Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1535 resultaten - Pagina 18 van 103

...  6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31  ...
[8] Wie bij zichzelf wil vaststellen of hij volkomen deemoedig is, moet zich innerlijk afvragen of er nog iets is wat hem beledigen kan, of hij zijn ergste beledigers en vervolgers gemakkelijk van ganser harte kan vergeven en diegenen goed kan doen die hem kwaad hebben gedaan, of hij zo nu en dan niet enig verlangen voelt naar wereldse luister en of hij het zelfs aangenaam vindt zich de minste onder de minsten te voelen om iedereen in alles te kunnen dienen! Wie dat alles zonder verdriet en weemoed kan, is reeds hier iemand die thuis hoort in de hoogste hemelen van God en hij zal het eeuwig blijven, want door zo'n ware deemoed wordt niet alleen zijn ziel geheel één met haar geest, maar ook het grootste deel van zijn lichaam.
Hoofdstuk 83: Opvoeding tot deemoed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Ik heb alles begrepen, want het kwam mij merkwaardig genoeg voor alsof ik dergelijke woorden al ergens een keer eerder had gehoord en ook toegepast. Maar dat kan alleen maar in een droom geweest zijn, want in het werkelijke leven zou ik echt niet weten waar en wanneer mij ooit zo'n genade ten deel gevallen zou zijn! Maar het blijft toch altijd vreemd dat ieder woord uit Uw heilige mond mij zo bekend voorkwam en zo bijzonder vriendelijk heeft bewogen! Daardoor was het voor mij ook allemaal zo bijzonder begrijpelijk! Maar hoe het ook zij, -zulke woorden en zulke lessen, die alles wat in de mens ook maar leven heet zo diep, waar en getrouw raken, zijn door de mond van een sterfelijk mens nog nooit uitgesproken!
Hoofdstuk 84: Zorels goede voornemens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] En zie, zo staat het ook met de stoffelijke, zondige brokstukken die de ziel in het hiernamaals nog met zich meedraagt! Ook al verwijdert de ziel die uit zichzelf en werpt zij deze op de grond van haar wereld, dan baat deze moeite haar weinig of zo nu en dan zelfs helemaal niets, omdat de bodem van de ziel waarop deze in de geestenwereld staat en zich beweegt, evenzeer een deel van haarzelf is als op aarde de aantrekkingskracht van deze aarde, die, al reikt zij nog zo ver naar buiten, toch een deel blijft van deze aarde en niet één atoom zich van haar Iaat verwijderen
Hoofdstuk 93: De ontwikkeling van de ziel op aarde en aan gene zijde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] De mens gebruikt tenslotte reeds het allerfijnste en zuiverste uit de plantenwereld alsook uit de dierenwereld. Hooi, gras en stro voeden hem niet meer . Van de planten heeft hij hoofdzakelijk slechts het koren nodig en van de bomen de edelste, honingzoete vruchten. Van de dieren gebruikt hij voornamelijk dat deel dat als het zuiverste geldt en hij heeft een afkeer van het vlees van onreine dieren.
Hoofdstuk 94: De ontwikkeling van het ziele-leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] In het harde gesteente kan het leven zich pas dan uiten als de steen in de loop van lange tijden door regen, sneeuw, dauw, hagel, bliksem en nog andere elementen week en steeds brozer en brozer wordt. Daardoor ontsnapt dan enig leven als ether in de lucht en een deel vormt een nieuwe en lichtere omhulling voor zichzelf, eerst in de vorm van tere schimmels en vervolgens als mosplanten; maar op de duur verzamelt het vrijere leven zich omdat het ontevreden is met deze omhulling en het maakt weldra een nieuwe omhulling, waarin het zich vrijer en zelfstandiger kan bewegen.
Hoofdstuk 103: De ontwikkeling van de materie. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Zolang de nieuwe omhulling teer en week is, heeft het gevangen leven het naar de zin en verlangt niets beters. Maar de aanvankelijk heel tere omhulling wordt door de inwendige activiteit van de geesten, die nu onophoudelijk doorgaan al het stoffelijke dat druk op hen uitoefent uit de weg te ruimen, ook weer harder en grover; daarom streeft het geestelijke leven naar boven, vormt daardoor de grashalm en in het verdere verloop de boomstam en probeert zich tegen de verharding, die van onder af ontstaat en steeds groter wordt, te beschermen door het maken van steeds nauwer getrokken ringen en inkepingen. Maar omdat van deze bezigheid tenslotte toch geen ontkomen aan het algehele verstarren te verwachten is, vernauwen zij het onderste deel van de stam zoveel als maar enigszins mogelijk is en vluchten verder naar kleine takjes, vezels, bladeren haartjes en uiteindelijk naar de bloesem; maar omdat ook dat allemaal al gauw ~eer harder en harder wordt en de geesten voor het merendeel zien dat al hun moeite tevergeefs is, beginnen zij zich weldra in zekere zin te verpoppen en hun toevlucht te zoeken in omhulseltjes, waar zij heel stevig een bij hen passende, betere materie omheen doen.
Hoofdstuk 103: De ontwikkeling van de materie. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Daardoor ontstaan dan allerlei zaden en vruchten. Maar het meest zelfzuchtige deel van het in een plant vrijer geworden leven, heeft daar met veel baat bij; want dat, wat zich opsloot in een stevige kiemomhulling, moet even vaak dezelfde weg gaan als het aantal keren dat het zaad in de vochtige en met leven verzadigde aarde komt. Het andere, meer geduldige levensdeel, dat het zich liet welgevallen om in de onderste materie als schildwacht en als drager van het actieve, vreesachtige en ongeduldige leven achter te blijven, vergaat snel en gaat al gauw in een hogere en vrijere levenssfeer over, omhult zich weliswaar nog steeds, maar gewoonlijk reeds met een bij hem passende diervorm; en van wat als vrucht door dieren en zelfs mensen verteerd werd, wordt het grovere gedeelte gebruikt voor de vorming en voeding van het lichaam, het edeler deel wordt een zenuwsterkende en tot leven wekkende geest en het edelste deel wordt substantie van de ziel."
Hoofdstuk 103: De ontwikkeling van de materie. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (De Heer:) "Een deel van zulke ontbonden geesten wil echter nog op de een of andere planeet de weg van het vlees doormaken. Enigen doen dat ook op de zon, in een zone die hun natuurlijk het meest aanstaat; naar deze aarde gaan er echter maar heel weinig, daar het lichamelijke leven hun hier te moeilijk voorkomt omdat zij hier zelfs iedere herinnering aan een vroeger bestaan moeten opgeven en helemaal vanaf het begin een nieuw bestaan moeten opbouwen, en dat is op de andere planeten en hemellichamen niet het geval:
Hoofdstuk 106: Betekenis en ontstaan van de aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Daarom bevinden zich op deze aarde ook meer verschillende soorten mineralen, planten en dieren dan op alle andere planeten en zonnen, natuurlijk ieder afzonderlijk genomen. Alle bij elkaar zouden wel een groter aantal soorten opleveren, maar op ieder ander hemellichaam apart vindt men in de gehele scheppingsruimte niet het honderdduizendste deel van het aantal soorten dat hier op deze aarde in ieder van haar drie rijken voorkomt. Juist daarom is ook alleen maar deze aarde aangewezen om in de waarste zin van het woord Gods kinderen te dragen.
Hoofdstuk 106: Betekenis en ontstaan van de aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] En dat was goed, want nu kunnen de te hardnekkige geesten ondervinden hoe goed het is in een zeer droge en haast van alle voedsel verstoken materie opgesloten te zitten. En tevens dient dit deel van de maan (want de klomp waarvan sprake is, is de maan) sinds deze aarde door mensen bewoond is, ook om mensenzielen die te veel van de wereld houden, daarheen te verwijzen. Van daar uit kunnen zij, voorzien van een fijnstoffelijke omhulling, hun mooie aarde ver weg op een afstand van meer dan honderdduizend uur gaans, enige duizenden jaren lang meer dan voldoende bekijken en zichzelf beklagen omdat zij niet meer haar gierige bewoners zijn. Dat zij echter ondanks al hun verlangen niet weer naar beneden op de aarde kunnen komen, daar is wel heel goed voor gezorgd. Maar ettelijke aeonen aardse jaren zullen op den duur ook de allerhardnekkigsten tot bezinning brengen!
Hoofdstuk 107: Het ontstaan van de maan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Ik heb jullie nu een uitleg gegeven die tot op heden nog geen enkele geest ten deel is gevallen, opdat jullie daaraan kunnen zien wie Degene is die alleen in staat is jullie dit te leren, en waarom Hij dat doet. Zeker niet alleen vanwege de les, maar vanwege de juiste daad daarna! Daarom mogen jullie niet alleen maar verbaasde toehoorders zijn van lessen die vóór Mij nog nooit zo openlijk verkondigd zijn; ook is het niet genoeg dat jullie nu duidelijk inzien dat God Zelf, de eeuwige Vader, dit tegen jullie heeft gezegd, maar jullie moeten je hart streng onderzoeken of in diens liefde geen atoom onkruid aanwezig is. Als je dat vindt, wied het dan uit met wortel en al, ook het kleinste, en ga dan uit alle macht aan het werk volgens Mijn orde die je niet meer onbekend is, dan zullen jullie eeuwig de ware levensopbrengst daarvan oogsten! ..
Hoofdstuk 108: Het erfelijk kwaad van de eigenliefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] IK zeg: "Omdat hun geslacht, afstammend van Adam, van boven was en tot aan de huidige tijd voor het grootste deel nog is, en daartoe bestemd was dat Ik in zijn midden in de wereld en in deze materie kon komen tot heil van alle schepselen. Je hebt toch gehoord hoe nu de materie in haar geheel door Mij werd gezegend en geheiligd, omdat ook Ik Mijzelf in de materie gehuld heb?! In je hart stem je daarmee in! Kijk, vóór Mijn nederkomst op deze aarde lag, zoals je nu weet, meer of minder de vloek daarop, -niet omdat God haar vervloekt zou hebben, maar omdat zij door eigenliefde, zelfzucht, hoogmoed en heerszucht als een samengeklonterd geestelijk geheel zichzelf tot vloek is geworden!
Hoofdstuk 111: Over de voedingsvoorschriften van Mozes. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Of zou een doornhaag zich soms niet bij een wijnstok kunnen beklagen en zeggen: 'Wat heb ik dan misdaan dat mij niet de genade ten deel mag vallen om ook eens te kunnen pronken met die heerlijke druiven?!'
Hoofdstuk 113: De roeping tot het innerlijke woord. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Als je hoofd en je hart blij zijn, zullen ook alle andere ledematen blij en vrolijk zijn; lijdt er echter ook maar een heel klein deeltje, dan is het ook gedaan met de vreugde van het hoofd, het hart en van alle andere leden, die op zichzelf heel gezond zijn! Alle zijn treurig terwille van het ene en doen alle mogelijke moeite om het ene deel te helpen en het gezond te maken.
Hoofdstuk 113: De roeping tot het innerlijke woord. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Jullie zien hier dus een klomp die voor het grootste deel nog erg hongerig is en nu alleen maar uitziet naar voldoende voedsel voor zichzelf. Hij lijkt op een kogelpoliep uit de zee, die met zijn ontelbare zuigmondjes voortdurend het voedsel dat hem bevalt uit het zeeslijk zuigt, tot hij door oververzadiging tenslotte uitwassen begint te krijgen waarmee hij dan verder om zich heen kan grijpen en zich zo nu en dan ook reeds van zijn plaats kan verwijderen. Deze vreetarmen maken dat hij ook een meer eigen en bepaalde vorm krijgt en al heel veel verschillen vertoont met zijn oorspronkelijke kogelvorm.
Hoofdstuk 119: Raphaël toont het scheppen van organische wezens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31  ...