Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1972 resultaten - Pagina 19 van 132

...  7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32  ...
[2] Mijn Nazareth zal men niet meer vinden, maar wel een ander achter het gebergte, westelijk van hier. Genezareth zal ophouden te bestaan, slechts Tiberias aan deze zijde van de zee zal blijven. Caesarea Philippi, waar we nu zijn, is al verdwenen, maar er zal er een blijven boven het meer, waar de Jordaan vandaan komt, en een in het westen niet ver van de grote zoutzee, in de buurt van Tyrus en Sidon. Van het land Samaria zal slechts het gedeelte van hier in zuidelijke richting tot aan de grote zee blijven bestaan, het kleine deel dat meer naar het oosten ligt, met het echte Sichar en de echte berg Horeb, zal ophouden te bestaan, en de latere nakomelingen zullen het zoeken en niet ver van de grote zee vinden. Maar het zal niet meer zijn dan een naam en een ongenaakbare berg, en geen waarheid. En zo zal het ook gaan met Jeruzalem en nog heel veel plaatsen van het Beloofde land, dat herhaaldelijk in een woestenij veranderd zal worden.
Hoofdstuk 2: Het lot van de plaatsen van Palestina. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Zo zijn wij dan nu uitgezonden om de in Galiléa actief zijnde profeet, die waarschijnlijk juist diegene is waarvan Johannes zulke grote dingen heeft verkondigd, op te pakken en aan Herodes uit te leveren. Zijn wij, onder ede gehuurde dienaren en knechten van deze tiran, daarvoor verantwoordelijk? Of kunnen wij zijn dienst verlaten als wij dat willen? Heeft hij soms niet de kerker en de dood gesteld op het trouweloos verlaten van zijn dienst? Als we nu zo zijn en handelen zoals we moeten zijn en moeten handelen, zegt u dan eens, heer, welke rechtvaardige rechter ons daarvoor zou kunnen veroordelen!
Hoofdstuk 10: Zinka's verdediging en zijn verslag van Johannes de doper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] De kerels hebben de meegegeven zware schat en de dertig gezonde kamelen veilig opgeborgen, de handtekening van de keizer en de andere waarmerken nagemaakt en Herodes zo een geheime, keizerlijke volmacht overhandigd, waarvan deze zelf zeker zo weinig weet als u, geëerde heer en gebieder! Weet u, verheven heer, dat is slechts mijn mening; het kan ook mogelijk zijn dat de volmacht toch nog van de keizer afkomstig is! Misschien hebben de schepen de wind mee gehad, zowel heen als terug, dan zou het in ieder geval met de heen en terugreis zo ongeveer kunnen kloppen, en toevalligerwijs kunnen zij de keizer bij hun aankomst in Rome goedgeluimd en in een niet bezet uur hebben aangetroffen. Hij heeft hen meteen laten komen en de gevraagde volmacht gegeven, waarop zij dadelijk een hier naar Azië vertrekkend schip aantroffen, zich inscheepten en met gunstige wind de kust van Judea bereikten! Kortom, ik wil beslist geen rechter spelen! Ik gis en reken alleen maar wat."
Hoofdstuk 15: De raadselachtige Romeinse volmacht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Merkwaardig! Ja, ja, zo is het: "Als iemand in een dwaaltuin niet de juiste poort vindt, komt hij niet in het paleis van de koning die in het ruime centrum van de grote dwaaltuin zijn vaste woonplaats heeft gebouwd. U heeft mij nu echter de juiste poort gewezen en deze voor mij geopend, en nu is het dus een kleine moeite zo snel mogelijk in het grote en eeuwige paleis van de koning te komen.
Hoofdstuk 19: Zinka's opvatting over de leer van Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] De toon werd echter geleidelijk aan sterker, levendiger en krachtiger. Op zijn grootste sterkte als van duizend bazuinen klonk hij als een kwartsext akkoord van des-mol, van het kleine tot in het een gestreepte octaaf, met een herhaling een octaaf hoger reikend, nam daarna weer af en verloor zich aan het eind in een allerzwakste as van ongekende zuiverheid.
Hoofdstuk 22: Het gezang van Raphaël. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] ZINKA zegt: "Ik weet nu genoeg en ook wat ik in deze buitengewone tijd van de jongen moet denken! Maar nu zou ik toch wel eens willen weten of ook die grote profeet uit Nazareth zich soms niet hier bij ons bevindt! ? Want zonder hem begrijp ik absoluut niet wat een engel hier zogezegd te doen zou hebben! Als hij hier is, zeg het mij dan, opdat ook ik hem mijn diepste eerbied kan betuigen! Want volgens jouw verhaal moet hij een volstrekt zuiver, goddelijk wezen zijn. Geef me daarom een kleine aanwijzing of hij er is, en wie het is !"
Hoofdstuk 25: Zinka vraagt verder. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Bezorg mij echter op Romeins gebied het een of andere kleine stukje grond, dan zal Ik dat door de vlijt van mijn handen bewerken en daar met mijn medewerkers van leven! Laat mij echter niet meer naar Jeruzalem gaan en niet meer in het Joodse land blijven! Want met Herodes en met de tempel wil ik niets meer te doen hebben!"
Hoofdstuk 29: De bescheiden Zinka. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Gewoonlijk zijn verkeerde leraren, of heers en hebzucht van een kleine groep die meer macht heeft, of een tijdelijke inbezitneming door boze geesten die het lichaam en de zenuwgeest van de mensen besluipen, meestal de oorzaak van het verderf van de mensen en hun zielen. Maar dat de binnenste levenskiem mogelijkerwijze totaal verdorven zou kunnen worden, daarvan kan geen sprake zijn.
Hoofdstuk 34: De wet van gij moet en gij zult. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (Raphaël:) "'Liefelijke jonge dochter Jarah, je weet toch, dat toen de Heer Zich in Genezareth ophield, Hij Zelf je onderwees in allerlei tuinbouwzaken! Hij leerde je allerlei nuttige planten kennen en toonde hoe ze bewerkt en gebruikt moeten worden. Hij legde een kleine tuin voor je aan, beplantte die met allerlei nuttige planten en vertelde je van iedere plant in het bijzonder hoe de vorm zou zijn, hoe de groei, wanneer en hoe de bloei zou zijn, welke vruchten er zouden komen, waarvoor deze geschikt waren, hoe men ze kon eten en hoe men daarvan een rijke oogst zou kunnen bewaren zonder dat deze zou bederven. Kortom, de Heer Zelf gaf je in alles het nodige onderricht voor het bebouwen van je tuintje.
Hoofdstuk 24: De verzorging van het hart. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (De Heer:) "Bovendien bestaan er tussen de zielen die van boven komen ook nog verschillen doordat sommige van hen uit de volmaakte zonnewerelden komen. Zij zijn sterker dan degenen, die van de kleine, op deze aarde gelijkende planeten hierheen komen om op deze aarde het kindschap van God te bereiken.
Hoofdstuk 35: Verschillen tussen de zielen op aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] En ook als er ergens een heel gezond en krachtig zaad was gelegd, wisten de zelfzuchtige en heerszuchtige mensenkinderen van deze aarde de boom zolang te snoeien, hem van de hun overbodig lijkende takken en twijgen te ontdoen en aan zijn onontbeerlijke bast te schaven, tot de hele boom uiteindelijk moest verdorren. Zodoende is er dan ook voor de genezing van de zieke zielen tot dusverre geen ander genezingsinstituut opgericht en geschikt gemaakt dan de strengste wetten, gevangenschappen, onderzoeksgevangenissen, verschrikkelijke strafkerkers, het scherpe, onbarmhartige zwaard en allerlei kwel en martelinstrumenten om mee terecht te stellen en te doden. Dat zijn echter produkten van ook louter zieke, maar sterke zielen. Die moeten vóór alles geholpen worden, wil de genezing van de kleine, zwakke en mindere zielen ook nog maar enig gunstig resultaat op deze aarde hebben."
Hoofdstuk 36: Zielsziekten en hun behandeling. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Waarlijk, naarmate jullie een ziel die toch al erg ziek is, zieker hebben gemaakt door een als zodanig uitsluitend zielsziek oordeel, evenzeer zullen jullie zielen zelf ellendiger en zieker worden. In het hiernamaals zal jullie genezing dan ook een veel bitterder zijn dan die van de ziel die door jullie kwade oordeel nog ellendiger geworden is! Want zo'n ziel is en blijft ondanks jullie kwade en onzinnige oordeel toch maar enkelvoudig ziek en zal ook in het hiernamaals door een enkelvoudige genezing genezen kunnen worden. Een dwaze rechterziel echter zal na ieder ontaard en slecht oordeel steeds dubbel zo erg die zielsziekte moeten doormaken waarover zij zelf dat kwade oordeel heeft geveld. Daardoor verdubbelt zij onvermijdelijk ook haar eigen oorspronkelijke zielsziekte. Dat het dan in het hiernamaals met de genezing van zo'n ellendige, ziek geworden ziel van een rechter ook een bittere en heel langdurige zaak moet worden, is bij enig nadenken gemakkelijk te begrijpen!
Hoofdstuk 37: Herstellingsoorden van zielszieken, en de zieleartsen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Ik was de rechtschapen bezitter van een kleine hut met een stukje schraal akkerland ter grootte van twee morgen. Ik had ook een vrouw, die de goden twee jaar geleden bij mij hebben weggehaald en direkt in het paradijs hebben opgenomen. Kinderen bezit ik niet, wel een dienstmaagd waarmee ik nog samenwoon, maar ook zonder kinderen. Mijn roerende bezit bestond uit twee schapen, een geit en een ezel, en enige slechte akkerwerktuigen en wat kleding. Alles werd een prooi der vlammen terwijl ik bezig was met het blussen van andere huizen.
Hoofdstuk 43: Zorel vraagt om schadevergoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Omdat ik echter de wetten ter bescherming van het privé-bezit altijd als een gruwel ten opzichte van het vriendelijke en broederlijke samenleven heb gezien en nog steeds zie, heb ik mij -in ieder geval bij kleine zaken - er nooit een gewetenskwestie van gemaakt als ik deze op een illegale manier in mijn bezit kon krijgen. Als iemand echter bij mij op dezelfde manier iets leende, heb ik hem daarvoor ook beslist nooit vervolgd.
Hoofdstuk 44: Het eigendomsbegrip van Zorel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Mijn hut en mijn akker zijn mijn legale eigendom. Wel, -met datgene wat zich als levende have op mijn bezit bevond, heb ik het om de reeds genoemde, ware beweegredenen nooit zo heel nauw genomen omdat ik een Spartaan ben. Wie Sparta en diens oude en zeer wijze wetten kent, zal het duidelijk zijn waarom ik het met kleine, zogenaamde diefstallen nooit zo nauw nam. De beide schapen, de geit en mijn ezel waren geen gekocht, maar eigenlijk ook geen gestolen bezit, want ik heb ze in het bos, zeg maar in het wild grazend gevonden, weliswaar niet in één keer, maar toch in verloop van tijd. De eigenaar van die grote bosweiden is ook eigenaar van vele duizenden van die dieren. Hem zal het geringe verlies zeker geen pijn gedaan hebben, - en mij kwam het zeer goed van pas!
Hoofdstuk 44: Het eigendomsbegrip van Zorel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32  ...