Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1957 resultaten - Pagina 18 van 131

...  6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31  ...
[1] JARAH zegt: "Ik begrijp het wel zo ongeveer, maar nog lang niet door en door! Het geestelijk opnieuw geboren worden, hoe vaak ik er ook al over heb gehoord, wil mij nog steeds niet duidelijk worden! Hoe moet dat nu eigenlijk worden opgevat?"
Hoofdstuk 171: Het geestelijk opnieuw geboren worden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] IK zeg: "Dat is eigenlijk noch voor jou, noch voor iemand anders nu al helemaal te begrijpen, want als Ik aardse zaken met jullie bespreek, begrijp je Mij al niet helemaal, -hoe zou je Mij dan kunnen begrijpen als Ik zuiver hemelse zaken met jullie zou behandelen?!
Hoofdstuk 171: Het geestelijk opnieuw geboren worden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Maar Cornelius begint, nu hij het meisje een vraag zal stellen, diep na te denken over wat hij nu eigenlijk zal gaan vragen. Omdat Ik gezegd had, het meisje alleen wijze vragen te stellen, dacht Cornelius, dat het niet zo maar een doelloos tafelgesprek mocht zijn, maar een gesprek met een goede inhoud en daarom zocht hij naar iets, dat geschikt zou zijn voor een gezelschap dat steeds in de gelegenheid was het hoogste te horen.
Hoofdstuk 172: Cornelius en Jarah's wijsheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Na een poosje valt hem eindelijk iets in en hij zegt dan tot Jarah: "Ja, nu heb ik toch iets gevonden. Ik wilde van je weten, wat de zon nu eigenlijk is en uit welke elementen zij bestaat, omdat zij zo'n zeer sterk licht en zo'n.nauwelijks te geloven hitte op de aardbodem verspreidt! Lieve Jarah, als je mij daarover Iets kunt vertellen, zal ik je, als je het wilt aanvaarden, koninklijk belonen!"
Hoofdstuk 173: Vraag en beloning. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] O ja, ik zal uw vraag wel beantwoorden, ik zal u niets schuldig blijven. Maar daarvoor laat ik mij 4oor u beslist niet belonen, -en op aardse manier al helemaal niet! Dat zou ik echt één van de grootste zonden vinden. Ten eerste zou ik het van de werkelijk hulpbehoevende armen afnemen en ten tweede zou ik u de gelegenheid ontnemen iets echt goeds te kunnen doen, temeer omdat ik zelf zeker geen arm aards kind ben. Ik bezit misschien zelfs stoffelijke schatten die u met uw hele keizerrijk niet zou kunnen betalen! Maar die heb ik eigenlijk net zo min nodig als uw aangeboden koninklijke beloning.
Hoofdstuk 173: Vraag en beloning. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] Ah, de volle waarheid zal heel in het verborgene wel bij enkelingen bewaard blijven, maar over het geheel genomen zal er niets méér van over blijven dan wat de kinderen van Abraham in deze tijd overgehouden hebben van Mozes, namelijk het omhulsel en nietszeggende namen! Wie begrijpt er nog iéts van de geest der Mozaïsche inzettingen?
Hoofdstuk 176: Het lot van de Goddelijke leer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Dan denkt Cornelius wat na en zegt na een poosje: " Ja, ja, Heer , het begint in mijn borst wat lichter te worden! Het zou me nu eigenlijk wel duidelijk moeten zijn, maar het is nog te bewolkt en mistig, zodat mijn ziel het nog niet zo duidelijk ziet. Op bepaalde ogenblikken wordt ik echter toch ge waar dat het lichter in mij wordt en dan begrijp ik heel veel. Op die wijze begrijp ik het nu ook juist zodanig, dat ik er niet aan kan twijfelen. Maar dat het mij volkomen helder zou zijn in deze tot nu toe wel niemand bekende wijsheidssfeer, daar is nog lang geen sprake van!
Hoofdstuk 177: Het belang van de vrijheid van de menselijke wil. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Zolang wij engelen allen zo blijven zoals wij nu zijn, zijn wij niets dan armen en vingers van de Heer, en roeren en bewegen ons pas dan om te handelen, als wij door de Heer net zo bestuurd worden als wanneer u uw handen en vingers aan het werk zet. Alles wat u aan mij ziet, behoort aan de Heer. Wij hebben mets van ons zelf, -alles aan ons is eigenlijk de Heer Zelf.
Hoofdstuk 180: De taak van engelen en mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[18] Philopold, u zult, omdat u ook van boven afkomstig bent, nu gemakkelijk kunnen begrijpen dat een geest alles kan verwachten en dat geen enkele tijdsduur voor hem eigenlijk iets betekent. Eenmaal komt volgens de orde van de Heer toch ook de zegenrijke beurt aan hem en dan is het maar de vraag, welk deel van de eeuwigheid voor hem het langst is, -het doorleefde deel waarin men actief was, of het nog te doorleven deel, waarin men nog actief moet worden?!
Hoofdstuk 180: De taak van engelen en mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[20] Prijs mij daarom nu niet omdat u mij iets wonderbaarlijks hebt zien doen. Want omdat ik eigenlijk nog geen persoon ben, maar omdat mijn ik alleen maar de wil van de Heer is, moet ook alleen de Heer Zelf geroemd en geprezen worden voor het wonder, want Hij zou dat en nog oneindig grotere dingen hebben kunnen doen, zonder mijn verschijning daarbij te gebruiken.
Hoofdstuk 180: De taak van engelen en mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] PHILOPOLD richt zich dan tot de naast hem zittende Kisjonah en zegt tegen hem: "Heb je, net als ik, nu ten langen leste een juist begrip van een engel van God? Kijk, ik zei ook altijd al dat de engelen eigenlijk geen personen, maar met Gods wil vervulde ideeën zijn en slechts dan een zichtbare, bepaalde vorm aannemen, als God dat noodzakelijk vindt. Omdat God echter een enorm aantal ideeën van verschillende grootte en zo nu en dan ook kleinere, aanvullende ideeën zal hebben, is het zeker dat deze ideeën, op wat voor manier ze ook uitgevoerd moeten worden, vervuld moeten zijn van de macht en de kracht van de goddelijke onveranderlijke wil, omdat ze anders nooit in werking gesteld of tot stand gebracht kunnen worden.
Hoofdstuk 181: Gedachten van Philopold over de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Deze engel heeft nu natuurlijk wel een vorm, maar deze vorm is eigenlijk op zichzelf niets, omdat deze niet blijvend is. Toch staat hij zoals hij is, bijna op het punt om als een zelfstandige, grote gedachte uit het oorspronkelijke idee van God, vrij en alleen van zichzelf afhankelijk te bestaan en zelfstandig te werken, gedeeltelijk met het nu afgescheiden eigen materiaal en ten dele met hetgeen uit God steeds maar door binnenstroomt.
Hoofdstuk 181: Gedachten van Philopold over de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Waarom deed Ik een sterfelijk omhulsel om? Waarom bekleedde de diepste grond van al het bestaan en leven zich met het omhulsel van de duidelijkste sterfelijkheid?! Moet dat zo zijn, of is dat alleen maar een of andere gril van die eeuwige, goddelijke geest, die in Mij is, verblijft en werkt? -Als je Mij dat tot volle tevredenheid kunt uitleggen, zal je reeds in dit leven een wijsheidsprijs uit de hemelen te beurt vallen!"
Hoofdstuk 182: De vergankelijkheid van alles wat in de hersenen wordt opgeslagen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[20] Het komt u hier eigenlijk minder goddelijk en Godswaardig voor omdat u hier niets proeft van de hel en haar verdorvenheid!
Hoofdstuk 185: De verheven luister. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] Maar omdat hen zo'n hard lot heeft getroffen, hebben wij helemaal geen moeite met dit verlies en zijn wij bereid hen met een tweemaal zo groot bedrag zonder tegenprestatie en zonder rente behulpzaam te zijn. U willen wij daarnaast nog voor onze redding met het grootste genoegen ter wereld de genoemde tienduizend pond als loon schenken! Want weet u, heer van deze streek, wij zijn erg rijk. Wij zouden onze aardse schatten nog op geen honderdduizend kamelen hierheen kunnen brengen ook al droeg iedere kameel een last van vierduizend pond (Een Perzisch pond zou tegenwoordig een waarde hebben van 5 tot 6 lot. J.Lorber) Bovendien bezitten wij veel landerijen en veel grote kudden. Daarom doet het ons nu eigenlijk niets; verlang maar wat u wilt en het zal ons alleen maar een genoegen doen uw wil en uw besluit uit te voeren! Want in de steden van Judéa belopen onze tegoeden nog wel tienmaal zoveel! Wij geven u meteen baar geld of gedekte wissels.
Hoofdstuk 191: Afgevaardigden van de reizigers spreken met de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31  ...