Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1160 resultaten - Pagina 18 van 78

...  6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31  ...
[14] Het derde deel van onze magie heeft eigenlijk niets om het lijf omdat het alleen maar door bepaalde geheime afspraken tot stand komt. Bij het volk baart het echter vrijwel het meeste opzien, hoewel er niets anders achter steekt dan een bepaalde aangeleerde vaardigheid en behendigheid. - Dat zijn dus de drie delen waaruit onze magie bestaat.
Hoofdstuk 38: De bekwaamheid en de daden van de drie wijzen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Want als dat nooit zou kunnen, dan had Ik zeker geen leerlingen bij Me opdat deze even volkomen zullen zijn als de Vader in de hemel en in Mij volkomen is; want Ik heb toch zeker geen mens nodig als dienaar omdat Ikzelf alle mensen dienen kan en dat ook altijd doe. En als Ik al wezens wilde hebben die Mij zouden dienen, dan hoefde Ik het maar te willen en er stonden in één enkelogenblik talloze scharen van de machtigste engelen tot Mijn beschikking, die Mij op Mijn wenken zouden bedienen. En hieruit kunnen jullie al onfeilbaar de conclusie trekken, dat Ik alleen maar leerlingen tot Mij genomen heb opdat zij van Mij alles zullen leren wat Ikzelf kan, en dat Ik ook om deze zelfde reden naar jullie ben gekomen. - Zeg Me nu, of jullie nu nog niet durven te spreken in Mijn aanwezigheid!"
Hoofdstuk 271: Over bescheidenheid, zachtmoedigheid en deemoed. De gulden middenweg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Geheel naar waarheid zeg Ik jullie: Ik zou net zo gemakkelijk en eigenlijk nog gemakkelijker in de gedaante van een mens van ontzaglijke grootte, begeleid door talloze engelscharen en door vuur, bliksem en donder en storm, op aarde hebben kunnen neerdalen en met een bergen verwoestende, donderende stem jullie het nieuwe genadewoord hebben kunnen verkondigen. Er zou zeker niemand onder jullie geweest zijn die in zichzelf ook maar de geringste twijfel had kunnen laten opkomen. Want de enorme schrik en de uitzinnige angst zouden hem ogenblikkelijk dermate bevangen hebben, dat hij niet eens tot de geringste gedachte in staat geweest zou zijn. Zou dat echter iemand van nut geweest zijn voor zijn innerlijke, ware vrijwording? O, zeker niet! Dat zou een gericht zijn geweest voor iedere mensenziel, en alle harten zouden zo gebiologeerd zijn geworden dat zij gewoonweg in de hardste steen veranderd zouden zijn!
Hoofdstuk 7: De Heer met de Zijnen op een heuvel bij Bethanië - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] Omdat er op deze plaats veel gras stond, gingen de ongeveer vijfduizend man, vrouwen en kinderen niet meegerekend, ook al gauw zitten. (Joh. 6, 10) Ik nam de broden, dankte de Vader en zegende ze. Daarna gaf Ik de broden en de vissen om ze uit te delen aan allen die waren gaan zitten, en Ik zei tegen alle leerlingen dat zij zowel van de broden alsook van de vissen ieder zoveel moesten geven als hij nodig dacht te hebben om verzadigd te worden. (Joh. 6, 11) Allen aten en werden verzadigd.
Hoofdstuk 41: De spijziging van de vijfduizend (Ev.Joh. 6,1-15) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Het spreekt toch vanzelf dat het aardse lichaam wanneer het eenmaal ontzield is, nooit meer op zal staan en in al zijn delen weer levend gemaakt zal worden; want als dat het geval zou zijn, dan moesten op die bepaalde jongste dag ook al de tijdens het vaak heel lange tijdelijke leven van het lichaam afgeraakte delen, zoals de haren, nagels, verloren tanden en alle door het wassen verdwenen grove huiddeeltjes, en ook de in vele bittere gevallen vergoten bloeddruppels, zweetdruppels en nog veel meer wat het lichaam mettertijd afgelegd heeft, mee opgewekt en mee levend gemaakt worden. Stel je dan zo'n menselijke gedaante eens voor die op de jongste dag weer tot leven gewekt is, -wat zou die er dan belachelijk uitzien.
Hoofdstuk 54: De opstanding van het lichaam - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] PETRUS zei heel verontwaardigd: ' Ah, dat is toch wel het toppunt! Als deze mensen ons slechts een blik waardig gekeurd hadden, of minstens onder elkaar gevraagd hadden wie wij waren! Maar nee, nog geen blik hebben zij ons gegund, hoewel zij U kennen en reeds heel veel over U gehoord hebben! Waarlijk, zulke ontzettend domme, onverschillige mensen ben ik nog nooit tegengekomen! Als we vandaag in een kudde varkens terechtkomen, zullen deze dieren ons beslist bekijken en tegen ons knorren; maar voor deze mensen zijn wij zo totaallucht, alsof we helemaal niet bestaan. O slechte, dove, stekeblinde wereld! O Heer, laat alsjeblieft een ontzettend onweer met talloze bliksemschichten boven hun hoofden losbreken, zodat ze hun meer dan stoïcijnse kalmte verliezen! Ja, waarlijk, dit zijn echt die zwijnen die men Uw levensparels niet voor moet werpen!'
Hoofdstuk 60: De onverschilligheid van de kooplieden op geestelijk gebied - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Je ziet de bloesem aan de boom; maar van de groeiende vrucht zie je tijdens de bloeitijd weinig of niets. Pas wanneer de bloesem is afgevallen, wordt een heel klein vruchtbeginsel zichtbaar. Maar in de vrucht moet toch ook het zaad met de levenskiem groeien; waar is dat echter in dat eerste kleine vruchtbeginsel te ontdekken?! Alles lijkt er nog één en hetzelfde te zijn. Het vermogen ligt er al wel in, maar jij kunt het nog lang niet onderscheiden van alle andere levenloze delen, waarin geen levenskiem rijpt. Als de vrucht echter tot volle rijpheid komt, zul je gemakkelijk en zonder enige moeite de zaadkorrel ontdekken.
Hoofdstuk 67: De onsterfelijkheid van de menselijke ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Kijk, ook ieder dier heeft een ziel, waarvan het bestaan ook geestelijk substantieel en dus onverwoestbaar moet zijn omdat het anders de ledematen van zijn lichaam niet kon laten bewegen! Maar probeer een dier eens uit te leggen wat zijn ziel is, en dat het alleen door zijn ziel leeft! Zou dat dier wel begrijpen wat je tegen hem zei? Beslist evenmin als dat een steen je verstaan zou hebben! Maar waarom begrijpt een dier dat niet, en waarom heeft het geen woorden om zijn gevoelens aan een ander schepsel mee te delen?
Hoofdstuk 67: De onsterfelijkheid van de menselijke ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Daarna gaf Ik de leerlingen opdracht om de mensen de grondbeginselen van Mijn leer mee te delen. Toen ook dat snel en zonder moeite gebeurd was, dankten allen Mij heel innig voor de grote weldaad die hun bewezen was. Meteen zeiden ze echter ook tegen de Zeuspriester, dat ze zijn dode en niemand van nut zijnde goden volledig zouden afzweren en de tempel voortaan niet meer zouden bezoeken.
Hoofdstuk 98: De handige verdedigingstoespraak van de heidense priester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] DE PRIESTERES zei: 'Ja, ja, dat klinkt al beter en er zit veel in van wat je in de natuur terugvindt! Maar ik ben een zelfstandig denkend wezen, ik heb denkvermogen en rede, en ik zoek en vind geen god, -en waar vind ik iemand om mij de aangetoonde, ware goddelijke wil mee te delen, zodat ik die dan kan opvolgen? Of heb ik vóór dit bestaan van mij ooit met de absoluut ware god een bepaald contract afgesloten waarin de voorwaarden staan waaronder ik in deze wereld geboren moest worden en wat ik dan moest doen ?
Hoofdstuk 110: De uiteenzetting van de schriftgeleerde over het wezen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Ook moeten jullie je gedragen als een kundig arts die de ziekte van iemand en de plaats daarvan goed onderkend heeft. Wat doet hij? Kijk, daar waar de ziekte zit, doet hij niets en kan hij vaak ook niets doen! Maar hij geeft de zieke middelen die de ziekte via de gezonde delen van het lichaam en van daar deels door het zweet en deels door de maag en de darmen afvoeren, -en de zieke wordt gezond. Waar de ziekte zich als vijand stevig genesteld heeft, is met haar niets aan te vangen, maar men moet haar door goede en juiste middelen verdelen, dan zal men haar gemakkelijk op haar zwakste punt overwinnen.
Hoofdstuk 113: De juiste manier om godsdienstig onderricht te geven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] DE TOLLENAAR zei: 'Dat lijkt mij allemaal volkomen juist. Dat men alleen door de kennis van de regels geen meester, maar nauwelijks leerling wordt, is een waarheid die in de praktijk talloze bevestigingen vindt; maar er is immers al oneindig veel gewonnen als men voor het bereiken van zo'n doel maar eenmaal de zekere middelen en wegen heeft. De rest is dan natuurlijk alleen onze zaak. Dat overigens ook de aankomende leerling in zichzelf nog lang niet tot het heldere bewustzijn van een meester kan komen, maar pas wanneer hij het door veeloefening zelf tot meesterschap heeft gebracht, is allemaal zonneklaar; maar dat zonder u en vóór u nog nooit iemand deze allerbelangrijkste regels ook maar in de verste verte heeft kunnen vinden, dat is iets wat mijn verstand absoluut niet wil en kan begrijpen. Noch het oude Egypte noch Kanaän, noch Griekenland en Rome, noch Perzië en Indië kunnen bogen op een wijs man die voor deze kunst ook maar enigszins de juiste regels kon vinden. U bent dus de enige die deze kunst niet op een of andere wijze geleerd, maar kennelijk uit uzelf verkregen heeft! -Vertel eens, hoe was u dat als mens mogelijk?!
Hoofdstuk 86: De Heer als leraar van de levenskunst - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[27] DE PRIESTER zei: 'Dat, werkelijk almachtige vriend, heb ik toch eigenlijk niet bedoeld, hoewel het mij toescheen dat u bij gebrekkige mensen alleen die lichaamsdelen weer gezond kon maken die er nog zijn, maar niet die delen die door een boos toeval verloren zijn gegaan! Want ik dacht bij mijzelf dat U, als volmaakt ingewijde in alle onzichtbare natuurkrachten, wel gemakkelijk zou kunnen werken met de ruwe, dode materie, die verwante stoffen in lucht en water heeft die u blijkbaar moeten gehoorzamen; maar ik dacht dat reeds lang verloren gegane armen van een mens iets heel anders zijn, omdat hun grondstoffen toch zeker al heel ver verwijderd zijn van de eerste elementaire oerstoffen, en uit lucht en water niet zo gemakkelijk samen te stellen zouden zijn. Maar zo zal het wel niet zijn, en u zal zowel het een als het ander mogelijk zijn! Ik heb daarnet wel tegen de dokter wat sceptisch mijn mening geuit, maar hij heeft mij met weinig woorden volledig overtuigd van het tegendeel van mijn mening, en daarom geloof ik nu dat u de man zonder armen zijn armen zou kunnen geven, ook al zou u dat om de een of andere reden niet doen.'
Hoofdstuk 97: De Heer geneest zieken in een vissersdorpje - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Nog niemand van de talloze mensen die ontslapen zijn, is ooit teruggekomen om ons te laten zien dat en hoe hij in het hiernamaals verder leeft! Zolang dat echter niet gebeurt, zal het geloof aan een voortleven aan gene zijde ook steeds maar heel zwak zijn of zo goed als niets voorstellen. Weliswaar was er tot op heden sinds mensenheugenis ook nog niemand zoals u, van god vervulde Meester, en als u ons iets vertelt, zullen wij ook alle reden hebben dat volledig te geloven; maar vreemd blijft het toch dat er van de overkant geen enkel wezen meer naar ons toe wil komen dat zegt: 'Vrienden, jullie slepen hier nog je zware lichaam rond als een moe lastdier zijn zware last, maar kijk, ik leef gelukkig, -dáár is geen dood meer, en wij leven met tallozen op deze manier!' Dat zou toch eenvoudig zijn! Maar nee, zoiets gebeurt nooit of te nimmer op een manier die ons mensen heel gemakkelijk zou overtuigen dat het nu eenmaal zo is en niet anders!
Hoofdstuk 104: De twijfel van de geleerde vrouwen aan het hiernamaals - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Dat wij met die paar mensen nu juist het grote geluk genieten, U, Heer en Meester, bij ons te hebben, Die ons door woorden en tekenen laat zien dat en hoe een mens tot een eeuwig en zuiver geestelijk leven geroepen en bestemd is, geldt echter nog lang niet voor alle mensen in de wereld, en zelfs voor ons slechts in zoverre wij van U moeten geloven dat het zo is omdat Uw zuiver goddelijke tekenen en daden ons geloof een vaste steun geven. Maar de werken van Mozes waren ook indrukwekkend, en dwongen vooral de mensen van zijn tijd volkomen te geloven; naderhand hielden al die buitengewone tekenen echter op, en de mensen werden zwakker en zwakker in het geloof, en staan zodoende nu merendeels op het punt een eeuwig niet-zijn als het grootste geluk te zien en dat reeds van te voren werkelijk te voelen. Want voor het totale vergaan van de dingen hebben zij dagelijks talloze bewijzen, maar voor het eeuwige voortbestaan zelfs niet één!
Hoofdstuk 106: Een schriftgeleerde ondersteunt de opvattingen van de priestervrouwen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31  ...