Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1405 resultaten - Pagina 18 van 94

...  6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31  ...
[2] De mens kan aan God gelijk worden in de vorm, ook in de liefde en in haar kracht, maar toch eeuwig nooit geheel in de wezenlijke omvang van de eindeloze wijsheid in en uit God; en zo zouden de lange eeuwigheden met hun talloze eeuwigheids perioden wel heel veel kunnen bevatten wat in de eindeloze ruimte beslist plaats vindt, maar waarvan zelfs een oeraartsengel beslist nog nooit gedroomd heeft! Want ook het bevattingsvermogen van een oeraartsengel is daarvoor nog veel te beperkt; pas wanneer iedere oeraartsengel, net als Ik de weg van het vlees doorgemaakt zal hebben, zal hij ook meer kunnen bevatten, -maar onmogelijk alles van de gehele, eeuwig nooit eindigende oneindigheid!
Hoofdstuk 254: De grootte van de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[15] Ik zou Mij echter ook op dezelfde wijze kunnen mee activeren, maar dan was het met jullie gedaan, net zoals het met alle om deze zon cirkelende hemellichamen gedaan zou zijn, zodra de uitstralende lichtatmosfeer van de zon de kracht zou aannemen van het vuur en het licht van het binnenste van de zon. De kracht daarvan zou alle geesten in de uitgestrekte scheppingsruimte dermate activeren, dat deze ogenblikkelijk veranderen zou in een oneindige, kolossale vuurzee die in eenmaal alle materie zou oplossen! Wel, het binnenste van de zonnematerie is natuurlijk zo ingericht, dat het dit vuur kan verdragen, en de steeds maar voortdurend daarop stromende, geweldige waterstroom van de voortdurende kringloop -zoals bij de mens de bloedsomloop -geven het vuur voortdurend werk om de lucht te ontbinden en opnieuw te vormen en daaruit weer water te vormen, en het kan daarom het eigenlijke zonnelichaam niet aantasten; en ook al worden daarvan ook steeds delen opgelost, dan zorgt het toestromende water weldra weer voor nieuwe. Alles moet dus steeds ordelijk blijven verlopen.
Hoofdstuk 252: De 'Vader' en de 'Zoon' in Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Mathaël, jij kent de sterrenbeelden van de oude Egyptenaren goed, en Regulus in de grote Leeuw is je welbekend! Wat zie je er van? Een schemerig puntje, en toch is hij daar waar hij zich in de ruimte bevindt zo'n grote zonnewereld, dat een bliksem die toch in vier ogenblikken een afstand van 400.000 veldwegen * (* I veldweg = ongeveer 1/4 uur en iets meer. 10 veldwegen = I Duitse mijl. 400.000:10--40.000 d.mijl=beweging van het licht per seconde. Noot van Jakob Lorber. (I d.mijl=7 ,5 km, dus 40.000 mijl=300.000 km; zie "Robert Blum", deel 2, hfdst. 299,8; de uitg.) aflegt, volgens de jou, Mathaël, welbekende oude Arabische cijferindelingen meer dan een triljoen aardse jaren nodig zou hebben om de afstand van zijn noord tot aan zijn zuidpool af te leggen! Zijn eigenlijke naam is Urka of liever Ouriza (de eerste, of het begin van de schepping van aeonenmaal aeonen zonnen en een bijna eindeloos grote, omhulsde scheppingsglobe); zij is de ziel of het centrale zwaartepunt van een hulsglobe, die echter op zichzelf slechts één zenuw vormt van de grote menselijke vorm der geschapen werelden, waarvan deze denkbeeldige, grote mens er zoveel heeft als het zand en het gras van de gehele aarde, -maar toch vormt deze grote menselijke vorm eigenlijk alleen maar één scheppingsperiode van het begin tot aan de geestelijke voltooiing.
Hoofdstuk 254: De grootte van de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Om dat echter te bereiken, hulde Ik, de oneindige, eeuwige God, het voornaamste centrum van Mijn goddelijke wezen in het vlees, om Mij aan jullie, Mijn kinderen, als zichtbare en tastbare Vader te presenteren en jullie Zelf door Mijn hoogst eigen mond en hart de ware, goddelijke liefde, wijsheid en kracht te leren, waardoor jullie dan, gelijk aan Mij, niet alleen over alle wezens van deze tegenwoordige scheppingsperiode moeten en zullen heersen, maar ook over die van de voorafgaande en alle nog komende.
Hoofdstuk 255: De menswording van de Heer in onze scheppingsperiode en op onze aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Dat is dus wat men fantasie kan noemen; maar het eerder genoemde aanwezigheidsgevoel bij zaken uit het verleden of ook uit de toekomst, is iets kenmerkends van de levende geest, en de zuiver denkende mens kan daaruit opmaken, dat de geest in de mens noch met de ruimte en evenmin met de tijd iets te maken heeft, en daardoor boven tijd en ruimte staat.
Hoofdstuk 255: De menswording van de Heer in onze scheppingsperiode en op onze aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Ruimte bestaat dus alleen maar dan voor de geest als hij die schept en wil hebben, en voor tijd geldt hetzelfde. Wil hij geen tijd, dan komt daarvoor in de plaats meteen de eeuwige aanwezigheid van verleden, heden en toekomst.
Hoofdstuk 255: De menswording van de Heer in onze scheppingsperiode en op onze aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Het verschil tussen de uitstralende levenssfeer van een ziel als zodanig, ook al is deze nog zo volmaakt, en de uitstralende levensether van de geest is dus zoals heel gemakkelijk te begrijpen is, eindeloos en onuitsprekelijk groot, en jullie zullen nu wel enigszins beginnen te vermoeden hoe het een geest dan zo ongeveer mogelijk is, zich met zijn gevoel, zijn denken, zijn wil en zijn uitwerking over een onbeperkt grote afstand te verplaatsen, ja de gehele oneindigheid als zodanig te doordringen, omdat hij in de gehele, eeuwige oneindigheid volkomen ononderbroken op alle punten van de gehele, eeuwige ruimte onverminderd een en dezelfde is.
Hoofdstuk 256: De uitstralende levenssfeer van de ziel en die van de geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Kortom, U heeft geen begin, en dus is het ook onmogelijk dat Uw scheppingen ooit een begin hebben gehad, en hoeveel de eeuwige ruimte er ook moge bevatten, er is er toch niet één bij waarvan men zou kunnen zeggen: 'Kijk dat was de eerste! Vóór deze is er niets geschapen!' Want achter zo een, die de eerste zou moeten zijn, verschuilt zich toch weer een volmaakte, hele eeuwigheid! Wat zou U dan gedurende die tijd, terwijl U steeds hetzelfde wezen was, gedaan hebben? In de eindeloze ruimte is ook plaats voor eindeloos veel scheppingen; ook al zijn hun afstanden nog zo eindeloos groot, dat maakt niets uit! De eindeloze ruimte heeft plaats genoeg voor al de eeuwige, eindeloos vele, en zal eeuwig nog plaats hebben voor ontelbare maalontelbaar vele, en zo eeuwig verder en verder voor nog talloze nieuwe, en deze toekomstige zullen de reeds van eeuwen her aanwezige ook in zekere zin niet vermeerderen; want eindeloos veel en talloos veel kan nooit méér worden, omdat het zonder meer al eindeloos veel is.
Hoofdstuk 254: De grootte van de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] En daarom heeft deze scheppingsperiode, ten opzichte van alle andere, het door jullie nog lang niet duidelijk genoeg besefte voorrecht, dat zij in de gehele eeuwigheid en oneindigheid de enige is waarin Ik Zelf de menselijke, vleselijke natuur helemaal heb aangenomen en Mij binnen de gehele, grote scheppingsmens, binnen deze hulsglobe, in dit gebied waar Sirius de centrale zon is, uit de tweehonderd miljoen hem omcirkelende zonnen nu juist deze, en van de vele aardbollen, die haar omcirkelen nu juist deze, waarop wij ons nu bevinden, heb uitgekozen, om daarop Zelf mens te worden en jullie mensen uit te verkiezen als Mijn ware kinderen voor de gehele oneindigheid en eeuwigheid, zowel voor als achterwaarts. En als jij, Mathaël, als een van de bekwaamste rekenaars, dat goed in het oog houdt, zal de eeuwigheid en de oneindigheid van de ruimte je niet meer zo erg drukken.
Hoofdstuk 255: De menswording van de Heer in onze scheppingsperiode en op onze aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Stel je eens alle enorme bewegingssnelheden van de hemellichamen voor, zoals Ik die jullie al bij een eerdere gelegenheid voldoende heb uitgelegd, dan zullen jullie al gauw ontdekken dat de aan jullie verkondigde uiterst grote bewegingssnelheid van de centrale zonnen, ook al wordt deze aeonenmaal vergroot of tot de aeoonste macht verheven, een ware slakkengang is vergeleken bij de snelheid van de geest, omdat zij voor het afleggen van een zeer grote afstand in de ruimte toch altijd, afhankelijk van de afstand, een bepaalde tijd nodig hebben, terwijl voor de geest iedere nog zo onmetelijke afstand gelijk is; want voor de geest is 'hier' en het nog zo onmetelijk ver daarvandaan gelegen 'daar' één, terwijl voor iedere andere beweging het verschil in afstand in de ruimte wezenlijk veel uitmaakt.
Hoofdstuk 255: De menswording van de Heer in onze scheppingsperiode en op onze aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] Tot een bepaalde afstand kan jouw ziel dat ook, en het zou iemand moeilijk vallen in jouw omgeving kwade gedachten in zich op te laten komen zonder dat jij dat meteen merkt. Zoals jij dat echter kunt met de krachtige, uitstralende levenssfeer van je ziel, die daarmee steeds direkt in verbinding staat en zodoende je heldere ik tot ver buiten jezelf reikt, -zo is het ook bij de vrije levensether van Mijn geest, alleen met het verschil dat de uitstralende levenssfeer van jouw ziel slechts tot een bepaalde ruimte beperkt is omdat zij als materie vanwege de ongelijksoortigheid van de vreemde elementen die zij op haar weg ontmoet, niet verder kan reiken.
Hoofdstuk 257: De alwetendheid van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Maar heel anders staat het met de onbeperkte kracht van de geest, zodra deze eenmaal helemaal in de ziel is wedergeboren, of eigenlijk is ingeboren; want daardoor krijgt hij volle gemeenschap met Mijn oneindige en eeuwige almacht, Mijn liefde en Mijn wijsheid, inzicht, kennis en Mijn wil! Zou hij echter wanneer hij dat alles volledig bezit, en daardoor pas waarachtig Mijn kind is, dan nog een wens kunnen koesteren om dingen te kunnen bewerkstelligen die eens de ouden, zoals nu nog deze Moren, slechts ten dele en dat slechts onvolkomen, hebben kunnen doen?!
Hoofdstuk 263: De reden van de onthullingen van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Een P.M. bezit derhalve een drievoudig oppergezag: ten eerste over alle goden behalve Zeus, waarmee hij natuurlijk op gelijke hoogte staat, ten tweede over de hele aarde en haar elementen, en ten derde over alle mensen, dieren en bomen, struiken en planten. Daarnaast gebiedt hij ook over alle planeten en over alle sterren, heeft hij de wolken, winden, bliksems, donder, regen, hagel en sneeuw in zijn hand en de zee beeft voortdurend voor zijn oneindige macht!
Hoofdstuk 7: Over de Romeinse opperpriester. Kritiek op het heidense priesterdom in Rome - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[14] Allen gaan nu de keuken uit en wanneer zij aan de tafels de honderden gasten zien eten en drinken, zegt MARCUS heel verbaasd over dit tafereel: 'Ja, hoe is dat nu mogelijk? Je bent toch immers geen ogenblik bij mij weggeweest, en alle tafels zijn zo te zien afgeladen vol! Je hebt geen enkel gerecht kunnen klaarmaken en nog minder opdienen! Verraad mij toch eens iets van de manier waarop je dat gedaan hebt, want alles begrijp ik eerder dan jouw uiterst onbegrijpelijke snelheid, vooral bij daden die op deze aarde toch noodzakelijkerwijs gebonden zijn aan een bepaalde orde binnen tijd en ruimte! Ik vraagje nogmaals iets te vertellen over de manier waarop je de spijzen hebt klaargemaakt en waar je ze vandaan hebt gehaald! Want van het eten dat halfklaar in mijn keuken stond, is niets op al deze tafels terechtgekomen, want ik heb het daar zojuist nog in alle rust en wachtend op zijn bestemming zien staan.
Hoofdstuk 1: De wonderbaarlijke maaltijd - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] Marcus keek rond en werd helemaal verlegen bij het zien van alles wat daar in een oogwenk ontstaan was. Rechts van het oude huis in noordoostelijke richting stond een kant en klaar uit bakstenen opgetrokken fraai huis, dat zich met de zuidoostelijke voorkant bijna tot aan de zee uitstrekte. Het had een verdieping met een comfortabele omloop rondom het hele huis en op de begane grond bestond het uit een ruime keuken, een grote voorraadkamer en verder uit achttien vertrekken, waarvan vijf woonkamers en daarachter dertien grote vertrekken voor allerlei agrarische doeleinden, zoals bergruimten voor allerhande graan, vlees, voor vruchtengroenten, voor peulvruchten en wortelgewassen. In een grote ruimte bevond zich een met wit marmer bekleed waterbekken, dat ruim twintig kwadraatklafters* (* 1 klafter = 1.90 meter (oude Duitse maat)mat en over het geheel gemiddeld zes voet water kon bevatten; het water stond nu echter maar vier en een halve voet hoog, wat voor het bewaren van edelvissen diep genoeg was.
Hoofdstuk 4: Het nieuwe huis van Marcus, een wonder van Raphaël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31  ...