetting van de toespraak door de drie zonnedochters van de wijsheid - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[4] 0 jij hopeloze doordraver! Nee, nee, deze drie hebben ons allen hier de les grondig gelezen! En het hopeloze daarbij is nu, dat men als het er op aan komt, daar weinig of niets tegenin kan brengen. Ze zijn goed, edel, zacht, toegeeflijk en daarbij onuitsprekelijk lief en mooi. Maar toch zou ik nu van ergernis wel uit elkaar willen springen, omdat deze drie kinderen mij zo smadelijk te pakken hebben genomen!
Hoofdstuk 149: Ontnuchterende uitwerking van de wijsheid van de drie zonnedochters op Martinus' zekerheid omtrent zijn overwinning - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[12] DE WIJZE zegt: 'O vriend, iets dergelijks merk ik niet. Hij ziet er buitengewoon goed, zacht en mild uit en die drie heb ik nog nooit zo bijna uitgelaten vrolijk gezien!'
Hoofdstuk 164: Logische uiteenzetting van Petrus en het opheffen van de twijfel van de oudste der zon aangaande de zichtbaar aanwezige Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[21] Mijn leer is bovendien heel gemakkelijk op te volgen. Want Ik als Schepper weet wel het beste, wat jullie allemaal nodig hebben en wat jullie voor je vrijwording en volgens je natuurlijke geaardheid het gemakkelijkste in acht kunnen nemen. Wees daarom niet bang voor de nieuwe last die Ik nu op jullie schouders zal leggen! Ik zeg jullie dat ze heel licht, mild en zacht zal uitvallen!
Hoofdstuk 183: De ontvangstgroet van de zonnemensen aan de Heer – Diens toespraak tot de zonnewijzen - Deemoed als middel tot verlossing van de lichte last der nieuwe levensregels voor de schepselen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] DE WIJZE zegt: 'O Heer, dat wat U van ons verlangt is onuitsprekelijk mild, zacht en mateloos goed. Er is van onze kant beslist niet de minste bezinning nodig, om dat niet ogenblikkelijk aan te nemen met harten die vervuld zijn van dank! Wat zouden wij ons afvragen, wat beslissen, of Uw heilige verzoek in onze harten welkom zou zijn of niet?
Hoofdstuk 184: Het goede antwoord van de wijze - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25