Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

9032 resultaten - Pagina 18 van 603

...  6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31  ...
[1] Vooral in de marktplaatsjes en dorpjes heerste veel ellende, en dat was de mensen, die daar onder allerlei lasten gebukt gingen, goed aan te zien. Fysiek en psychisch waren ze verstrooid en kwijnden ze weg als schapen tussen de wolven zonder ook maar één herder. (Matth. 9:36) Omdat die ontreddering van de arme mensen bijzonder veel medelijden in Mij opwekte, zei Ik net als aan de bron in Sichar: 'De oogst is groot; maar er zijn maar weinig arbeiders! (Matth. 9:37) Vraag daarom aan de Heer dat Hij arbeiders zendt om te gaan oogsten! Want deze armen zijn rijp voor het Rijk van God, en de akker waarop ze staan is groot. Ze smachten en snakken naar licht, waarheid en verlossing! Maar arbeiders, arbeiders! Waar vind je ze?!' (Matth. 9:38)
Hoofdstuk 132: De hebzucht en hardheid van pachtkoning Herodes. (20.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Maar als ze ook hun voorraadkamers goed gevuld vinden, zeggen de vrouwen en kinderen tegen de mannen: 'Dat heeft God gedaan! Hij; die in de woestijn veertig jaren lang manna liet regenen en op deze wijze Zijn kinderen goed te eten gaf temidden van stenen en zand waarop geen , gras groeide, die zou ons toch zeker niet hebben laten verhongeren terwijl wij altijd tot Hem gebeden hebben!? O, dat is zeker: God verlaat degenen, die tot hem bidden, nooit!
Hoofdstuk 133: Een voedsel en kledingwonder. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Dan zegt de oude man, die ook tot deze familie behoorde en bij wie altijd het hele dorp zich verzamelde om naar zijn wijze woorden te luisteren, want hij kende de Schrift zeer goed: 'Mijn kinderen, vrienden en broeders! Er staat toch in de Schrift: 'Uit de mond van kinderen en onmondigen verzamel Ik Mijn lofuitingen!' En zie, dat gebeurt hier in ons bijzijn! Onze lieve Vader heeft in Zijn grote barmhartigheid aan ons gedacht en heeft dit voor ons gedaan! Hem zij daarom al onze liefde en alle lof uit de monden van onze zuigelingen! Want de lof uit ónze monden is niet zuiver genoeg om welgevallig te zijn aan de Allerheiligste; daarom heeft Hij Zelf al de mond van onze zuigelingen geheiligd. Maar nu gaan we naar buiten naar de jonge man, die zei dat we naar binnen moesten gaan, en beslist wel wist, wat God voor ons heeft gedaan! Hij moet een groot profeet zijn, -misschien zelfs Elia, die nog eenmaal vóór de verwachte en al sinds lang beloofde Messias zal komen!'
Hoofdstuk 133: Een voedsel en kledingwonder. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Matthéus, de tollenaar, was de enige die een beetje meer moed had, en hij gaf als commentaar bij alle bedenkingen die de twaalf naar voren brachten: ' Ach wat, ik ben een Griek; mij kunnen ze niet zo makkelijk iets maken! Daarbij ben ik niet op mijn mondje gevallen en ik heb twee sterke armen aan mijn lijf en kan bovendien duidelijk aantonen dat ik Romeins burger ben waarnaar geen brutale Jood een vinger durft uit te steken. Zo zal ik in ieder geval in het openbaar wel van ze afkomen. Maar voor geheime en verraderlijke vervolgingen zal de almachtige geest van onze Heer en Meester mij beschermen, en dus heb ik zelfs tegen de sluwste vijanden een groot aantal uitmuntende wapens, en ik ben daarom voor de hele hel niet bang! Jullie zijn voor het grootste deel Galileeërs, ofwel vijanden van de tempel, en meer Grieks dan Joods, en de Romeinen zijn jullie vrienden; wat hebben jullie onder die omstandigheden dan te vrezen? We moeten trouwens moedig zijn als het gaat om de verwezenlijking van zaken die zo eindeloos groot en heilig zijn! Ook al valt de aarde tot één grote puinhoop in elkaar, dan moet de juiste man toch met doodsverachting op de resten staande blijven en niet beven als een rietstengel! -Maar ik zou ook graag een complete en volledige instructie voor dit grote en heilige werk willen krijgen; want we moeten goed weten wat we zullen moeten doen en zeggen!'
Hoofdstuk 135: Opdracht aan de apostelen. (27/30.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Toen ging Ik in hun midden staan en zei tot hen: 'Luister dan heel goed; Ik zal jullie nu zonder voorbehoud alles vertellen wat je moet weten.
Hoofdstuk 135: Opdracht aan de apostelen. (27/30.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Bij de eerste zendingstocht zullen jullie weliswaar niet alles meemaken wat Ik je nu ga zeggen; maar nadat Ik in levende lijve van deze aarde naar Mijn hemelen opgevaren zal zijn om eeuwige woningen voor jullie klaar te maken in het huis van de Vader, zullen jullie alles meemaken wat Ik je nu als één geheel voor nu en voor de hele toekomst zal openbaren. Let daarom goed op en begrijp, wat voor nu en wat voor later bedoeld is!
Hoofdstuk 135: Opdracht aan de apostelen. (27/30.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] Simon van Kana vroeg nu: 'Heer, wat moeten we echter doen, als iemand ons voor een genezing goud, zilver of muntstukken wil geven? Moeten we dat ook niet aannemen? Er zijn toch veel armen, die we dan met dat geld goed zouden kunnen helpen!' Ongevraagd valt Judas hem bij en zegt: ' Ja, ja, dat vind ik ook! Als iemand voor gegeven hulp, goud, zilver of ook muntstukken als het ware zou worden opgedrongen, dan kon hij dat voor het door Simon van Kana genoemde doel toch wel aannemen!?'
Hoofdstuk 135: Opdracht aan de apostelen. (27/30.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[19] Ik zeg: 'Beslist niet, broeders!' Ik zeg je: Jullie zullen noch goud, noch zilver, noch muntstukken in jullie gordels hebben; want een goede arbeider verdient zonder dat alles zijn voedsel! (Matth. 10:9) Wie echter niet werken wil als hij het wel kan, die moet ook geen eten krijgen! Want er staat geschreven: 'In het zweet uws aanschijns zult u uw brood verdienen!' Maar dat een werkschuwe mens met behulp van een aalmoes van goud, zilver en muntstukken voor zijn eten moet zorgen, dat staat nergens geschreven! De zwakken, ouden en gebrekkigen moeten volgens de wet door de hele gemeente onderhouden en goed verzorgd worden.
Hoofdstuk 135: Opdracht aan de apostelen. (27/30.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Heer, als U ons toestaat om zo te werken, dan zullen we ook heel zeker deze huidige zending met goed gevolg uitvoeren; als we echter niet zo mogen handelen met de uitermate bedorven en ontaarde mensheid, dan is al onze moeite en al ons werk voor niets. Uiteindelijk worden we gestenigd, en u Zelf zult, als daar een mogelijkheid voor is, gedood worden, en onze immens vele tegenstanders zullen in een overwinnaarsroes lachend over onze lijken verder gaan. En dat zal dan ook alles zijn, wat wij met al die misplaatste goedheid, toegevendheid en zachtmoedigheid zullen bereiken. Kort en goed, om iets bij de satan te bereiken moet men hem volkomen meester zijn, of hem als knecht dienen, anders wordt het niets!'
Hoofdstuk 136: De tegenwerpingen van Judas. (1.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[19] Nu ga het jullie dan goed als je vlijtig zaait aan de wateren; laat rustig de voeten van ezels en ossen daarover gaan!'
Hoofdstuk 137: Troost voor de apostelen. (2.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[22] Want wat de profeet aan het eind zegt, dat zeg Ik jullie nu ook: Het ga jullie goed die gaan zaaien aan de oevers van de wateren. want op deze grond mogen jullie je ezels en ossen, dat betekent jullie vlijt om het goede en juiste te doen waarvoor Ik jullie geroepen en uitgekozen heb, best laten lopen! Je zult daar geen narrenkoning tegenkomen en ook geen trotse en hoogmoedige vrouwen, maar wel lichamelijk en nog meer geestelijk armen, zieken, bezetenen, lammen, doven en blinden; ga daarheen en predik hen het evangelie van het Godsrijk, en genees ieder die gelooft en verzwijg hem Mijn naam niet!'
Hoofdstuk 137: Troost voor de apostelen. (2.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Simon van Kana zegt: 'Nu dan, als het ook Uw wil is dat ik spreek, luister dan allen goed naar mij! Dit is de vraag:
Hoofdstuk 138: De vraag van Simon van Kana. (3/10/12.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Kijk, thans gaat het met de mensen net eender! Geestelijk zijn ze dood en buiten het dierlijke natuurlijke leven hebben ze geen leven in zich. Hun zielen zijn puur vleselijk, en hun geest is zo goed als dood en lijkt op de geesten die in het gesteente rusten en door hun gerichte traagheid de overigens losse materie samengebonden houden, zodat daaruit stenen in allerlei soorten en vormen ontstaan; zachtere en hardere, vele doorzichtig en vele ondoorzichtig, en met verschillende kleuren die afhangen van de aard van de zich daarin bevindende geest.
Hoofdstuk 139: Een belofte aan de getrouwen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Begrijp het dus goed! Ik ben gekomen, om de nog niet zo harde zoon in beweging te brengen tegen de vaak erg harde onbuigzaamheid van zijn vader, en de niet zo veeleisende dochter tegen haar heerszuchtige moeder, en de zachtere schoondochter tegen haar gierige en afgunstige schoonmoeder! (Matth. 10:35) Ja de eigen huisgenoten behoren de ergste vijanden van de mens zijn! (Matth. 10:36)
Hoofdstuk 139: Een belofte aan de getrouwen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Ik zeg jullie echter bovendien, dat wie jullie opneemt, ook Mij opneemt; wie Mij echter opneemt, die neemt ook Hem op, Die Mij tot jullie gezonden heeft (Matth. 10:40), -en dat moet je goed begrijpen!'
Hoofdstuk 140: Het goddelijk geheim in de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31  ...