Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1346 resultaten - Pagina 18 van 90

...  6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31  ...
[14] Maar SUETAL zegt: "Heer toen eertijds Mozes op de berg naar het brandende braambos ging om te zien wat daarmee was, sprak een heldere stem uit de vlam: 'Mozes, trek je schoenen uit, want de plaats waar je staat is heilig!' Volgens wat er nu zo overduidelijk gezegd is, is datgene nu hier, wat Mozes op de berg aantrof. Daarom is ook déze plaats heilig en wij zondaars zijn niet waard deze te betreden!"
Hoofdstuk 48: Mathaël spreekt over wet en liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Wat wilde God eigenlijk aan Mozes duidelijk maken, toen Hij hem zijn schoenen uit liet trekken?
Hoofdstuk 49: Gods beeldspraak bij Mozes. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Wel, God zei daardoor tegen Mozes: 'Maak je los van het lichamelijke en zinnelijke, gebruik je wil om je te distantiëren van de oude vleselijke Adam en sta als een zuiver geestelijk mens voor Mij, anders kun je Mijn stem niet horen en Ik kan je niet tot leider van Mijn volk maken!'
Hoofdstuk 49: Gods beeldspraak bij Mozes. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Kijk, Mozes vluchtte voor de vervolging van de Farao omdat hij een hoge beambte van de koning had vermoord, die voor de koning haast een zoon was.
Hoofdstuk 49: Gods beeldspraak bij Mozes. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Mozes stond hoog aangeschreven bij de Farao, zodat het zelfs zeer de vraag was of hij niet net als Jozef de heerschappij over Egypte zou krijgen en zo zijn volk zou verheffen.
Hoofdstuk 49: Gods beeldspraak bij Mozes. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] Kijk, in de zin van de beeldspraak van toen, wilde God tegen Mozes zeker niet zeggen dat hij zijn voetbekleding werkelijk af moest leggen, maar dat hij de oude Adam ofwel de begeerlijkheid van de uiterlijke, zinnelijke mens af moest leggen. Want die staat in dezelfde verhouding tot de eigenlijke levensmens net zo, als de schoenen aan de voeten van een mens, die ook het onderste, uiterste, laatste zijn en het eerste zijn wat men kan missen.
Hoofdstuk 49: Gods beeldspraak bij Mozes. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] De Nazareese heiland kan overigens heel goed en serieus een door de geest van God gezalfde, buitengewone profeet zijn - zoals Mozes, Jozua, Samuël en Elia -en hetgeen hij doet, verrichten door de zuiver goddelijke kracht in hem. Dat houden wij ook voor het waarschijnlijkste, omdat hij toch een Jood is en als zodanig nooit in de gelegenheid kan zijn geweest om bij de Essenen, of bij de Egyptenaren in de grootste geheimen ingewijd te worden.
Hoofdstuk 50: De twijfel der twaalf. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] IK zeg: "Vriend Ribar, je redeneert weliswaar niet slecht, maar in de kern van de zaak heb je ongelijk. Een God kan toch ook wel uit alle mensen er een aantal speciaal opvoeden en opleiden, zoals Hij Henoch, Mozes en nog veel andere profeten heeft opgeleid, opdat zij vervolgens leraren van de mensheid zouden worden en verkondigers van de goddelijke wil aan de mensen van deze aarde. Met deze veronderstelling lijk je er dus behoorlijk naast te zitten en daarmee zul je op de heiland van Nazareth geen vat krijgen!
Hoofdstuk 51: Verdere twijfels. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[24] RIBAR antwoordt heel bedremmeld: "Nou, heeft hij dan niet bij de Sinaï gewonnen, toen hij drie dagen met Michaël om het lichaam van Mozes heeft gestreden?"
Hoofdstuk 52: De steen die brood werd. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[25] SUETAL zegt: "Ja, daar heeft hij de stoffelijke resten van Mozes veroverd! Een mooie overwinning! Wat weet je nog meer?"
Hoofdstuk 52: De steen die brood werd. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] SUETAL zegt: "Amen! Dat vind ik ook! Want zoiets heeft nog nooit een sterfelijk oog gezien! De magiërs ten tijde van de Farao hebben ook wel stokken op de grond geworpen, die slangen werden, maar daar waren wij niet bij! En zouden wij daarbij zijn geweest, dan zouden wij waarschijnlijk hetzelfde kunststuk gezien hebben dat wij eens, net eender, in Damascus hebben gezien. Een Perzisch tovenaar gooide een knuppel op een wijd uitgestrekte, voor hem liggende vlakte van stuifzand. En wanneer de op een speciale manier geworpen knuppel in het stuifzand verdween, zodat men er niets meer van zag -wat natuurlijk heel snel gebeurde -kwam er uit het zand een rat of een muis tevoorschijn die haastig wegvluchtte! Deze tovenaar deed het voorkomen alsof hij uit de in het zand geworpen knuppels ratten en muizen toverde. Maar ik onderzocht daarna het zand en vond de gegooide knuppels onveranderd terug, daarbij vond ik ook duidelijke sporen dat de tovenaar, waarschijnlijk zonder getuigen, tevoren een bepaald aantal ratten en muizen in het zand verborgen vasthield door op meerdere plaatsen een speciaal lievelingsvoer in door hem gemaakte zandholletjes te leggen, waarmee de daar uitgezette ratten en muizen heel rustig en behaaglijk bezig bleven tot ze door de handig geworpen knuppel gedwongen werden uit het holletje te springen en weg te lopen.
Hoofdstuk 55: Vergelijkingen met de wonderen van magiërs. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] HEBRAM is, zoals al eerder gezegd, zeer verontrust over zulke opmerkingen en zegt tegen Risa: "Voor jou zijn dus Mozes en alle grote en kleine profeten niet meer dan echte of gefantaseerde bedriegers van de blinde mensheid, en de hier aanwezige heiland uit Nazareth vind je geen haar beter?!"
Hoofdstuk 62: Het gezonde verstand van Risa. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Je bent daarom helemaal verkeerd bezig als je dat, wat hier is, in de categorie van miserabel bedrog onderbrengt, zoals Je er ook heel verkeerd aan doet als je Mozes en alle andere profeten onder dezelfde noemer brengt, want Mathaël heeft ons toch duidelijk genoeg getoond wat er schuilgaat achter de grote bevrijder van ons volk van het harde juk der Egyptenaren.
Hoofdstuk 63: Hebram toont de fouten aan in Risa 's gedachtegang. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Mozes was een zo buitengewoon grote geest voor God en de mensen, dat er op deze aarde tot op heden niets groters was. Maar, hier, vriend, zit in de gedaante van een mens Diegene, voor wiens heilig aangezicht de grote Mozes zijn gezicht bedekte. Daarom is het uiterst dom van je om hier over Hem te spreken als over een natuurlijk mens!
Hoofdstuk 63: Hebram toont de fouten aan in Risa 's gedachtegang. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] RISA zegt: "Ja, ja, in dat geval moet ik natuurlijk wel veel van mijn beweringen terugnemen en ik zal ook niet twisten over de goddelijke waarde van Mozes en de andere profeten, maar toch blijft dan nog overeind staan dat uiteindelijk geen enkele leer, ook al heeft die nog zo'n goddelijke oorsprong, haar zuiverheid ook maar een paar eeuwen bewaart!
Hoofdstuk 63: Hebram toont de fouten aan in Risa 's gedachtegang. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31  ...