Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

338 resultaten - Pagina 18 van 23

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23
[4] Ik denk dat voor God iedere zonde tegen Zijn heilige orde even zwaar weegt en het gevolg ervan gelijk is, namelijk dat die de eeuwige dood veroorzaakt van de geest van de mens! En is de mens in zijn geestelijk deel volkomen dood, zoals ik dat nu zeker ben, dan weet ik toch werkelijk niet welke zonde mij het meest heeft gedood; want ik denk dat het er nauwelijks toe doet of men iets meer of iets minder dood is, omdat iemand die volledig dood is naar mijn mening toch niet nog meer dood kan worden!
Hoofdstuk 303: Mahals vraag aan Agla naar de zwaarste van haar zonden. Agla's goede antwoord, berouw en weeklagen. Mahals dank aan God. Agla aan de borst van haar vader Mahal. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[3] Het goud en zilver moet in nuttige munten veranderd worden met de beeltenis van de koning en van mij! Dan zal het het hele volk ten goede komen; maar als wij het aan onze kleding naaien, die het vaak zo zwaar maakt dat zij ons bijna tegen de grond drukt, welk nut hebben wij daar dan zelf van, welk nut het volk en welke dienst wordt daardoor dan bewezen aan God, de oude Heer van alle heerlijkheid?
Hoofdstuk 304: Fungar-Hellans spreekt over de dwaasheid van uiterlijke pracht en de wijsheid van eenvoud. Mahals lof aan de generaal. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[4] Mochten de mijnwerkers en de priesters van die tempel zich verzetten en de arbeiders willen hinderen bij het hun opgedragen werk, dan moet er onmiddellijk een zwaar bewapende afdeling zijn en de priesters evenals de mijnwerkers met geweld tot gehoorzaamheid dwingen en alle hardnekkig weerbarstigen dadelijk over de kling jagen!
Hoofdstuk 305: De generaal beveelt het leger om de tempel van de god van de ertsen en smeden aan te vallen. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[3] En aangezien ik onweerlegbaar dat recht heb, vraag ik aan jullie: waarom en op grond van welk aantoonbaar recht hebben jullie je verzet tegen mijn aan jullie verkondigde verordening, en mijn afgevaardigden met stenen gegooid en daardoor tien mensen gedood en sommigen meer of minder zwaar verwond?'
Hoofdstuk 310: Het gesprek van de generaal met de gevangenen en hun vrijlating. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[13] Hierop keken de bedreigden erg verbaasd, en een van hen zei: 'Heer, als u dan alles wilt weten, weet dan dat wij gedurende deze drie dagen zwaar boete hebben gedaan om ons met onszelf te verzoenen omdat wij u door onze onwetendheid zo erg hebben beledigd!'
Hoofdstuk 311: Het verdwijnen van de vrijgelatenen in een geheimzinnige opening in de rotswand. Terugkeer en verhoor van de vrijgelatenen door de generaal. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[2] 'O Heer van hemel en aarde, almachtige God, mijn heilige, meest liefdevolle Vader! Ik heb in deze, mijn laatste dagen zwaar tegen Uw hart gezondigd; ja, tegen Uw allerheiligste hart, dat vervuld is met de eindeloze eeuwige Vaderliefde heb ik zwaar gezondigd! O heilige Vader, eeuwige liefde, - zal ik, een ellendige worm van het stof, van het niets, ooit weer erbarmen en genade vinden voor Uw allerheiligste aangezicht?'
Hoofdstuk 355: Mahal bekent deemoedig zijn zonden in het aangezicht van de Heer. De heilige Vader getuigt van Zijn liefde en barmhartigheid. Het gericht van de zondvloed, de eigen schepping van de dwaze mensen. Satan opgeroepen door de Heer. De hellevaart van Gurat, Fungar-Hellan en Drohuit. De Heer leidt Mahal naar de ark. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[14] Gelukkig degene die zich aan de schommel kan onttrekken, want op het vrije terrein zal hij met weinig schreden in enkele minuten meer doen dan met al dat geschommel in vele duizend jaren. Wie dus volmaakt wil worden zoals de Vader in de hemel volmaakt is, moet niets zozeer mijden als de schommelende bedrijvigheid overal in de wereld. Beter is het voor de geest en diens eeuwige leven een zwaar kruis voort te slepen, dan zich, al is het nog zo zacht, de eeuwige dood in te schommelen.
Hoofdstuk 13: De schommel in haar overeenstemmende beeld. Ceremoniële godsdienstcultus en het wereldse leven - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[24] Hoe zwaar voor de geest, ja voor de materiële boosaardige zware geest de terugweg wordt, kunnen jullie heel gemakkelijk opmaken uit de onmetelijke diepte die zich vanaf deze bergketen steil naar beneden tot in een eeuwig duistere afgrond uitstrekt. Meer hoeven jullie hierover voorlopig niet te weten.
Hoofdstuk 20: Gang naar de hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[15] Wie zich in een getuigschrift of in een ander document alleen als 'katholiek' opgeeft, hoeft het woord `christelijk' er niet bij te zetten, maar schrijft iemand alleen `christen', dan wordt hij voor een soort ketter aangezien en kan hij zich zelfs kleine onaangenaamheden op de hals halen. Niettemin laten we dit nu allemaal rusten, want het gevolg van zulke grote dwalingen staat jullie nu immers duidelijk voor ogen. Omdat jullie de ware hemel kennen, zal het jullie nu zeker niet zwaar vallen de grote afstand tussen hier en daar op het eerste gezicht te herkennen.
Hoofdstuk 66: uitleg over de Inrichting van het augustijnenklooster - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[7] Daar je mij echter in dit opzicht jouw mening al hebt kenbaar gemaakt, wil ik jou ook openhartig vertellen wat ik tijdens mijn aardse leven zo vaak bij mezelf heb gedacht, en deze gedachte luidt als volgt: de Romeinen, met name de Romeinse priesterstand, hadden gaandeweg gemerkt dat het op den duur met al hun goden spaak zou lopen. Zodoende zochten zij langzamerhand voor het steeds zinnelijker geworden volk naar een meer aanschouwelijke mythe en ze deden het voorkomen alsof de opperste god Jupiter zich zeer over de mensheid had ontfermd. Omdat onder alle volksstammen de Joodse natie het verst van het echte godendom afstond, zou Jupiter zelf zijn neergedaald en in de gedaante van een jood het volk de waarheid over de juiste godenleer van Rome hebben geleerd. Zo'n leer was voor de joden een gruwel, vooral omdat hen in die tijd de Romeinen heel zwaar op de maag lagen. Zij deden dus alles om deze ware god Jupiter in menselijke gedaante verdacht te maken. Pilatus zou heel goed geweten hebben wie Christus werkelijk was; daarom heeft hij Hem ook zoveel mogelijk verdedigd. Omdat de Joden zich echter helemaal niet tot bedaren lieten brengen en Pilatus zelfs als mederebel bij de keizer dreigden aan te klagen, dacht Pilatus bij zichzelf: ik lever de Almachtige aan jullie uit; Hij zal zeker beter weten dan ik, wat Hij met zich zal laten doen. Deze heeft zich toen pro forma op Romeinse wijze door de Joden laten kruisigen, stond toen echter als Jupiter heel gemakkelijk weer uit de dood op en liet toen de hogepriesters te Rome berichten, wat zij nu te doen hadden. Voor deze priesters was dit koren op hun molen en ze onderwezen het volk dan ook zoals ze zich deze mythe met goedkeuring van de Romeinen in het jodenland hadden voorgesteld. Ze verzonnen er mettertijd nog een menigte martelaars bij, hebben misschien met goedkeuring van de keizers wel enkele echte of loze gruweldaden uitgevoerd, waarmee ze het domme volk bij dergelijke gelegenheden een heleboel wondertekenen op de mouw speldden. Zo ging het oude, reeds verwaterde heidendom onder hetzelfde pontificaat op ons over en wij zijn noodgedwongen onnozel genoeg geweest, zo'n echte kleinburgerlijke streek als klinkende munt aan te nemen. Daarvoor wordt ons nu volgens mij ook de rekening van ons nieuw gecreëerde heidendom gepresenteerd.
Hoofdstuk 29: In het rijk van de duisternis van het ongeloof - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[15] Bestaat er eigenlijk wel een of andere God? En het `met Abraham en Isaäk plaatsnemen aan een met hemelse spijzen welvoorziene tafel' lijkt hier ook niet vanzelfsprekend te zijn! Als ik nu op aarde zou zijn, kon ik me erop beroemen een van de meest steekhoudende uitleggingen over dergelijke veelbelovende schriftteksten te kunnen samenstellen. Zo zou ik 'Abraham en Isaäk' als duisternis en zand voorstellen en de welvoorziene tafel als het mooie IJslandse mos, een werkelijk waardige kost voor rendieren en elanden! En aan degene die ons kan zeggen dat wij er beter aan toe zijn dan deze armzalige dieren van het met ijs bedekte noorden, zal ik ogenblikkelijk mijn wankele podium afstaan. Ik denk echter dat we, om dat in te zien, slechts aan onze buik hoeven te voelen om te vernemen, hoe deze zwaar te verteren kost er nog als dor stro in rondbruist. Als we bovendien nog één blik op deze goed verlichte grond werpen, dan is het bewijs voor ons eland- en rendierschap meer dan duidelijk geleverd.
Hoofdstuk 31: Oord van duisternis. Daar is geween en tandengeknars - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[3] Het is daarentegen ook weer zeker dat degene die de Heer waarachtig liefheeft, heel weinig reden heeft tot treuren, want verdriet is in de grond niets anders dan pijn over het verlies van een persoon of een voorwerp. Maar wanneer iemand de Heer bezit, wat kan hij dan nog verliezen dat hem pijn kan doen? Jullie weten uit de Schrift dat veel vrouwen bij de kruisiging van de Heer de zwaar mishandelde Heiland van de wereld zijn gevolgd en over Hem hebben geweend en gerouwd. Maar Hij heeft hun verdriet niet goedgekeurd maar verweet liet hun en gaf hun te verstaan dat ze beter over zichzelf, dus over hun zonden en over hun kinderen konden wenen.
Hoofdstuk 76: Het opblazen van de bedrieglijke hemel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[14] Waarlijk, ik zeg jullie: een berouwvolle blik naar onze goede Vader is voldoende om voor alle eeuwigheid aan de hel te ontkomen! Kijk maar eens naar de misdadiger aan het kruis, hij was een rover en een moordenaar; maar toen keek hij op naar de Heer en sprak met een diep en smartelijk berouw in zijn hart: 'O Heer, als U in Uw rijk komt en over ons grote misdadigers gericht houdt, denk dan aan mij en straf mij niet te zwaar voor de grote misdaden die ik heb begaan!'
Hoofdstuk 117: Hemel en hel - polariteiten in de mens - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[2] De eerste minnaar voelt zich helemaal niet beledigd, maar zoekt welgemoed een andere geliefde, en niet zelden een betere dan de eerste. Welke uitwerking heeft dat op zijn eerste, inmiddels gehuwde geliefde? Ze wordt nors en gesloten. Haar man vraagt haar naar de oorzaak, maar tevergeefs! Wat haar bedrukt is in haar ogen te groot en te zwaar en te verdacht tegenover haar nieuwe echtgenoot, zodat ze het hem niet durft toe te vertrouwen. Ze onderneemt weliswaar geen verdere stappen meer om haar oude geliefde dwars te zitten of hem in een val te lokken, maar des te dieper begraaft ze de oorzaak van haar gramschap in haar hart. Er gaan jaren voorbij en omdat zoals gewoonlijk de tijd de beste pleister voor de genezing van zo menige wond is, geneest ze ook deze. Zulke mensen worden dan niet zelden nog heel goede vrienden.
Hoofdstuk 116: In de geestelijke toestand komen alle geheimen aan het licht - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[16] Waarom wordt dit gebod, dat qua inhoud en naleving zo zwaar is, in het beeld van de vrouw die niet begeerd mag worden, gehuld?
Hoofdstuk 97: De innerlijke, eigenlijke betekenis van het tiende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23