Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

272 resultaten - Pagina 18 van 19

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19
[15] Met dat doel heeft God de Vader de Engelen geschapen; evenals Hij in Zijn eigenschappen veelvoudig en in Zijn verandering onbegrijpelijk is in Zijn liefdesspel, zo spelen ook de geesten of de lichten der Engelen, die als de Zoon Gods zijn, voor God in het grote Licht zeer lieflijk, opdat de vreugde in Gods Hart vermeerderd moge worden, en er in God een Heilig Spel gespeeld worde! De zeven geesten der natuur, die in de Engelen wonen, vermeien zich lieflijk in God, hun Vader, evenals zij deden, voor zij lichamelijk waren. Zij verheugen zich in hun nieuwgeboren Zoon, het licht en verstand van hun wezen. En dat licht stijgt op in het hart van God en verheugt zich in Gods Licht, zoals een kind zich verheugt bij zijn moeder; daar is een hartelijk liefhebben en omhelzen. Hier openbaart zich een zingen en juichen; alle hoedanigheden verheugen zich daarin en iedere geest volvoert zijn goddelijke arbeid, zoals God de Vader zelf. Want de zeven geesten kunnen, evenals God, alles zien, voelen, ruiken, proeven en horen, wat God de Vader maakt. Toen zij zich echter ver­hieven en in opstand kwamen, deden zij tegen hun natuurrechten in en dus anders, dan God de Vader deed en dat was gekeerd tegen de God­heid. Want zij ontstaken de Salniter des lichaams en deden een triom­ferenden Zoon geboren worden, die in de wrange eigenschap, hard, ruw, duister en koud was en in de zoete eigenschap brandend, bitter en vurig. De toorn was een hart als vuur; de liefde was een hoogmoedige vijand­schap jegens God.
Hoofdstuk 13: Over de verschrikkelijke, bedroevende en ellendige val van het Koninkrijk van Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[20] Op een dergelijke wijze heerst de zure, wrange eigenschap in het inner­lijkst Wezen van God; deze eigenschap veroorzaakt het bijeenhouden van een lichaam en de hardheid doet het verdrogen, zodat het lichamelijk kan bestaan. Wanneer in het lichaam geen eigenschap meer zou zijn, die de boosheid der vier andere eigenschappen te niet zou doen, zo zou daarbinnen een gestadige vijandschap heersen; want de bittere eigen­schap zou gekeerd zijn tegen de wrange, zij zou daarin worstelen opdat de wrange vernietigd wordt. Eveneens zou de wrange gekeerd zijn tegen de bittere, zij zou de bittere tezamen trekken en gevangen houden, zodat deze haar weg niet kan gaan. En de hitte zou gekeerd zijn jegens deze beiden, omdat zij met haar ontbranding alles verhit en ook gekeerd, gekant is tegen de koude. En de toon, de klank, zou in vijandschap met alle andere zijn, wegens het geweld, waarmee zij zich in alles openbaart. Dit nu is de diepste en innerlijkste geboorte Gods, en dit is, waarom Hij zich een toornig en naijverig God noemt, hetgeen te lezen is in de tien geboden, die gegeven zijn op de berg Sinaï (2 Mozes 20:5 en 5 Mozes 5:9). De duivel is een schepsel geworden, dat in de hel en het eeuwige verderf als in een moordenaarshol gestoten is. Omdat hij nu echter een verklaard vijand van God is, en zijn helpers dwingt te erkennen, dat God het boze en het goede heeft gewild en sommigen tot verderf heeft geschapen, zo laat de Geest Gods u, wanneer ge in vijandschap met hem zijt, zien, wie God is en wie de duivel; uw hart zal ontstoken worden en ge zult zien, hoe de duivel een duivel geworden is. Is uw hart niet dicht­gegrendeld door moedwil en godslasteringen en gruwelijke zonden, waar­van ge geen afstand wilt doen, zo waak op en zie. Ik neem de Hemel en de aarde, benevens de sterren en elementen en alle schepselen en de mens in zijn ganse openbaring zelf tot getuige en ik wil het ook helder en duidelijk ter bestemder plaatse met alles, wat ik reeds hierover heb gezegd, bewijzen, inzonderheid bij de handeling van de schepping van alle creaturen. Is u dit niet genoeg, zo bidt God, dat hij uw hart opent, zo zult ge Hemel en hel en de ganse goddelijkheid in al haar kwaliteiten zien en kennen; dan zult ge wel ophouden de duivel ge­lijk te geven.
Hoofdstuk 13: Over de verschrikkelijke, bedroevende en ellendige val van het Koninkrijk van Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[25] Deze schrik of de aanblik van het Licht nu stijgt op in de wrange kwali­teit. Deze schrik of bliksem stijgt in alle kwaliteiten op, evenals in het bovengenoemde rad, dat zich omwentelt. Het Licht gaat schijnen temidden der zeven Oergeesten en zij verheugen zich in het Licht. En wanneer de geesten vol Licht in elkander werken en opstijgen, wordt het leven ge­boren, want allen geven zij elkander van hun eigenschappen. De ene geest voelt en proeft de anderen, de ene toont de anderen, en de klank stijgt op naar het hart; dan opent zich het vreugderijk van de Zoon van God en alle zeven geesten zegevieren en verheugen zich in het hart van God; een ieder naar zijn eigen hoedanigheid. Zoals een zure en groene appel door de zon smakelijk gemaakt wordt, zodat zij heerlijk is om te eten en men proeft haar goede kwaliteiten, zo ook behoudt de Godheid haar eigenschappen, maar er is in de Godheid een stille werking, als een lieflijk spel. Wanneer echter de eigenschappen zich zouden verheffen, zo zou, evenals in Lucifer, het vuur in hen worden ontstoken.
Hoofdstuk 13: Over de verschrikkelijke, bedroevende en ellendige val van het Koninkrijk van Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[32] Als nu koning Lucifer zo schoon, heerlijk, hoog en heilig geschapen is, zo behoorde hij God zijn Schepper te loven, te prijzen en te eren, en hij behoorde te doen, wat God, Zijn Schepper deed. In God helpen en beminnen alle Oergeesten elkander. Zij doordringen elkander en temidden van de hemelse pracht vormen zij schone gestalten en gewassen, vruch­ten en kleuren. Dat alles is in God als een heilig spel. Daar nu God eeuwige schepselen uit zichzelf geformeerd heeft, zo behoren deze in de hemelse pracht niet op dezelfde wijze te werk te gaan als God Zelf. Neen, tot dat doel zijn zij niet zo geformeerd, want de Schepper had daarom het lichaam van de Engelen droger tezamen gevoegd en be­lichaamd, opdat de eigenschappen harder en vaster zouden worden, en de toon bekend zou worden.
Hoofdstuk 13: Over de verschrikkelijke, bedroevende en ellendige val van het Koninkrijk van Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[3] In dit heldere licht werden nu tegelijkertijd de zeven Oergeesten ontstoken, het is ermee, als een vuur, dat men ontsteekt. Zij triomfeerden, vol trots en vreugde en verhieven zich belangrijk. Zo zij echter op de plaats, die hen was gegeven, gebleven waren, en hadden gearbeid, zoals zij hadden moeten doen, van eeuwigheid af, zo zou het licht hen niet geschaad hebben, want zij waren geen nieuwe geesten, uit iets anders geschapen, maar het waren de oude geesten die geen begin gehad hadden; die eeuwig in God geweest waren. Ook toen God het lichaam schiep, zo doodde hij niet van te voren de Oergeesten, maar hij formeerde het lichaam van koning Lucifer uit het beste, wat in hem was, uit de kern. Anders, wanneer de eigenschappen gedood zouden zijn geworden, zo zouden zij behoefte gehad hebben aan een nieuw leven en zouden er aan twijfelen, of de Engel eeuwig zou kunnen bestaan. God schiep daarom Engelen uit zich zelf, opdat zij vaster en krachtiger zouden zijn be­lichaamd dan de ideeën, figuren, die door de werkingen der goddelijke geesten in de natuur ontstonden, en die daardoor ook weer te niet gingen. Opdat der Engelen licht helderder zou schijnen en de klank het geluid, dat van hen uitging, schoner en helderder zou klinken, opdat het goddelijke vreugdenrijk groter en heerlijker zou worden. Dit is de reden, waarom God Engelen heeft geschapen. Dat er echter gezegd wordt, dat de Engel een nieuw licht zou hebben voortgebracht, of een nieuwe geest, is zó te verstaan: Toen de Oergeesten vaster en krachtiger belichaamd waren, scheen het licht helderder in en uit het lichaam, dan voor die tijd in den Salniter. Want in het lichaam werd een helderder licht ontstoken dan voorheen, toen de Salniter dun was. Daarom werden ook de Oergeesten trots en meenden, dat zij een veel schoner licht bezaten (of zoon), dan de Zoon Gods was. Daarom ook verhieven zij zich en wilden niet meer zijn in God, hunne Vader, zij verachtten de geboorte van den Zoon van God en meenden, dat zij zich wel konden tonen als de schoonste bruid des Hemels. Zij wisten wel, dat zij slechts een deel van God waren en niet God zelf. Ook wisten ze, hoever hun macht zich uitstrekte, maar zij wilden zich daarmee niet ver­genoegen; zij wilden méér zijn dan God en heersen over de Godheid en alle koninkrijken. Hij, Lucifer, wilde de Heer zijn, en geen ander zou nevens hem mogen regeren.
Hoofdstuk 14: Hoe Lucifer, de schoonste Engel in de Hemel, de vreselijkste duivel geworden is. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[21] De eerste geest is de wrange, zure kwaliteit; deze wordt gebruikt voor de vorming. Alhoewel zij iets te scherp is, zo wordt dit gematigd door het zoete water, zodat zij zeer zacht, lieflijk en vreugdevol is. Zij ont­leent aan de andere Oergeesten haar liefde. Zij bemint haar kinderen zeer; alle zes andere Oergeesten zijn haar kinderen. De geesten hadden het inzicht, de wetenschap en eeuwige wet Gods in zich en wisten, wat uit de godheid voortkwam. Zo ook wisten zij, dat het Hart van God het eerste in de gehele Godheid was; ook wisten zij dat zij niets meer be­zaten om mee te doen of te laten, dan hun eigen lichaam, want zij zagen wel, dat de Godheid zich openbaarde buiten hun lichaam, zoals de God­heid van eeuwigheid af gedaan had. Zij wisten ook wel, dat zij niet alles in alles waren; wel moesten zij de vreugde vermeerderen en vriendelijk verkeren met de eigenschappen buiten hun lichaam. Zij hadden ook alle macht, met de gewassen, figuren en gestalten te doen, hetgeen zij wilden; het was alles een hartelijk spel van liefde in God. Zij zouden God, hunne Schepper niet hebben kunnen ontstemmen, al hadden zij alle Hemelse gestalten en gewassen te niet gedaan. Hij zou steeds weder nieuwe hebben doen groeien, want alles was slechts een goddelijk spel. Daartoe waren zij ook geschapen, dat zij met de gewassen en de ge­stalten en figuren spelen zouden en ze gebruiken, al naar hun welgevallen. Zo zijn van eeuwigheid af, de vormen gemaakt, zij zijn door de Oergeesten veranderd en vervormd en weer vergaan. Dit is het eeuwige spel Gods geweest van de tijd van de schepping der Engelen af.
Hoofdstuk 14: Hoe Lucifer, de schoonste Engel in de Hemel, de vreselijkste duivel geworden is. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[4] Merk nu op: Op een dergelijke wijze nu bestond ook de bittere kwaliteit in Lucifer; en er was geen oorzaak aanwezig, dat Lucifer zich zou ver­heffen; ook geen drift, geen stuw. Hij volgde de trotse hoogmoed der zure, wrange kwaliteit alsof dit de Vader was en meende ook, dat hij over de ganse Godheid moest heersen en terwijl hij zich zondig verhief, ontstak hij zichzelven. Toen hij nu de geest hielp in het lichaam geboren worden, zo werd deze geest in deze gestalte een grimmige, stekende, woedende, verscheurende geest,. met de eigenschappen van het helse vuur; een grimmig en vijandig wezen. Toen nu deze geest in de anima­lische geest uit het hart van Lucifer en van zijne legioenen trachtte in de Godheid zijn wil te doen doordringen, zo was dit niet anders dan een verscheuren, verbreken, steken, moorden en gif-branden. Daarom zegt ook Christus in joh. 8 : 44: De duivel is een mensenmoor­der van den beginne en is in de waarheid niet staande gebleven. Lucifer meende evenwel, dat hij op deze wijze méér dan God was, en dat er niemand zo vol verschrikking zou kunnen heersen en regeren als hij. Alles zou voor hem moeten buigen en met zijn geest wilde hij over de ganse Godheid vol geweld heersen als een koning die macht heeft. Omdat hij de schoonste was, wilde hij ook de machtigste zijn. Hij zag en wist echter wel van het zachte en deemoedige in God Zijn Vader; hij wist óók wel, dat deze zachtmoedigheid van eeuwigheid af geweest was en dat hijzelf ook in goddelijke zachtmoedigheid zou moeten voort­brengen, zoals een geliefde en gehoorzame zoon. Dewijl hij echter nu zo schoon en heerlik geschapen was, als de koning der natuur, zo meende hij daarom tevens, daar hij in God en uit God geformeerd was, dat er niemand was, die over hem zou kunnen zegevieren of die hem zou kunnen veranderen. Hij wilde zelf de Heer zijn en met zijn scherpte in alles heersen en ook wilde hij, dat zijn lichaam de gestaltenis zou zijn, die men zou moeten vereren. Hij wilde zichzelf een nieuw koninkrijk oprichten, want alles zou hem moeten toebehoren. Hij wilde God zijn in plaats van God zelf. Hij werd in zijn hovaardigheid met duisternis en blindheid ge­slagen en maakte zichzelf tot een duivel. Deze moet hij ook zijn en eeuwig blijven. Hij erkende in God slechts de majesteit en niet het Woord. Hij verblindde zichzelf door de wrange duisternis, want hij wilde zich ver­heffen en in het vuur heersen, over het licht en over de zachtmoedigheid. Toen nu deze boze duivelse geesten in de Salniter Gods op roof uit­gingen, zo was daar niets dan een branden, steken, moorden, roven en een afschuw van alles, want het hart van God verlangde liefde en zacht­moedigheid, Lucifer wilde deze liefde en zachtmoedigheid met geweld in woede en boosheid doen verkeren. Daar was niets dan vijandschap en afkeer; hij ontstak met geweld de Salniter Gods, die van eeuwigheid af gerust had in Zijn zachtmoedigheid. Hier is van toepassing, wat geschreven staat in 2 Mozes 20 : 5 en 5 Mozes 5 : 9. God noemt zich een toornig en naijverig God, jegens hen, die Hem haten, d.w.z. jegens hen, die Zijn toorn en gramschap nog meer doen ontbranden met hun duivelse geesten, met vloeken, lasteren en velerlei grimmigheid, die in het harte woont; met hovaardij, gierigheid, nijd en toorn, dit alles, wat in u is, werpt ge op God, d.w.z. dit alles dicht ge toe aan de voortbrengselen der natuur. Daarom moet zij door het vuur op de proef gesteld worden en de geest ook, daar de boosheid in het vuur moet blijven. Wanneer ge uwe ogen opent en het wezen Gods aan­schouwt, zo steekt ge als met doornen in het wezen Gods, en ge ont­steekt de toorn Gods. Als de toon in uwe oren klinkt, en gij hem opvangt uit het wezen Gods, zo is het, alsof ge donderslagen hoorde. Bedenk, wat ge verricht met uw neus en uw mond, wanneer ge spreekt en de rede uit uw mond vloeit, als een zoon van alle zeven geesten, bedenk dan, of 't hiermee niet gesteld is als met Lucifer, die in de Salniter Gods woedde. Hierin is geen onderscheid. Daartegenover staat, dat God óók spreekt: Ik ben een barmhartig God en doe barmhartigheid jegens duizen­den dergenen, die mij liefhebben en mijn geboden onderhouden. 2 Mozes 2O : 6 en 5 Mozes 5 : 1O.
Hoofdstuk 15: Over de derde gestalte der zonde in Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[10] De vierde geest Gods is de hitte; zij wordt geboren tussen de bittere en de wrange eigenschap en in het zoete water opgevangen; daarbij wordt zij schijnend en lichtend en zij is de ware bronwel des levens. Want in het zoete water wordt zij geheel zacht; daardoor ontstaat de liefde; het is een lieflijk verwarmen en geen brandend vuur. Waar water is, is geen vuur, maar wel een lieflijk verwarmen en een zacht koesteren; wanneer echter het water verdroogt, komt het vuur te voorschijn, hetwelk brandt. Zo dacht ook Heer Lucifer. Zou hij zijn vuur ontsteken, zo zou hij vol ijver, met geweld heersen over de Goddelijke kracht. Hij dacht dat het vuur eeuwig zou branden en licht verspreiden. Hij had niet het plan, het licht uit te doven, maar wilde, dat het in het vuur zou blijven branden. Hij wilde het water doen opdrogen, en zodoende zou het licht in het brandende vuur blijven zweven. Hij wist echter niet, dat, wanneer hij het opgedroogde water zou ontsteken, dat de kern, de olie of het hart van het water ook versteend zou worden en er uit het licht duisternis en uit het water een onwelriekende geur zou te voorschijn komen. Want de olie, of het vet in het water wordt door de zachtmoedigheid en de weldadig­heid geboren en in datzelfde vette bestanddeel juist, wordt het licht schijnende; zo echter dat vet verbrand is, zo ontstaat er in het water een stank en het wordt bovendien geheel donker. Alzo ging het ook met de hovaardigheid van Lucifer. Een korte wijl zegevierde hij in zijn lichtglans; toen echter zijn licht uitdoofde, werd hij een zwarte duivel. Hij meende echter, dat hij eeuwig in het heldere licht van de goddelijke kracht kon heersen, als een verschrikkelijke God en hij worstelde met zijn vuurgeest, met de Salniter Gods, met de bedoeling het gehele gebied van zijn koninkrijk te ontsteken. Inderdaad heeft hij ook wat bereikt, want hij heeft de goddelijke krachten brandend gemaakt, hetgeen bewezen wordt door de zon en de sterren. Zo wordt ook dikwijls het Salnitervuur ontstoken in de elementen, zodat het er uitziet, alsof de ruimte, de diepte brandt, hetgeen ik ter plaatse bespreken wil. Hij trad terug uit de zachtmoedigheid en wilde slechts het vuur doen ontbranden; viel daardoor in de duisternis. De lezer moet het niet zo verstaan, dat de duivel Gods Licht ontstoken heeft, maar hij ontstak de natuurgestalten, waaruit het licht te voorschijn treedt. Want hij heeft het licht niet in zich opgenomen, evenmin als -het vuur het licht in zich opneemt. Hij is in het vuur gegaan en werd in de duisternis uitgedreven en hij heeft, buiten zijn wezen, zijn verschijnings­vorm, noch licht, noch vuur. Lucifer mag niet zeggen, dat God de helse eigenschappen heeft voortgebracht, opdat hij tot boosheid zou vervallen, neen, hij heeft dat zelf gedaan; bovendien heeft hij de godheid beledigd en hij heeft van de krachten Gods helse krachten gemaakt, waarin hij voor eeuwig woning gemaakt heeft. Want toen hij en al zijn Engelen de oergeest van het vuur in zich deden ontbranden, zo brandde het vet in het zoete water en er ontstond een branden, steken, verscheuren en woeden. Daardoor ontstond een angel des doods, want door de hitte werd de bittere kwaliteit zo brandend, stekend en boos, als ware het gehele lichaam louter vuur geworden; temidden van de wrange, zure kwaliteit werd er een strijd gevoerd, alsof men met vurige pijlen het lichaam doorstak. Daarentegen streed het koude vuur van de wrange eigenschap tegen de hitte en tegen het bittere gif, alsof er een oproer plaats vond, en er was in het lichaam van Lucifer niets dan moorden, roven, branden en steken; het was als een verschrikkelijk hels vuur. Deze vuur- en duivelsgeest verhief zich nu ook in het centrum van het hart en wilde door middel van de wil-geest, geboren uit de zeven Oergeesten en het beeld Gods vertegenwoordigend, in de ganse goddelijke kracht heersen en de gehele goddelijke Salniter ontsteken. Hij wilde een nieuwe en geweldige God zijn.
Hoofdstuk 15: Over de derde gestalte der zonde in Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[29] Wanneer zij slechts onder Gods wil gebleven waren, zo zou alles het hunne geweest zijn en hun wil zou ten allen tijde vervuld zijn geworden. Het zou zijn geweest als een vreugdevol bestaan naar de lust hunner harten. Want God en Zijn schepselen zouden één hart en één wil ge­weest zijn. Toen Lucifer zich echter verhief en zijn Oergeesten ontstak, zo voer de ziele-geest in de toon of de klank uit alle lichamen der Luciferische Engelen en hij voer in de Salniter Gods, als een vurige slang of draak en vormde allerlei giftige en vurige verschijningen, zoals daar zijn de wilde en verscheurende dieren. Dit is de oorzaak van het ontstaan der wilde dieren in deze wereld, want het heirleger van Lucifer heeft de Salniter der aarde en der sterren ontstoken, daarna gedeeltelijk gedood en verdorven. Want toen God, na de val van Lucifer, de schepping dezer wereld bewerkstelligde, zo werd alles uit de zelfde Salniter geschapen, waarin Lucifer zijn verblijfplaats had. Zo moesten hierna ook de schepselen dezer wereld uit dezelfde Salniter geschapen worden. Zij vormden zich nu, naar de aard der eigenschappen, boos en goed.
Hoofdstuk 15: Over de derde gestalte der zonde in Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[30] Welk dier nu, naar zijn eigenschappen (het vurige, het bittere of het wrange), het sterkst vertegenwoordigd was, in Mercurius, dat dier werd ook óf bitter, óf wrang, óf vurig, óf boos; alles naar de eigenschap, die het sterkst in het dier vertegenwoordigd was. Dit deel ik hier reeds mede, maar het zal bij de behandeling van de schepping dezer wereld uitvoerig beschreven en bewezen worden. Of nu deze vurige toon en deze drakengeest in Lucifer en zijn Engelen gerechtvaardigd is en of God hem alzo geschapen heeft, hierover zullen degenen die rechtspreken over Lucifer, die van God een duivel wilde maken, zich moeten verantwoorden. Zij zullen dan moeten bewijzen, of God een God is, die het kwaad wil en het ook geschapen heeft. Waar dat niet het geval is, zo zal ook deze geest gedoemd zijn, ten eeuwigen dage in gevangenschap te leven. Dat zij van hun lasteringen en leugens afstand doen, anders zijn zij slechter dan de wilde heidenen, die van God niets weten willen, welke toch ook in God leven. Vele van zulke gods­lasteraars zullen het Hemelrijk bezitten, hetgeen ik ter plaatse ook ver­klaren wil.
Hoofdstuk 15: Over de derde gestalte der zonde in Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[17] Zo kan nu ook een bepaalde geest in zijn eigen lichaam niet het Goddelijk Hart begrijpen en doorvorsen, want hij begrijpt slechts datgene in het Hart Gods, dat congeniaal is aan zijn eigen hart, maar de zeven geesten tezamen begrijpen het ganse Goddelijk Hart. Zo is het ook met de mensen. En bij de geboorte aller geesten, dewijl de ene steeds weer de andere voortbrengt, verstaat een elk der geesten alle anderen, maar slechts dan, wanneer zij opvaren in het Licht des Levens. Het hart echter is iets eigenaardigs, wanneer het tot aanzijn is gekomen. Een bijzondere persoonlijkheid en niet gescheiden van de geesten. Elk der geesten ook blijft aan zijn plaats gebonden en kan niet in een andere geest overgaan. Allen tezamen zijn zij de enige en ene Godheid. Dewijl nu het lichaam van Lucifer uit de natuur geschapen werd, zo was het geheel en al onrechtmatig, dat hij zich verhief buiten de macht, die hem toebedeeld was. Dit was tegen de goddelijke ordinantie. Ja, gij hebt u te hoog verheven, en ge wilde wellicht deze kunst de mensen óók leren, zodat zij ook zulke godheden zouden worden, als gij geworden zijt. Gij blinde en hovaardige tovenaars, dit is uw kunst, dat gij de elementen van uw lichaam, door uwe bezweringen en door verschillende eigenschappen verandert en ge meent hiertoe het recht te hebben, maar bewijs, dat het niet in gaat tegen God. Hoe zoudt ge menen, dat ge uzelf in een andere gestalte zoudt kunnen veranderen. Gij wilt de duivel nadoen en zijt niettemin verblind, ál hebt gij deze kunst nog zo goed geleerd. Gij weet de weg niet te vinden, want het hart doet de Oergeesten ver­anderen.
Hoofdstuk 16: Over de zevende gestalte of verschijningsvorm van het zondebeginsel Lucifer en zijn Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[2] Ziet, toen Lucifer met zijn heirleger het vuur des toorns in de Goddelijke natuur ontstak, zodat God vertoornd werd, zo werd de natuur boos, koud, verhit, bitter, zuur en wrang. De geest, die voordien in de natuur vol liefde en zachtmoedigheid had gewerkt, werd vol van verschrikking, welke geest men thans het element “lucht” of “wind” noemt. Want toen de zeven Oergeesten ontstoken werden, zo brachten zij een dergelijke geest voort; zo ook werd het zoete water, hetwelk voor de tijden des toorns zeer dun was, dik en de wrange eigenschap werd zeer scherp, want zij trok zich tezamen als het zout. Want het zoute water, of het zout, het­welk thans nog in de aarde gevonden wordt, heeft zijn oorsprong uit het eerste ontsteken der wrange kwaliteit; zo zijn de stenen en ook de aarde ontstaan. Want de wrange kwaliteit deed de Salniter tezamen trekken en verdrogen; daardoor ontstond de bittere aarde; de stenen echter zijn ontstaan uit de Salniter, die zich openbaarde in de kracht van de toon, de klank. Want zoals de natuur heeft gewerkt en geworsteld, naar die mate is de materie genoemd en tezamen getrokken. Nu zou men kunnen vragen: hoe kan een Zoon, die men begrijpen kan, geboren worden uit een moeder, die men niet begrijpen kan. Dit is te vergelijken met het ontstaan der aarde en der stenen, die ook uit het onbegrepene voortgekomen zijn. Ziet, de ruimte tussen Hemel en aarde is ook niet te verstaan; onbegrepen; de eigenschappen der ver­schillende elementen doen menigmaal levende wezens vol verschrikking geboren worden, zoals sprinkhanen, vliegen en wormen. Dat geschiedt door de samentrekking der eigenschappen, en in deze samengetrokken Salniter openbaart zich dan zeer spoedig het leven. Want, wanneer de hitte de zuurheid, de wrangheid ontsteekt, openbaart zich het leven, terwijl de bittere hoedanigheid des levens oorsprong is. Op dezelfde wijze zijn ook de aarde en de stenen ontstaan.
Hoofdstuk 17: Over de droevige en ellendige toestand der verdorven natuur en de oorsprong der vier elementen, in de plaats van de Heilige Godsregering. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[23] Het Wezen Gods is als een wiel, waarin vele kleine raderen in elkander grijpen, die voortdurend omwentelingen maken. Men ziet het rad wel en verwondert er zich over, en toch kan men het in zijn omwentelingen niet begrijpen; hoe meer men het echter aanschouwt, hoe meer men er mee vertrouwd raakt; en hoe meer men er van leert, hoe meer blijdschap men er over heeft, want steeds ziet men iets wonderbaarlijkers. Een mens kan hieromtrent nooit genoeg zien en leren. Zo gaat het mij eveneens. Wat ik op de ene plaats niet voldoende heb beschreven, dat zult ge ergens anders uitvoeriger behandeld vinden en wat ik in dit boek niet kan be­handelen, om der lengte wille, zult ge in een volgend boek behandeld vinden. Dit boek is als de eerste twijg, die groeit aan de tak, als het eerste kind, gebaard door de moeder. Evenmin als dat kind dadelijk lopen kan, evenmin kan ik in dit eerste boek al dadelijk alles naar de eis be­handelen. Want hoewel de geest het rad wel ziet, en zijn verschijning wil begrijpen, zo kan de geest dit toch niet vanwege de omwentelingen van het rad. Wanneer de geest echter de vaste omtrek weer waarneemt, zo leert hij ook weer meer en verstaat alles beter. Merk nu op: De aarde heeft juist zulke eigenschappen en Oergeesten, als de ruimte rondom de aarde of de Hemelen en alles tezamen behoort tot één groot lichaam en God is hun lichaam. Dat ge Hem echter niet geheel en al ziet en kent, wordt veroorzaakt door de zonden, waarin ge verzonken ligt; daardoor is de goddelijke kracht voor u verborgen, zoals het merg in de beenderen voor het vlees verborgen is. Zo ge achter met uw geest door het lichamelijke, het vleselijke heen breekt, zo zult ge den verborgen God aanschouwen. Zoals het merg in de beenderen doordringt en aan het vlees kracht en sterkte geeft, en het vlees het merg toch niet begrijpen kan, maar wel de kracht ervan ervaren, zo kunt gij de verborgen Godheid in het vlees niet zien, maar wel ontvangt ge Zijne kracht en ge begrijpt daaruit, dat God in u woont. Het dode vlees is namelijk niet inherent aan het leven en het ontvangt het licht niet, maar het leven in God gaat op in het dode vlees, en brengt uit dat dode vlees een ander Hemels en levend lichaam voort, hetwelk het licht kent en verstaat. Want dit tegenwoordige lichaam is slechts een omhulsel, waaruit het nieuwe lichaam opgroeit (het nieuwe lichaam groeit uit het oude door het vlees en bloed van Christus) zoals het zaad in de aarde. Het omhulsel echter zal niet weder opstaan en levend worden, zoals dit ook bij het koren niet geschiedt; dit zal voor eeuwig in de dood blijven. Daarom draagt de mens des duivels woning hier op aarde mede in zijn lichaam; het menselijk lichaam is als 't ware in zekere zin een woonplaats voor hem.
Hoofdstuk 21: Over de derde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[29] Wanneer nu deze drie factoren: het wrange, het bittere en het zoete in wrijving komen met elkander, zo voert de wrange kwaliteit de boven­toon, want zij is de sterkste, en trekt met geweld de zoete tezamen, dewijl de zoete zacht is en wegens haar zachtheid kan uitzetten, zodat zij zich gevangen moet geven. Wanneer dit nu geschiedt, zo wordt het bittere mede gevangen genomen en tot verdroging gebracht, dan zijn de drie genoemde eigenschappen in strijd met elkander en dat doet de massa verdrogen; vooral de wrange kwaliteit veroorzaakt steeds meer verdroging. Wanneer het zoete water zich niet meer handhaven kan, komt de angst, evenals bij de mens, wanneer hij sterven gaat, boven, zo, dat de geest zich afscheidt van het lichaam en het lichaam aan de dood wordt overgegeven; zo ook wordt het water gevangen genomen. En in deze angst ontstond angstzweet, evenals bij een stervende mens. Dit angst­zweet is van één hoedanigheid met de wrange en bittere eigenschap, want het is als 't ware haar zoon, die zij, uit het zoete water hebben doen geboren worden. Wanneer dit nu plaats vindt, zo is de wrange en bittere hoedanigheid verheugd over haar zoon en een elk van hen geeft die zoon van zijn kracht en zijn leven. De wrange en de bittere eigenschap onttrekken voortdurend het sap aan de aarde en geven die aan de jonge zoon. Het lichamelijke echter, dat uit het zoete water door samentrekken is ontstaan, blijft dood en nu heeft het vocht van het lichaam of het voorwerp, hetwelk van één hoe­danigheid is met het wrange en het bittere, gelegenheid om zich te laten gelden. Maar de twee kwaliteiten, wrangheid en bitterheid, kunnen niet laten te strijden met elkander. De wrange eigenschap is sterk; de bittere is snel. Wanneer de wrange naar de bittere grijpt, zo ontwijkt deze haar en neemt het vocht van de zoon mee. Dan wil de wrange eigenschap de bittere overal volgen en haar gevangen nemen; dan wil de bittere eigen­schap uit dat lichaam, dat voorwerp gaan en dit zet daardoor uit. Wan­neer dat lichaam of voorwerp dan niet meer uitzetten kan, en de strijd te hevig, zo moet de bitterheid zich gevangen geven. Dan breekt zij los uit het lichaam en neemt de zoon mee.
Hoofdstuk 21: Over de derde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[31] Ziet, dit is de geboorte der natuur. Wanneer nu in deze drie eigen­schappen, te weten: bitter, zuur en zoet, niet het ontstoken vuur des toorns zou zijn, zo zoudt ge wel zien, waar God is. Nu evenwel is het vuur des toorns in alle drie eigenschappen aanwezig. De wrangheid is veel te koud en veroorzaakt in een bepaald lichaam of voorwerp te veel samentrekking. Zo is het zoete te dik en te duister en de bittere te stekelachtig, te moorddadig en verwoed en zij kunnen het niet eens worden. Anders, wanneer het zure niet zo zeer zou worden aangestoken, en het water niet zo dik zou zijn en het bittere niet zo moordend, zo zouden zij het vuur kunnen ontsteken, waardoor het licht zou veroor­zaakt worden. En uit het licht wordt de liefde geboren en uit de bliksem des vuurs de toorn; dan zoudt ge wel zien of aldaar niet een Hemels lichaam zou zijn, waarin het Licht Gods zou schijnen. Dewijl echter het wrange te koud is en het water te zeer verdroogd, zo neemt het hete vuur het op in haar koude en het zoete water wordt te niet gedaan. Ook zo neemt zij het bittere gevangen en verdroogt mede. Bij deze verdroging wordt het vet, dat in het zoete water is, opgelost. Het vet, waarin het vuur wordt ontstoken en uit het vet ontstond een wrange en bittere geest. Want wanneer het vet, dat in het zoete water is, verdwijnt, zo verandert het in angstzweet, waarin de wrange en de bittere eigenschap zijn. Dit is niet zo op te vatten, dat het water geheel te niet gedaan wordt. Neen, dat kan zo niet zijn, maar het is zó, dat de geest der wrangheid de zoet­heid of de vetheid van het water opneemt en dit nodig heeft. Want hij, is geheel verstard en heeft nu het water nodig om tot leven te komen; hij ontneemt het water zijn vetheid en ontneemt ook aan het water zijn macht. Dan ontstaat uit het water een angstzweet, dat het midden houdt tussen dood en leven en het vuur kan niet ontstoken worden. Want het vet wordt vastgehouden in het koude vuur en het gehele lichaam, het gehele voorwerp, dat in angst geboren wordt, blijft als een duister dal en kan het leven niet begrijpen of omvatten. Want het leven, hetwelk in het licht staat, kan zich niet baanbreken in het harde, bittere en wrange lichaam, omdat het gevangen ligt, alhoewel het niet ten dode is opge­schreven.
Hoofdstuk 21: Over de derde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19