Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16638 resultaten - Pagina 18 van 1110

...  6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31  ...
[7] Agricola zei: 'Zo? Als Mozes zulke juridische voorschriften gaf als jullie in je tempel in acht nemen, dan moet jullie Mozes de domste en wreedste wetgever geweest zijn, waarbij vergeleken wij, Romeinen zuivere goden zouden zijn! Maar ik ken de milde wetten van Mozes maar al te goed en wij hebben onze staatswetten merendeels naar zijn voorbeeld vormgegeven. En jullie tempeldienaren zijn voor God en voor alle mensen de misdadigste leugenaars, als je tegenover mij wilt volhouden dat de vreselijk domme, tirannieke, wrede tempelvoorschriften door Mozes zijn opgesteld! Het zijn jullie voorschriften, die jullie eigenmachtig en goddeloos, volkomen zin en gewetenloos hebben opgesteld en jullie kwellen het arme volk nu geheel naar eigen willekeur volgens die afschuwelijke wetten! Kunnen jullie zoiets aanvaarden als een wet die door een zeer wijze God geheiligd is?'
Hoofdstuk 8: De misdadige tempelverordeningen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Maar nu vraag ik U, o Heer, of Isaaks vrouw voor God heeft gezondigd, toen zij de oude blinde Isaak duidelijk beloog en bedroog door hem voor het verkrijgen van de vaderlijke zegen, de als tweede geboren zoon,Jacob, t~ brengen in plaats van de eerstgeboren, ruwe behaarde zoon, Ezau! Ik vind dat duidelijk bedrog en toch zegt de Schrift dat het volgens de wil van Jehova gebeurde. Maar als dat juist en rechtvaardig voor God was, dan zal het ook juist en rechtvaardig zijn voor U, o Heer, wanneer ik de waarheid achterhoud als die mijn naaste, die mij zelfs nooit iets heeft aangedaan, niet tot nut kan zijn, maar hem alleen veel schade moet toebrengen!
Hoofdstuk 34: Het achtste gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Rafaël zei: 'Goed dan; oordeel dus achteraf! Zoals ik jullie heel duidelijk heb gezegd, oordeel volgens jullie wijze Griekse verstand en zeg mij dan wat jullie wijze verstand daarvan zegt!'
Hoofdstuk 41: Raphaël en de Grieken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Ik zei: 'Zie, nu heb je weer volledig waar gesproken! Blijf daarbij en oefen je in het juiste geduld, dan zul je het vlugst het licht van het innerlijke leven bereiken! Jullie Romeinen hebben toch ook van oudsher een goed spreekwoord, volgens welk men zich langzaam haasten* (* Latijn: festina lente) moet en dat betekent zoveel als 'zich in het geduld oefenen'. Maar nu gaan wij allemaal naar buiten, waar jullie veel te zien zullen krijgen!'
Hoofdstuk 43: De vraag van Agricola over het wezen van Raphaël. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Wat betreft het tweede verschijnsel, dat liet de volle maat zien van de gruwelijke zonden van dit volk, dat nu tijdens de klaarlichte dag die over hen is opgegaan, toch in volkomen duisternis wandelt en ook wil blijven wandelen. En daarom zal het de vruchten oogsten volgens zijn daden, en wel binnen de tijd die Ik jou, vriend, reeds buiten bekendgemaakt heb, namelijk over veertig i vijftig jaar, en Ik geef daar nog een extra termijn van hoogstens tien en zeven jaar bij, waarin Ik nog geduld zal hebben; dan zal het echter ook voor alle tijden der tijden helemaal uit zijn met dit volk. En dit zeg Ik jullie: Deze aarde en deze zichtbare hemel zullen vergaan, en voos en broos worden als een oud kleed, maar deze woorden van Mij zullen worden vervuld en in eeuwigheid nooit vergaan!
Hoofdstuk 50: De Heer legt de lichtverschijnselen uit - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Jullie denken nu natuurlijk bij jezelf: 'Ja, als dit boze gebroed al sinds zo lang zo is, dan had God hen toch ook al lang volkomen kunnen vernietigen! ' Ja, dat had God ook wel kunnen doen en dat heeft Hij ten dele ook gedaan door allerlei gerichten, die eens zover gingen dat het hele joodse volk veertig jaar lang in de harde gevangenschap van Babylon terechtkwam, en de tempel van Salomo en grotendeels ook de stad Jeruzalem verwoest werden. Daarop deed het volk weer boete en keerde tot God terug. En het werd weer vrij en kwam weer in dit beloofde land, bouwde de stad en de tempel opnieuw op en leefde toen een tijdlang helemaal volgens de regels. Maar toen het weer tot uiterlijke glans en aanzien kwam, begon het langzamerhand ook van de juiste wegen af te wijken en maakte het voor zichzelf wetten, - dat wil zeggen voornamelijk de tempel, die deze wetten in de plaats stelde van de goddelijke wetten, en spoorde het volk aan om deze menselijke wetten streng op te volgen, terwijl de priesters openlijk aan het volk leerden: 'Het is verdienstelijker voor jullie om deze nieuwe wetten op te volgen dan de oude!' En zo ging het almaar door, en het werd slechter en goddelozer dan tijdens de richters en koningen.
Hoofdstuk 51: Het verleden en de toekomst van de joden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Ik zei: 'Wat Jacob in zijn droom zag, was precies wat Ik jullie allen nu meer dan genoeg duidelijk heb uitgelegd. De ladder is de band tussen het hart en het verlichte hoofd van de mens. Het hart is hier eveneens de aarde die Jacob zag en die destijds ook in hem, toen hij zich in grote nood en verlegenheid bevond, te woest, verlaten en slecht verlicht was. Maar juist in die toestand begon hij veel aan God te denken, en hij dacht na over wat hij mogelijkerwijs gedaan had dat God hem in zulke grote moeilijkheden had laten komen. Toen sliep hij buiten op het veld in en zag in zichzelf de verbinding tussen zijn hart-aarde en de lichthemel in zijn hoofd. Toen zag hij hoe de gedachten, ideeën en begrippen van zijn hoofd als langs een ladder afdaalden naar zijn hart, het verlichtten en troostten, en zo, door de verhoogde liefde van het hart zelf levendiger en gesterkt weer omhoog naar God stegen om daar weer meer en sterker verlicht te worden. En als je nu naar het hele verloop van Jacobs leven kijkt, dan zul je zien dat hij van toen af aan steeds meer aan God dacht en ook steeds strikter volgens de wil van God leefde.
Hoofdstuk 57: De Jakobsladder. Over het wezen van de droom. De ziel aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Na een ogenblik van de grote verbazing zei hij (De Griek) als tegen zichzelf 'Ja, ja, het is werkelijk een Olympus waarop de goden wonen! Als jullie mij gisteren niet verteld hadden dat er maar één enig ware God is, dan zou ik jou, wondermooie jongeman, zonder enige twijfel voor onze god Apollo houden; maar omdat er volgens jullie ongetwijfeld juiste uitspraak maar één God is, wiens kinderen jullie blijkbaar zijn, ben jij lieftallige jongeman, beslist een zeer lieve zoon van Hem. En omdat jullie dus ongetwijfeld kinderen van God zijn en dus onsterfelijk, zoals wij dat van goden aannemen, sta ons sterfelijke mensen dan toe jullie te aanbidden en neem genadig een offer van ons aan!'
Hoofdstuk 59: De ware aanbidding van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] De verschijnselen betekenen voor de goeden alleen maar goede dingen, voor de kwaden echter ook kwade dingen, en dus hebben volgens de verschijnselen de goeden het goede te verwachten en kunnen daarbij gemakkelijk welgemoed en opgewekt zijn. Worden jullie nu ook goede mensen volgens de leer die ik jullie vandaag gegeven heb, dan zullen ook jullie hier en aan gene zijde alleen maar goede dingen te verwachten hebben! Als jullie dat goed begrepen hebben, dan kunnen jullie ook nu al blijmoedig en verheugd zijn en meer hebben jullie voorlopig niet nodig; want wat ik jullie hier zei, is volkomen waar.'
Hoofdstuk 60: De Grieken op weg naar de enig ware God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Daar beneden leven, net als in het hele land, weliswaar mensen die volgens hun geboorte ook joden zijn, maar in hun geloof en levenswandel zijn zij erger dan de meest verstokte heidenen, en daarom zal alle genade en alle levenslicht van God van hen weggenomen en aan de heidenen gegeven worden. Daarom vertelde ik jullie nu ook al het een en ander over de enig ware God, en jullie mogen ook thuis aan jullie familieleden en vrienden vertellen wat jullie gehoord en gezien hebben. Over enkele jaren zullen door ons boden naar jullie gezonden worden, die jullie uitgebreid met de meest duidelijke en krachtige waarheden uit God bekend zullen maken.
Hoofdstuk 60: De Grieken op weg naar de enig ware God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Ik zei: 'Zoals een blinde over kleuren oordeelt, zo oordeel jij nu over de geestelijke dingen! Ik ben van mening dat juist Hij, die de mensen geschapen heeft, wel het allerbeste zal inzien hoe Hij voor de mensen moet zorgen en hoe Hij ze moet behandelen, opdat zij na korte of lange tijd het doel kunnen bereiken dat Hij hun gesteld heeft. Ik heb nu tekenen voor jullie gedaan, die jullie genoodzaakt hebben te geloven dat Ik de beloofde Messias ben en eeuwig niemand anders. Deze dwang dient niet werkelijk tot jullie zieleheil, maar jullie worden pas zalig als je leeft volgens Mijn woord.
Hoofdstuk 62: Verwijzing naar het zesde en zevende boek van Mozes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Dat maakte op de Romein een nog geweldiger indruk en hij zei tegen de engel (de Romein): 'Deze steen blijft voor mij een waardevolle steen, ter herinnering aan wat hier zo wonderbaarlijk is voorgevallen! Maar nu nog een vraag! Kijk, in mij woont toch ook een ziel, en daarin bevindt zich volgens jullie leer een geest die geheel gelijkwaardig is aan die van jou! Waarom kan ik dan niet door mijn geest ook doen wat jij als geest kunt doen?'
Hoofdstuk 69: De macht van de engelen. Verhouding tussen geest en ziel. Wedergeboorte - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Desondanks wil ik je echter toch een paar tekenen als voorbeeld geven, waardoor je nog iets duidelijker zult zien, dat alleen in de geest alle oerstof en alle realiteit te vinden is. Jullie Romeinen hebben ook een spreuk, die we hier heel goed kunnen aanhalen. Kijk, jullie spreuk luidt als volgt: Quod a principio non valet, aut valere nequit, etiam in successu non aliquid valere potest; ex nihilo nihil erit* (Wat vanaf het begin geen kracht heeft of hebben kan, kan ook later niets tot stand brengen; uit niets komt niets voort.) Daaruit volgt menselijk geredeneerd heel duidelijk dat het zuiver geestelijke een reëel iets moet zijn; want als het volgens de materiële voorstellingen van de mensen een of ander niets zou zijn dat zich onmogelijk van zichzelf bewust kan zijn, hoe zou het dan ooit in eeuwigheid iets kunnen worden dat zich van zichzelf bewust is?!
Hoofdstuk 75: De geest, de meest innerlijke kracht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Waren dat allemaal handelingen volgens de wil van God, die door Mozes heeft gezegd: 'Gij zult dat wat van uw naaste is niet begeren!' Tenslotte, toen de goede man heel nadrukkelijk jullie manier van doen tegen hem door had, wilden jullie hem laten zien welke macht je over hem had. Maar de goede man was slimmer dan jullie; hij werd snel met al zijn bezittingen volledig Romeins onderdaan en Romeins burger, staat nu volledig onder Romeinse bescherming en betaalt aan hen een veel geringere belasting. Aan jullie boden en knechten is door Romeinse wachten de toegang tot zijn grondbezit belet, en sinds kort wordt dat zelfs door grote, kwaadaardige honden gedaan. Slechts zo nu en dan mag een oude en wat eerlijker Farizeeër en schriftgeleerde hem bezoeken.
Hoofdstuk 79: Het volk onthult de gruweldaden van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] God heeft Zich echter ook ditmaal over Zijn volk ontfermd en ons volgens de profetie een Messias gezonden in de persoon van de wijze man uit Nazareth, die ik al vanaf de tijd van Simeon ken, omdat ook Simeon Hem in de tempel herkende, Hem besneed en Hem de naam Jezus gaf Ik kan en mag jullie dit alleen in deze buitengewone noodtoestand zeggen, en wat ik als hoogbejaarde grijsaard jullie nu zeg, is hoge en heilige waarheid. Maar deze overmatig heerszuchtige, verstokte tempeldienaren vervolgen iedereen met de grootste wraakzucht die zoiets op een ander moment uit zou spreken.
Hoofdstuk 81: De oude rabbi beschrijft de geschiedenis van het verval van het Joodse volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31  ...