Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2737 resultaten - Pagina 19 van 183

...  7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32  ...
[9] Toen ik voor het eerst hoorde over de bewuste Heiland uit Nazareth, begon ik heel innig tot de God van Abraham, Isaäk en Jacob te bidden, dat Hij de Heiland ook naar het zeer ongezonde Genezareth zou willen laten komen. En zie, ik werd weldra verhoord, want de Helland uit Nazareth kwam al vlug daarna naar Genezareth. En men zag een Heiland zonder medicijnen en vroeg zich heimelijk af: 'Hoe zal hij nu al die zieken genezen?' Maar Hij overtuigde ons maar al te gauw dat Hij slechts hoefde te zeggen: 'Ik wil, wees gezond!' en zie, in een oogwenk werden allen met wat voor verschillende geneeslijke of ongeneeslijk verklaarde ziekten zij ook behept waren, bliksemsnel zodanig genezen. dat er bij hen ook geen enkel spoortje meer van te ontdekken was, dat ze ooit ziek geweest waren! Lammen, blinden, doven, kreupelen, bezetenen, jichtlijders, melaatsen en nog vele met honderden andere kwalen behepten, dat maakte voor de Heiland niets uit, Zijn woord en wil genas hen allen. Julius, een Romein, is met honderden anderen daarvan getuige geweest.
Hoofdstuk 240: Het getuigenis van Jarah over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Hij genas echter niet alleen de lichamen van de mensen, maar ook de zielen en hun inzicht, veegde het blinde bijgeloof uit de harten van de domme en verdwaalde mensen en leerde de onwetenden op een zo heldere en goedbegrijpelijke wijze, dat allen zich dáárover nog meer verwonderden dan over Zijn genezingen door het woord.
Hoofdstuk 240: Het getuigenis van Jarah over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Ten laatste toonde Hij Zich ook volmaakt Heer en Meester over de natuur, want Hem gehoorzaamt water, lucht, vuur en aarde, en ik zou zelfs met alle zekerheid kunnen staande houden, dat zon, maan en al de sterren niet ongehoorzaam zouden kunnen zijn aan Zijn woord, want de engelen van de hemelen voegen zich naar Zijn wil.
Hoofdstuk 240: Het getuigenis van Jarah over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] JARAH zegt, terwijl ze nu een beetje glimlacht en het hoofd schudt: "Mis, helemaal mis, beste vrienden! Kijk, dat is een zuivere aartsengel van God, die de beroemde Heiland uit Nazareth mij, uit het bijna door allen geziene enorme aantal engelen, na mijn geheel eigen keus gegeven heeft, om mij gedurende langere tijd te leiden, te leren - en te begeleiden! Maar als u dat niet op mijn woord kunt geloven, kom dan hier en overtuig u ervan met al uw zintuigen, want hij zal u voor enige ogenblikken ten dienste staan!"
Hoofdstuk 242: Het wonder met de steen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Als de opperpriester op een keer zegt: 'Vandaag zal de zon de hele dag niet schijnen!', dan mag geen lagere priester ook maar in de verste verte op die zonverlichte dag zich heimelijk een opmerking veroorloven, die aan zou geven dat de zon toch scheen. Dan was het voor een heel jaar uit! Niemand mag dan iets anders geloven dan: natuurlijk schijnt de zon op die dag niet, - ook al moest hij voor de vaak te warme stralen van de zon in de dichtste schaduw vluchten! Zegt de opperpriester: 'Vandaag zal er zeven uur lang alleen maar bloed door de beek Kidron stromen!' -wee dan degene, die na die uitspraak toch geen bloed zag stromen! Er komt een zieke naar de opperpriester en die zegt: 'Mijn zoon, je bent genezen, ga nu, offer je gave, en keer dan getroost naar huis terug!'; wel, de genezen mens is daarna nog net zo ziek en ellendig als eerst. Zegt hij echter: 'Vriend, ik ben nog net zo ziek als eerst en kan daarom geen offer geven!', o God, o God, wat zou hem dat slecht vergaan! Kortom, het woord van de opperpriester móet helpen en voor het helpen moet betaald worden, ook al is er van een werkelijke hulp niets te bespeuren. En wee degene, die zo'n hulp van niks ook maar het minst verdacht zou maken; nou, in diens huid kon je beter niet zitten!
Hoofdstuk 241: Het oogmerk van de tempel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[21] Tijdens dit gebeuren rolden bij de jonge FARIZEEËR en al zijn collega's van pure verbazing de ogen bijna uit de kassen, zodat hij nu niet in staat was een redelijk woord over zijn lippen te krijgen.
Hoofdstuk 242: Het wonder met de steen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Toen richtte Julius zich tot de engel en zei: "En, Raphaël, zeg jij nu eens of ik tijdens mijn wat lange toespraak ook maar één verkeerd of onwaar woord heb gezegd?!"
Hoofdstuk 2: Over verschijningen van hogere hemelse wezens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] Als God ergens een profeet zendt of opwekt, moeten allen zich om hem heen verdringen om voor hun eigen bestwil het heilige woord van God te horen, want God wekt met diepe, ware, hemelse wijsheid dergelijke mannen slechts eenmaal in de honderd jaar .
Hoofdstuk 3: Over de bestemming en ontwikkeling van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] JULIUS zegt: "Dat is wel zo, maar de Man is nu eenmaal niet zo gemakkelijk tot spreken geneigd als jullie wel denken. Als HIJ wil, spreekt Hij vaak veel en dan is ieder woord als een hele schepping vol wijsheid. Maar als Hij volstrekt niet wil spreken, kan iemand Hem niet gemakkelijk daartoe brengen. Proberen jullie het zelf, spreek Hem aan, dan zal Hij jullie wel een antwoord geven!"
Hoofdstuk 4: De nieuwsgierigheid der Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Deze wat strenge tegenvraag van Julius vervulde de jonge mensen met een behoorlijke portie vrees en de jonge Farizeeër die anders het woord voerde, werd nu ook erg verlegen en wist niet meteen wat hij de nu zo streng geworden Julius moest antwoorden.
Hoofdstuk 5: Julius dreigt de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] Maar nu wij in die geweldige man, die wij eigenlijk heimelijk het meest vreesden omdat steeds de gedachte in ons opkwam dat hij w.el eens de heiland uit Nazareth kon zijn, een verdediger van onze verlegenheid hebben gevonden, kunnen wij ook goed spreken; want nu zijn wij niet meer bang en kunnen vrij en openlijk ons woord doen.
Hoofdstuk 5: Julius dreigt de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] De jonge FARIZEEËR zegt, tesamen met alle anderen: "God in den hoge zij geloofd dat Hij de mens deze macht heeft gegeven, die slechts tot heil van de zwakke sterveling kan dienen! Er staat in de profeten dat God het volk Israël eens een Messias zal zenden. Nu wat is er op tegen, als wij hem als zodanig zouden aannemen? Een Messias kan volgens de profetieën weliswaar niet uit Galiléa geboortig en afkomstig zijn, maar dat is ook een profetische uitspraak die men eigenlijk, geestelijk gezien toch niet volledig begrijpt! Wij hebben nooit zo goed begrepen waarom er uit Galiléa geen profeet of ander groot man op zou kunnen staan, omdat de Galileeërs er toch niets aan kunnen doen dat zij Galileeërs zijn. Maar het staat nu eenmaal geschreven! Wie het geloven wil, die gelove het; wie het echter niet geloven wil, die late het Zo, -en tot de laatsten konden wij allen wel eens behoren, zodat het ons ook helemaal niet in verwarring brengt deze Heiland uit Nazareth als een Messias in de volle zin van het woord aan te nemen.
Hoofdstuk 6: Gesprek tussen Julius en de Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Maar als God Zelf door de onnoemelijk versterkte geest van een daarvoor uitgelezen mens spreekt, handelt eli werkzaam is, moeten er voor ons zwakke stervelingen natuurlijk wel buitengewone wonderen aan de dag treden. Woord en daad zijn één, -wij kunnen noch het een noch het ander nabootsen, want wij zijn met ons lichaam en onze beperkte geest slechts mensen. Hij is echter met Zijn lichaam een mens zoals wij, maar met Zijn geest een God van de hoogste rang en Hij beheerst de gehele oneindigheid!
Hoofdstuk 6: Gesprek tussen Julius en de Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] JULIUS zegt: "Ongetwijfeld, maar ik weet ook heel zeker dat Hij nergens enig stoffelijk loon aanneemt, maar altijd slechts een zuiver geestelijk! O, Hij heeft nooit ook maar enig geld bij Zich en blijft toch nooit iemand iets schuldig! Wie iets voor Hem doet, vergeldt Hij het op een andere wijze duizendvoudig. Want Zijn woord en Zijn wil zijn meer waard dan de gehele wereld. Meer behoeven jullie niet te weten en jullie kunnen nu doen wat je wilt!"
Hoofdstuk 7: De geloofsdwang van de tempel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Hij moet alle leven van vermaak vermijden als de pest; maar daarentegen alles inzetten om door Mijn levende woord In zijn eigen hart letterlijk een nieuwe geest te vormen en om vervolgens eeuwig geheel in deze geest verder te leven in de overvloed van alle geestelijke kracht.
Hoofdstuk 8: De voorwaarden die de Heer aan leerlingen stelt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32  ...