Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16638 resultaten - Pagina 19 van 1110

...  7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32  ...
[19] God wil niet met psalmen en psalters, met harpen, cimbalen en bazuinen aanbeden, vereerd en geprezen worden, maar alleen door jullie actieve, volijverige handelen volgens Zijn woord en Zijn wil.
Hoofdstuk 85: Het ware vasten en bidden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Lazarus zei luid en heftig: 'Wat, - willen jullie nog bestrijden dat jullie godvergeten leugenaars en gerechtsdienaren zijn? Wacht maar, dat zal je nog duurder te staan komen! Ik ben iemand die overal herbergen bezit en nog nooit van een arme reiziger kostgeld heeft gevraagd. Volgens de Romeinse wet moet ik iedere reiziger gastvrijheid verlenen, of het nu een jood is of een of andere heiden. Als ik dan ook de profeet Jezus uit Galilea ooit eens onderdak verleend heb, kunnen jullie mij daarvoor dan ter verantwoording roepen? Ik deed als jood - en nu als Romeins burger - steeds mijn plicht, en verdien het niet door zulke ellendige schepselen als jullie, ondervraagd te worden!
Hoofdstuk 86: De vermomde tempeldienaren bij Lazarus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[15] Rafaël ging daarop voor de twintig gerechtsdienaren staan en zei tegen hen: 'Leggen jullie je mantels af, volgens de wens en wil van Lazarus, anders zal ik het doen!'
Hoofdstuk 86: De vermomde tempeldienaren bij Lazarus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[22] Toen Lazarus uitgesproken was, had Rafaël het teken ook al bij de hand, en toen de twintig het tempelteken van hun kleren hadden afgehaald, gaf Lazarus hun het bewijs dat zij in zijn dienst waren genomen. Bovendien gaf hij elk van hen zeven muntstukken als reis en verblijfsgeld tot aan hun nieuwe plaats van bestemming en zei: ' Als jullie goed voor mij werken en volgens de ware geboden van Mozes leven, krijgt elk van jullie behalve kost en inwoning, jaarlijks nog honderd zilverlingen loon. En ga nu op weg zodat je niet te laat in de nacht aankomt! Binnenkort zal ik zelf daarheen komen en zien wat jullie in mijn dienst presteren.'
Hoofdstuk 86: De vermomde tempeldienaren bij Lazarus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Maar nu komt er een derde die zegt: 'Ook ik ben het met jullie meningen onder bepaalde omstandigheden gedeeltelijk eens, maar voor mijzelf heb ik toch nog een andere opvatting en mening. Die zuil kan ook van de Romeinen afkomstig zijn, die hem hier wellicht 's nachts als een onderscheiding voor Nikodemus hebben neergezet, omdat hij in 't geheim een heel speciale vriend van hen moet zijn. Voor de Romeinen zal zoiets echt niet onmogelijk zijn. Wagens en andere middelen hebben zij in grote hoeveelheden, en ook heel sterke mensen. Als alles voorbereid is, kan zo'n zuil ook wel in één nacht geplaatst worden. Dat deze zuil volgens al onze verschillende meningen niets goeds voor de tempel heeft te betekenen, dat staat wel zo goed al vast. Maar laten we er over ophouden en naar Emmaüs gaan! Daar zullen we wel iets naders over de oorsprong en het doel van deze zuil vernemen.'
Hoofdstuk 87: De heren van de tempel gaan op bezoek bij Nicodémus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Want wat zulke ware, volmaakte mensen kunnen, hebben wij meegemaakt en met onze eigen ogen gezien. Wat willen jullie dan bijvoorbeeld doen als hij opeens een paar duizend woeste leeuwen, panters, hyena's en tijgers in jullie stad of alleen maar in de omgeving bijeen roept? Heus, die zouden jullie binnen enkele weken opvreten zonder dat je je tegen hen te weer zou kunnen stellen. Iets dergelijks schijnt hij volgens berichten uit Galilea al eerder te hebben gedaan, wat wij volledig kunnen geloven.
Hoofdstuk 90: De Romein waarschuwt de tempeldienaren voor de macht van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] En Lazarus ging hen volgens joods gebruik zeven passen tegemoet en zei: 'Wat wensen jullie, en wat verlangen jullie van mij? Ik ben namelijk de eigenaar van deze herberg. Spreek!'
Hoofdstuk 95: De drie magiërs uit Indië en hun wonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Onze Rafaël zei: 'Op jouw grove aardse materiële manier kun je wel gelijk hebben; want grote en sensationele vertoningen trekken zelfs de aandacht van de dieren uit het bos, die er uit angst voor wegvluchten. Dus moeten jullie grote toverspektakels des te meer op jullie volk inwerken, omdat het volk jullie taal en spraak verstaat; want konden jullie mensen zelf niet spreken en dus ook jullie misleidende toespraken niet verstaan, dan zouden zij bij jullie schijnbaar godsdienstige, met veel bombarie omgeven toverhandelingen duidelijk net als de dieren op de vlucht slaan en uit vrees en angst wegkruipen in de holen, ravijnen en gaten van de aarde. Maar ik zegje nogmaals dat jullie volgens je blinde idee gelijk mogen hebben.
Hoofdstuk 98: De bekentenis van de hoofdmagiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Rafaël zei: 'Dat wordt door geen enkele leraar in welke school ter wereld dan ook onderwezen, maar dat leert Gods geest aan degene, die Hem boven alles liefheeft en zijn naaste als zichzelf Jullie zeggen ook wel, dat jullie je volk uit liefde beliegen en bedriegen en het daardoor een grote weldaad bewijzen, omdat het anders volgens jullie mening zou moeten wanhopen; maar ik zeg jullie, dat dat een grote vergissing is. Er zijn bij jullie volk al heel veel door God verlichte mensen die, in hun hart net zo weinig waardering voor jullie hebben als ik. Maar zij zijn erg bang voor jullie straf en boete oplegging, en doen daarom uiterlijk nog alsof zij jullie erg hoogachten; maar van binnen verachten zij jullie meer dan de dood zelf, en daar hebben ze ook alle reden voor. Als jullie echter zo spoedig mogelijk zouden beginnen jullie vele domheden en onnodige wreedheden één voor één na te laten en dat wat ik jullie gezegd heb daarvoor in de plaats te stellen, dan zou het volk jullie meer prijzen en eren dan nu.'
Hoofdstuk 101: Over de Indische godsdiensten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Rafaël heeft de drie magiërs helemaal volgens Mijn wil bewerkt en hij heeft ze op die wijze ook gauw gewonnen, en dat was goed; maar vóór morgen mogen jullie Mij niet helemaal aan hen bekend maken. -Daar komen Lazarus en Rafaël al terug; ze zullen ons dadelijk voor de avondmaaltijd uitnodigen. Maar daarna zullen we weer hierheen gaan om de schepping te beschouwen.'
Hoofdstuk 107: De openbaring in Indië - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Wij hebben namelijk tijdens onze reis volgens de weg van de sterren opgemerkt, dat hoe verder wij naar het westen gingen, wij steeds wijzere en wonderbaarlijk machtigere en daarbij ook steeds betere mensen aantroffen, en dat hun leerboeken ook altijd een diepere, ofschoon vaak verborgen wijsheid bevatten. Dat merkten wij ook tien jaar geleden in Babylonië uit de boeken die wij daar bij een man van jullie stam ter inzage kregen.
Hoofdstuk 117: Wezen en zetel van de waarheid. Het zoeken van de drie magiërs naar de waarheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Het volledig kennen en opvolgen van Gods wil is het ware Godsrijk in jullie! Maar als men Gods wil kent is het toch niet zo gemakkelijk om hem op te volgen als jij je dat voorstelt; want de wereldse mensen verzetten zich daar tegen en vervolgen degenen die Gods rijk werkelijk willen verwerven. Daarom moet degene die zich het rijk van God volledig eigen wil maken, geen vrees hebben voor hen die alleen het lichaam van de mens kunnen doden, maar de ziel geen schade kunnen toebrengen; de mens moet veeleer God vrezen, die volgens Zijn eeuwig onveranderlijke orde ook de ziel naar de hel kan verstoten!
Hoofdstuk 127: Het rijk van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Laat ons nu, grote, eeuwige God, Heer en Schepper, ons enige tijd verlustigen in het aanschouwen van Uw aangezicht! Want luister jullie schepselen, jullie mensen, allemaal: eeuwigheden na eeuwigheden zijn er verlopen, en ontelbare schepselen zijn er uit Hem ontstaan, die Hij als Zijn gedachten bezag, en die weer in Hem terugkeerden. Maar nooit zag het oog van een schepsel zijn oneindige, eeuwige Schepper, en nu het Hem volgens Zijn eeuwige raadsbesluit behaagde, Zichzelf in Zijn hele eeuwige wezen voor Zijn schepselen zichtbaar en tastbaar te maken, is Hij, de Eeuwige, "Oneindige, zonder aan macht en grootte in te boeten, als zichtbare God in de gedaante van een mens bij jullie, en jullie zien Hem en spreken met Hem -en begrijpen en bevatten toch niet Wie jullie in je midden hebben! 0, bedenk wat ik jullie nu gezegd heb en zeg dan allen: O Heer, ik ben uit mijzelf eeuwig onwaardig met U onder één dak te zijn; maar spreek slechts één woord tot mij, dan ontvangt mijn ziel uit Uw woord het eeuwige leven!'
Hoofdstuk 138: De aankomst van de zeven Opper-Egyptenaren De van diep inzicht getuigende woorden van de Egyptenaar tot de Heer. Over de juiste voeding - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Maar laten we daar niet over spreken; want Ik ben niet in deze wereld gekomen om te richten, maar om iedereen zalig en levend te maken die in Mij gelooft en volgens Mijn leer leeft. Maar eens zullen er toch velen zijn, die 'Heer, Heer!' tot Mij zullen roepen; maar Ik zal in hun hart tegen hen zeggen: 'Vreemdelingen, wat roepen jullie toch? Ik ken jullie niet! Als jullie wisten dat Ik de Heer ben, en Mijn wil kenden -waarom handelden jullie daar dan niet naar?'
Hoofdstuk 140: De bestemming van de mens Het doel van de menswording van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Ik zeg jullie echter volgens Gods eeuwige wijsheid in Mij: De grote Meester, die vervuld is van Gods geest en van al Zijn kracht en macht, wil de mensen niet door pure tekenen, maar veeleer door Zijn zuivere, wijze leer op de weg van het licht en van het leven brengen, omdat tekenen de mensen wel dwingen om aan Hem en Zijn woord te geloven, - maar zij schenken niemand een innerlijk vrije, levendige overtuiging van de grote waarheid. Zolang de mens deze waarheid, die hij zich kan verschaffen door nauwgezet volgens de leer te leven, echter niet heeft, zolang is hij wat zijn ziel betreft ook nog als een dode te beschouwen. Want het pure, blinde en opgelegde geloof geeft de mens geen innerlijk waarachtig leven, maar alleen het geloof dat vol licht is en levend is geworden door ernaar te handelen, en dat wordt nooit bereikt door uiterlijke wonderen, maar alleen door het levende woord van de eeuwige waarheid uit God, door die mens die het als waarheid aanneemt en er naar leeft.
Hoofdstuk 147: De belofte van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32  ...