Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2682 resultaten - Pagina 19 van 179

...  7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32  ...
[13] Toen de vis zich in zijn element bevond, werd hij natuurlijk rustig en allen gingen nu naar de kuip en keken vol verwondering naar de grote vis, en RIBAR zei: "Nu ben ik met al mijn onbetekenende wijsheid verslagen en ik geloof nu beslist al hetgeen ik over de grote meester heb gehoord! Hier houdt alle wijsheid van de mensen op en de heerlijkheid van God openbaart zich op een maar al te letterlijke, werkelijk tastbare wijze! Mathaël heeft met ieder woord gelijk en de vriend ook, aan wiens goedheid wij de twee nooit eerder vertoonde wonderen te danken hebben. Daarom zeg ik: Groot, groot is God en eeuwig geprezen zij Zijn heerlijke naam, omdat Hij ook aan mensen op deze wereld zo'n macht heeft gegeven! Wij zijn weliswaar helemaal niet waard om zulke zuivere godswonderen met onze zondige ogen te zien, maar omdat God Zelf ons daartoe waardig heeft geacht, zij Zijn heerlijke naam eeuwig geprezen!"
Hoofdstuk 54: Het wonder van de vis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Maar deze twee wonderen hier, die de leerling van de grote meester deed, en de wonderbaarlijke genezingen waar wij van gehoord hebben dat zij door de grote heiland verricht zijn, zijn zo zuiver boven al de magische bedriegerijen verheven, als een zon met haar heldere en reine licht verheven is boven ieder nietig en bedrieglijk dwaallicht. Bij deze twee wonderen is, zoals gezegd, iedere menselijke wijsheid uitgepraat. Daar helpt geen denken en testen meer, daar werkt de almacht van God aan wie natuurlijk niets onmogelijk kan zijn.
Hoofdstuk 55: Vergelijkingen met de wonderen van magiërs. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] De genezingsverhalen uit Genezareth kennen wij eveneens. Wij allen hebben de genezen broeder van onze metgezel uit de bergen in de omgeving van Genezareth persoonlijk gezien en gesproken. Nu hebben wij de buitengewone genezing van de gisteren met ons meereizende vijfbezetenen zo goed als mee aangezien. De onbegrijpelijke wijsheid van Mathaël, die nu met zijn metgezellen met hoofdman Julius en nog een hoge Romein een gesprek voert, staat ons daarvoor meer dan zeker borg!
Hoofdstuk 56: Het wonder van de ezel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[18] Jij staat voor ons arme zondaars al veel te hoog en daarom voelen wij ons bij jou helemaal niet op ons gemak. Van jouw wijsheid en kennis kunnen wij onmogelijk ook maar een greintje besef hebben en daarom krijgen wij een heel wonderlijk gevoel in jouw gezelschap. Maar wat is een leerling vergeleken bij zijn meester? Als jij als jongste leerling van de grote meester al zulke ongehoorde wonderen kunt verrichten, wat zal je mééster dan wel niet allemaal kunnen?! Wij voelen ons bij jou al helemaal niet op ons gemak, wat moet dat dan bij de grote meester worden?! Dat zouden we helemaal niet uit kunnen houden! Voorlopig houden wij het er dus op niet persoonlijk met de grote meester kennis te maken.
Hoofdstuk 56: Het wonder van de ezel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Dan zegt SUETAL tegen Marcus: "Luister eens, goede, oude vriend! Kijk, wij twaalven zijn straatarm en hebben niets om onze rekening mee te betalen. Maar zie, deze jonge leerling van de grote meester uit Nazareth die hier ergens in je huis verblijft, heeft door zijn wonderkracht voor ons een zeer edele vis van zeker bijna honderd pond en vervolgens deze ezel tevoorschijn getoverd! Neem jij deze twee dieren in eigendom in plaats van de verschuldigde betaling, want wat moeten wij met de ezel en wat met de vis? Wat zij symbolisch voorstellen als terechtwijzing voor ons, weten wij intussen wel! Want een vis en een ezel zijn zo ver wij weten nog nooit als symbolen der wijsheid, maar altijd als symbolen der domheid gebruikt! Wees daarom zo goed en aanvaard deze beide dieren, die toch ook waarde hebben, in plaats van het geld dat wij je schuldig zijn!"
Hoofdstuk 57: De kennismaking vordert ongemerkt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Maar toen Raphaël de laatste vis van de schotel pakte en op zijn bord legde, hem in stukken begon te verdelen en toen het ene stuk na het andere met zekere haast in zijn mond begon te schuiven, werd het Suetal en Ribar te bont en Suetal zei uiterlijk heel vriendelijk tegen Raphaël: "O beste, mooie jonge vriend, wat moet jij een ongelofelijke maag hebben, dat daar zoveel vis en zoveel brood in kan?! Er lagen zeker wel twintig vissen op onze schotel, wij hebben er maar twaalf gegeten en de acht grootste heb jij alleen onder dak gebracht! Zo jong nog en dan zo veel eten?! Dat kan toch onmogelijk gezond zijn! Nou, ik vind het best en God de Heer moge je daarbij zegenen! -Is het soms volgens de leer van de grote meester misschien ook ter verrijking van de wijsheid en de almacht, dat men zoveel moet eten?"
Hoofdstuk 58: Raphaël weerlegt de kritiek. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] RAPHAËL: "En je wilde eigenlijk toch niet door mij gehoord worden! Wel, ik hoor en zie je gedachten, hoe zou Ik Je woorden dan met horen?! Kijk, het dier dat ik daarnet naast je neerzette, lijkt toch wel in veel opzichten op jou! Maar ik zeg je, als je niet eerst net zo deemoedig, wordt als dat grijze dier, zul je het nauwe poortje tot de ware wijsheid met vinden!"
Hoofdstuk 58: Raphaël weerlegt de kritiek. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Een derde man uit het gezelschap van de twaalf, BAËL genaamd, zegt: "Vrienden, laat ook mij eens aan het woord! Ik zeg weliswaar,meestal weinig en luister liever zonder iets te zeggen naar iets wat wijs is, maar bij al jullie gepraat was tot nu toe maar heel weinig wijsheid te ontdekken. De jonge leerling heeft zeker gelijk wanneer hij jullie flink uitlacht, want ook ik zeg jullie, dat je door de bomen het bos niet meer ziet. Denk er eens aan wie wij zijn en waaruit het grote gezelschap bestaat en dank dan God dat wij nog leven! Wij zijn ellendige, zwakke en totaal waardeloze aardwormen en dit gezelschap bestaat uit machthebbers, waarvoor de gehele aarde beeft! En dan wagen wij, wormen, het nog zulke oerdomme woorden met hen te wisselen!? Vriend Suetal, waarom stoorde het je dan dat deze hoge, wonderendoende en werkelijk almachtige jongeman nu in ons bijzijn acht vissen op at?! Zijn wij hier dan geen gasten die gratis mee-eten en hebben wij met genoeg gegeten? Ik vind: Als wij nu meer dan voldoende hebben gegeten, wat willen we dan nog meer? Als de natuurlijke gesteldheid van deze jongeman zodanig is dat hij, om daaraan te voldoen, meer moet eten dan wij, uitgehongerde tempelschooiers, dan is het toch met aan ons om daar kritiek op te leveren! Want ten eerste heeft hij niet op ónze kosten gegeten en ten tweede was het van jullie kant erg ongepast hem daarvoor, zeg maar, op het matje te roepen! Ik vraag je, wordt toch eens verstandiger! Deze jongeman beheerst in zekere zin alle elementen, en jullie praten met hem alsof hij één van jullie gelijken was. O jullie oerdomme ezels! Hij verdient, meer nog dan de profeten van eertijds, onze algehele verering vanwege de geest van God die zich door, hem uit, en jullie,e behandelen hem als iemand die gelijkwaardig is aan jullie! Als jullie in de tempel bij de hogepriester moesten komen beefden jullie van pure eerbied. Hier is miljoen maal meer dan duizend hogepriesters bij elkaar en jullie gedragen je als een stel eersteklas sukkels! Foei, schaam je! Wees stil, luister en leer wat; spreek daarna met mensen die minder wijs zij.n dan jullie! Maar laat de goddelijke jongeman met rust, anders zou ik jullie hard moeten aanpakken uit naam van alle andere broeders die hier aan deze tafel zitten!"
Hoofdstuk 59: Liefde de basis van de echte vreugde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Hier draai IK Mij om en zeg tegen Hebram: "Wel, wel, je hebt al grote vooruitgang geboekt in de wijsheid, net als jullie allen. Werkelijk, aan zulke leerlingen kan men veel vreugde beleven en zij zullen al gauw als goede arbeiders in de wijngaard van God te gebruiken zijn! Maar op één ding wil Ik jullie allen toch wijzen, en dat ene bestaat hierin:
Hoofdstuk 65: Levenslessen voor beginners. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] SUETAL zegt: "In dat geval is het ook niet mijn schuld als ik langzamer van begrip ben dan iemand als Ribar, die naar mijn weten, ondanks zijn meer openstaande geest, de hemelse wijsheid nog lang niet in pacht heeft!"
Hoofdstuk 79: De reden waarom er zoveel verschillende talenten zijn. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] Daaraan zie je dus, dat wij hier alleen maar handelen door de kracht van de Geest van God, die in ons is, in ons denkt en wil wat Zijn alziende en alvoelende, hoogste wijsheid nodig en goed acht.
Hoofdstuk 84: Goden en mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[20] Daarmee is de Griek, die zich zeer over mijn wijsheid verbaast, geheel tevreden en hij is erg verlangend de man te zien.
Hoofdstuk 84: Goden en mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Hierna zweeg Ouran (zo heette de Griek, en zijn dochter heette Helena) en hij probeerde tot rust te komen om als een man met veellevenservaring van gedachten te kunnen wisselen met de aan hem voorgestelde Mathaël, die hem door een paar woorden al liet merken dat hij veel wijsheid bezat. Daarbij wilde hij ook rekening houden met Sapienti pauca (een wijs man heeft weinig woorden nodig), om zich niet als iemand te gedragen die geen hogere kennis heeft. Toen Ouran zich enigermate hersteld en zijn kalmte weer terug had, vroeg hij na een tamelijk lange stilte aan Mathaël of deze hem overal op zijn wereldreizen wilde begeleiden en wat hij daarvoor verlangde.
Hoofdstuk 85: Ouran, de Griek, krijgt Mathaël als leraar toegewezen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] 'Jupiter' of liever' Je u pitar' was ook zo'n begrip, waarmee de oude vaderen voor het nageslacht een overeenkomstig vat uitbeeldden ter opname van de liefde en de wijsheid van God. Want 'Je u pitar' betekent zoveel als: de 'u', het teken dat de lijn schetste van de omtrek van een open hart, is de ware levenskelk. Want 'pit' betekent drinken, 'pitaz' is iemand die drinkt, en 'pitar', ook wel 'pitara', een heilig vat om uit te drinken, en 'pitza', ook wel 'piutza' een gewoon drinkglas.
Hoofdstuk 90: Ontstaan en verklaring van de Griekse godennamen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Zeker wordt het je hier heel wonderbaarlijk te moede als je je aan de ene kant bijna onder louter goden waant en het er aan de andere kant toch weer heel natuurlijk en menselijk schijnt toe te gaan! Van vasten voor de sabbat is natuurlijk geen sprake, want vrijwel de meeste aanwezigen zijn Romeinen en Grieken. Ook wordt er weinig gebeden. Maar wat er gezegd wordt, stroomt vaak over van wijsheid, groter dan die van Salomo. Kortom, alles loopt hier wonderlijk door elkaar. Wij bevinden ons hier bij mensen, die door God geroepen schijnen te zijn om hemel en wereld dichter bij elkaar te brengen en na verloop van tijd voor de mensen van deze wereld meer mogelijkheden te verschaffen voor de ontwikkeling van hun geestelijke krachten en de daartoe vereiste, lichamelijke krachten! Ik kan daarom ondanks al zijn grofheid niet boos worden op de jongen, want zo'n opstopper is meestal helemaal niet zo slecht omdat men daardoor vaak sneller tot inzicht komt dan door honderd bescheiden lessen."
Hoofdstuk 75: De twaalf begrijpen het nog steeds niet. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32  ...