Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1915 resultaten - Pagina 19 van 128

...  7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32  ...
[14] Er was er niet één onder de vele gasten, die niet begrepen had wat Marcus bedoelde, en allen prezen Mij in stilte in hun hart. Maar MATHAËL zei hardop: "Ja, ja, oude Marcus, waar de Heer de keukenmeester van alle leven is en alles in alles is, is het zeer goed te leven, want daar moeten geest, ziel en lichaam de beste kost krijgen! Je hebt er heel goed aan gedaan dat je de aan jou gegeven lof terug verwezen hebt naar de Heer , maar juist daarom zal ook jóuw naam niet worden uitgewist in de harten van die mensen, die jou als een vriend van de Heer hebben leren kennen!"
Hoofdstuk 134: De reden van de verwoesting van Caesarea Philippi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Na afloop van het ontbijt vragen Cyrenius en Julius Mij, wat er nu gedaan moet worden.
Hoofdstuk 135: Gesprek met de orthodoxe Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] MATHAËL zegt: "Geëerde vriend! We zullen het nog moeilijk krijgen. Want om te bewijzen wat zij gedaan zouden hebben als de omstandigheden zich daartoe hadden geleend, is een moeilijke opgave. Ook al zouden zij, wat ik niet wil ontkennen, heimelijk de slechtste bedoelingen hebben gehad, dan hebben.zij daartoe toch geen poging gedaan om die uit te voeren. Dan is er echter ook geen strafbare uitvoering van de kwade bedoeling, die zij wel, maar ook best helemaal niet zouden kunnen hebben? Wat kan een mensenhart niet allemaal voor gedachten koesteren als het van alle kanten onder druk wordt gezet?!
Hoofdstuk 136: Marcus klaagt de overste der Farizeeën aan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Ik ging er op in en liet mij tesamen met mijn gehele huis overschrijven naar jouw godsdienst. Maar spoedig daarna werden mij de ogen wijd geopend, toen ik al gauw door jullie werd veroordeeld tot het betalen van allerlei onaangename belastingen, en ik begon toen steeds beter in te zien wat voor ellendige ruil ik had gedaan door jouw religie aan te nemen.
Hoofdstuk 136: Marcus klaagt de overste der Farizeeën aan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[24] Edele opperstadhouder, bedenk toch dat u hier te maken heeft met echte, orthodoxe dienaars van God en niet met tempeldienaars van de nieuwe soort, die jammer genoeg maar al te goed weten hoe de huik naar de wind te hangen! Dat zien wij overduidelijk en de tempel is ons daarom ook niet goedgunstig gezind. Maar bij ons, hoewel we maar met weinigen zijn, houdt men nog vast aan het oude geloof en dat kunnen de nachtvliegen die u een verkeerd oordeel in het oor fluisterden, ons niet afnemen! Vandaag is het een prachtige dag van de Heer en nergens is ook maar een spoor te zien van een gericht van God, behalve dat onze stad een prooi der vlammen wordt, -echter niet door een godsgericht, maar door de betreurenswaardige, duistere manipulaties van een paar ons steeds vijandiger wordende heidenen. Zou het dan voor God zo onmogelijk zijn geweest met deze streek hetzelfde te laten gebeuren als eens met Sodom en Gomorra? Wie kan hier opstaan en zeggen, dat na het voorafgegane teken niet hetzelfde had kunnen gebeuren?! Wij willen helemaal niet zeggen dat God misschien vanwege onze vele gebeden en verzuchtingen deze streek heeft gevrijwaard van Zijn bedreiging met het gericht. God kan het wel terwille van een ons geheelonbekende vrome gedaan hebben, omdat dan toch ook onze gebeden tesamen met de gebeden van die ene vrome tot aan de treden van Zijn troon zijn opgeklommen. Maar wie bewijst ons, tegen ons geloof en onze overtuiging in, dat het niet zo, maar geheel anders is?! -Ik heb nu uit onze naam gesproken. Edele heer, spreek u nu een voor God en alle mensen rechtvaardig oordeel uit!"
Hoofdstuk 135: Gesprek met de orthodoxe Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Toen MARCUS dat hoorde, verwonderde hij zich zeer over de enorme brutaliteit van de overste en zei tegen hem: "Jij opperfarizeeër, die je zo goudeerlijk en orthodox-vroom voordoet! Je bent nu, tegen mijn reeds lang gekoesterde verwachting in, als geroepen in mijn grote net gekomen! Denk eens terug aan nog geen drie jaar geleden, hoeveel moeite je toen hebt gedaan om mij tot jouw geloof te brengen! Je vond zelfs dat voor mij de, voor een oud mens altijd wat vervelende en ook pijnlijke, besnijdenis niet nodig was. Als ik mij maar met mijn huis liet inschrijven bij jouw geloof, was alles helemaal in orde! Je beloofde me veel voordeel in het zakenleven toen ik als bezwaar opperde dat ik een gewetensvol man was en de godsdienst van mijn vaderen niet graag verruilde voor een andere waarvan ik de grondregels veel te weinig kende en niet wist welke nieuwe verplichtingen die mij op zou kunnen leggen. Ik zei je heel openlijk dat ik er weliswaar niet algeheel op tegen was om mijn wat gebrekkige godsdienst te ruilen voor een betere, maar dat ik eerst helemaal ingewijd zou moeten zijn in de kern van de nieuw aan te nemen religie.
Hoofdstuk 136: Marcus klaagt de overste der Farizeeën aan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] MATHAËL zegt: "Dat lijkt me een goede gedachte! Op z'n minst bereikt u daarmee, dat u ze dan kunt laten bewaken. Maar dat moet wel snel gedaan worden!"
Hoofdstuk 138: Cyrenius Iaat getuigen uit Caesarea halen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] De BOODSCHAPPER antwoordt wat verlegen door de onverwachte aanwezigheid van de opperstadhouder: "Vereerde en almachtige heer der heren! Het zit eenvoudigweg zo: Gisteren verlichtte de zon, of een andere lichtbron, de avond ongeveer een paar uur langer dan normaal het geval is, waarna deze echter plotseling van het firmament verdween -een weliswaar zeldzaam, maar toch geen nieuw verschijnsel op deze grote en uitgestrekte aarde -.Toen begonnen de Joodse priesters, die dat net zo goed als wij op grond van menselijke ervaringen en kennis begrepen, in plaats van hun gelovigen klare wijn te schenken, dit blinde, bijgelovige volk te vertellen dat, wat nu plaats vond, volgens hun mystieke profetenboeken te maken had met een reusachtig strafgericht van God. Daardoor ontstond er een vreselijk gehuil bij de domme Joden. Zij bezwoeren hun priesters, die zij beschouwden als hun vrienden en dienaren Gods, bij God tot elke prijs gedaan te krijgen dat Hij Zijn straffende rechterhand genadig terug zou trekken.
Hoofdstuk 140: Alarmerende berichten uit Caesarea. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[15] CYRENIUS zegt: "Ik ben je zeer erkentelijk voor dit bericht, je hebt goed werk gedaan! Maar blijf nu hier, en als je honger en dorst hebt, neem dan brood en wijn! Ik zal intussen een paar cohorten naar de stad sturen om de opstand neer te slaan, daarna zul je mij als getuige dienen tegen die Joodse priesters!"
Hoofdstuk 140: Alarmerende berichten uit Caesarea. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] CYRENIUS zegt: "Ja, ja, dat klinkt niet zo gek, maar het is de vraag, wat u met al die ontvangen offers zou hebben gedaan! Want het einde der wereld, ter voorkoming waarvan u de offers vroeg en nam, is vandaag nog niet gekomen, zoals nu blijkt! Zou u alles weer aan het arme volk hebben teruggegeven?"
Hoofdstuk 142: Voortzetting van de rechtszaak tegen de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] De CRITICUS, ook een Farizeeër zoals je er geen tweede zou vinden, zegt: "Geëerde gebieder, die staat al met zijn mond vol tanden. Zijn verstand heeft schipbreuk geleden en daarom zwijgt hij als een kameel in de woestijn! Hij heeft zich lelijk vergist en zich verstrikt en weet nu niet meer hoe hij zich moet bevrijden. De goede Nazareeër heeft hem waarschijnlijk onzichtbaar een muilpeer verkocht, waarop hij kaakklem gekregen heeft en nu doet hij, zoals hij altijd nog gedaan heeft!
Hoofdstuk 144: Nog meer meningen over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] Julius gaf meteen een geheim bevel en het bevel van Cyrenius werd uitgevoerd. Maar de OVERSTE merkte er toch iets van en vroeg Cyrenius: "Voor wie wordt dat gedaan?"
Hoofdstuk 146: Het karakter van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Aan de oever zegt de OVERSTE tegen zijn collega's: "Dat hebben jullie goed gedaan, want jullie schijnbare optreden tegen mij, waarvoor ik jullie met mijn zwijgen het teken gaf, kwam net op tijd! Nu zijn ze uitgeteld en weten niet meer wat ze moeten doen! Kwamen die drie aangekondigden nu maar niet; dat zijn de enigen, die het ons nog wat moeilijk kunnen maken! Stel je voor dat ze ook nog de beroemde Nazareeër bij zich zouden hebben! Ja, als dat zo zou zijn, vallen we reusachtig door de mand! Dan helpt ons niets meer!
Hoofdstuk 147: De overste valt door de mand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[21] CYRENIUS zegt: "Goed dan! Ga en zeg tegen de overste, dat ik nu met hem wil spreken en dat hij daarom hier moet komen, want ik wil eens zien wat er in dit geval nog voor u gedaan kan worden!"
Hoofdstuk 147: De overste valt door de mand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[15] RAPHAËL zegt: "Wat zou u er aan hebben of ik ja of nee zou zeggen?! Een twijfelaar heeft tastbare bewijzen nodig! Beproef mij en stel aan de hand daarvan vast of dat wat ik doe, ook door de een of andere tovenaar gedaan kan worden!"
Hoofdstuk 150: De overste en de engel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32  ...