Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15097 resultaten - Pagina 18 van 1007

...  6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31  ...
[8] RAPHAËL zegt: "Mozes niet en David ook niet! Want beiden verkondigen de mensen het juiste, goede en ware! Mozes zei niet op bevel van Jehova, dat Deze niet te enigertijd als mens onder de mensen zou kunnen komen, hij verbood slechts om van God een gesneden beeld te maken op de manier van het gouden kalf. Zo zei Jehova ook tegen Mozes, dat niemand Hem als God of Geest zou kunnen zien en leven. Meteen daarop zei Jehova echter toch tegen Mozes: 'Kijk Mij na, -maar blijf achter de rots!', en Mozes zag de rug van Jehova.
Hoofdstuk 153: Raphaël geeft uitleg over Messiasbeloften. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] HEBRAM ging daarop naar overste Stahar en zei: "Kijk, wij zijn hier met dertig man, net als u door de tempel het land ingestuurd om heidenen voor de tempel te werven; een moeilijke zaak! In ontwikkeling zijn de heidenen de huidige tempeljoden echter overal tweehonderd jaar vóór. Moeten wij dan de zienden blind maken en ze in de macht brengen van het vervloekte water van de tempel!? Dat gaat niet en iets anders gaat ook niet! Dat zei ons ons verstandige hart en daarom zijn wij allen Romeinen geworden, en ons getuigenis tégen de tempel zal voor veel mensen erg verhelderend werken. Maar wij kregen hier nog een groot, heilig getuigenis, dat een stralender licht geeft dan duizend zonnen tegelijk. Het is een eeuwig licht, dat reeds vóór de schepping van alle werelden heeft geschenen voor alle engelen, die levende vlammen waren uit de eeuwige vlam in God die liefde heet.
Hoofdstuk 155: De overste en Hebram. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Dan zegt een echt MOEDIGE MAN uit de groep van vijftig: "Ja, ja, je hebt werkelijk heel juist en waar gesproken, maar ik denk toch het volgende: Wij kunnen er toch niets aan doen dat wij mensen zijn, want wij hebben ons beslist niet zelf op de wereld gezet! Ook zijn wij niet aansprakelijk voor al onze levensomstandigheden waardoor wij datgene geworden zijn, wat wij waren. Onze ouders, onze opvoeding en de daardoor ontwaakte behoeften van welke soort dan ook hebben daaraan meegewerkt.
Hoofdstuk 156: Over de verantwoordelijkheid van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Kijk, vriend, ondanks je zuivere verstand heb je dat niet zo erg best bekeken! Ik ken de tamelijk starre instelling van je hart wel en stelde het daarom slechts uiterlijk op de proef en toen vond ik op de achtergrond van je overigens fijngevoelige hart ook een beetje verkapte hoogmoed, die maakte dat je je door de ware deemoed in jezelf beter achtte dan de anderen. Je wilde namelijk toch in zeker opzicht gelden als een uniek en niet te overtreffen persoon, die wat betreft deemoed uitsteekt boven alle anderen! En tenslotte is het maar de vraag, wie van de twee hoogmoediger is: hij die van alle mensen de laatste en nederigste wil zijn, of hij die de eerste en hoogste wil zijn!
Hoofdstuk 158: Over deemoed en hoogmoed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[16] IK zeg: "Vriend, dat was een erg hoofse vraag! Maar in ons midden zijn geen heel hoge en geen heel lage gasten, maar van a tot z alleen maar broeders. Als Ik Mij door jullie 'vriend en broeder' kan laten noemen, waarom zouden er dan bij jullie mensen 'hoge' en 'lage' zijn? Ik zeg je: De Almachtige onder jullie is de enige ware Heer, maar jullie allen zijn onder elkaar broeders en knechten en dienaars van één Heer!
Hoofdstuk 164: Koningen en dienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] MATHAËL zegt: "Ik echter wel! Hoe zou ik het in mijn hoofd durven halen om de allerhoogste, almachtige Heer te vragen, welke 'hoge' gasten ergens vandaan zouden komen?! Wat zijn wij mensen en Wie is Hij?! Hij verbeeldt Zich tegenover ons helemaal niets, is vol liefde en deemoed en dan zouden wij tegen Hem over 'hoge' gasten gaan praten?! Dat, overigens zeer geliefde schoonvader, zat er wel wat erg ver naast en de Heer kon u op die vraag onmogelijk een ander antwoord geven. Als u het mij gevraagd zou hebben, weet ik echt niet, of mijn antwoord daarop niet nog iets ongenuanceerder en harder uitgevallen zou zijn! Maar de Heer, die de zachtmoedigste is, laakt onbewogen een fout slechts daarom, om ons te laten erkennen dat wij fout waren. Ga naar Hem toe en beken het, dan zult u meteen iets anders van Hem horen!"
Hoofdstuk 165: De gevaren van de hoogmoed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] IK zeg: " Alle volken, die ergens op de wijde aarde wonen, bezitten een reeks aan de eerste mens gedane en gegeven profetie over Mij en Mijn huidig afdalen naar de mensen van deze aarde. Hun priesters zagen steeds kans om door sagen en door de innerlijke drang in hun harten een zekere weg te banen naar een geestelijke aanschouwing en zij deden voorspellingen in beelden die natuurlijk zeer duister waren en die zij zelf ook niet begrepen.
Hoofdstuk 167: De voorspellingen over de menswording van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] JARAH zegt: "Ja, Heer, U mijn enige liefde, dat zou wel volkomen juist en eigenlijk het allerbeste zijn, als men maar altijd meteen zo'n zuiver goddelijk advies bij de hand had! Maar wij mensen zijn vaak reeds zo blind - en dat juist op ogenblikken dat wij het scherpst moesten zien -dat wij door alle bomen het bos niet zien! En met onze ware levenswijsheid gaat het op de gewichtigste ogenblikken van ons leven geen haar beter . Daar, waar wij haar het meest nodig hebben, laat zij ons in de steek en als wij haar niet zo dringend nodig hebben, zitten wij vol met verheven gedachten en ideeën! Wat dat betreft is het met ons mensen altijd een vreemde zaak!
Hoofdstuk 170: Het tegenstrijdige tussen willen en doen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] En vóór ons waren er veel van zulke mensen. Ze zijn er ook nu en hierna zullen er nog meer komen. Deze zullen allen de wedergeboorte van hun geest in hun ziel deelachtig worden!
Hoofdstuk 171: Het geestelijk opnieuw geboren worden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Een basisregel is daarom: De mensen moeten vóór zij enige kennis vergaren, eerst echte mensen worden, omdat anders iedere kennis hen veel meer schaadt dan baat. Want alle wetenschap houdt slechts het verstand bezig, dat haar zetel in de hersenen heeft. Maar het hart als fundament van het leven blijft onbehouwen, ruwen woest, zoals dat van een roofdier. En het begaat mét behulp van de wetenschap nog meer kwaad dan zónder die kennis, want bij een goddeloos hart is de wetenschap een ware wegwijzer naar het kwade in al zijn uitingen!
Hoofdstuk 175: In de geest van ieder mens sluimeren talloze wonderen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Daarom zeg ik en daar blijf ik bij: "Zo waren de mensen altijd al en met kleine verschillen zullen ze ook altijd zo blijven.
Hoofdstuk 176: Het lot van de Goddelijke leer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] IK zeg: "Ja, luister eens mijn waarde! Op het hemellichaam waarop de mensen voorbestemd zijn om uit zichzelf ware kinderen Gods te worden, is dit noodzakelijk!
Hoofdstuk 177: Het belang van de vrijheid van de menselijke wil. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Ik geloof dat daarin ook het grote idee ligt voor het eigenlijke, ware kindschap van God. Want zolang een idee identiek blijft aan de Godheid, omdat het niet afgescheiden is, kan daarbij aan geen zelfwerkzaamheid en daardoor ook aan geen zelfstandigheid worden gedacht. Pas dan als het idee helemaal identiek is met ons mensen van deze aarde, kan het ook dat worden en zijn, waartoe wij mensen zijn geroepen.
Hoofdstuk 181: Gedachten van Philopold over de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Ik vind, dat als zelfs de eenvoudigste mens al een bepaalde reden moet hebben voor welke simpele handeling dan ook, omdat hij anders geen hand zou uitsteken, men des te meer mag veronderstellen dat God een heel gegronde reden moet hebben gehad, om Zich als de eeuwig alleen ware en zuivere, almachtige Geest in de beperkte vorm van het lichaam op te sluiten, en zo, als Schepper van alle dingen, een medeschepsel te worden van Zijn schepselen, die wij mensen zijn.
Hoofdstuk 183: Philopold legt uit waarom de Heer mens werd. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Een grote aardse rijkdom in handen van zulke mensen is een echte, hemelse zegen voor een geheel land. Als zulke mensen bovendien nog wat hogere wijsheid bezitten, kunnen zij daarmee wonderen verrichten voor het ware welzijn van de mensheid.
Hoofdstuk 192: Zegen en vloek van de rijkdom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31  ...