Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

36089 resultaten - Pagina 19 van 2406

...  7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32  ...
[15] Jullie hebben nu de macht van de goddelijke wil in Mij gezien, en Jeruzalem en de tempel zouden het allang verdiend hebben dat Ik met de tempel zou doen wat Ik nu met de steen heb gedaan. Maar nee, de tempel moet blijven en doorgaan tot het zijn tijd is. Door zijn werken zal hij zichzelf vernietigen, maar niet zoals Ik deze steen vernietigd heb, die daardoor slechts overgegaan is in een vrijer bestaan van de specifica, die daarmee een vrij geestelijk zieleleven hebben gekregen. De tempel echter vernietigt zichzelf als een zelfmoordenaar, wiens ziel daardoor in een nog zwaarder gericht en in een veelvoudige dood overgaat! Daarom laten we hen begaan tot de maat van hun tijd vol is, opdat zij later niet kunnen zeggen:'Jullie hebben ons niet gewaarschuwd en toch vernietigd. -Begrijpen jullie nu dit teken dat Ik voor jullie ogen heb verricht?
Hoofdstuk 20: De vergankelijkheid van de materie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] IK zei: 'Dat zou Ik wel kunnen, maar het is niet de wil van de Vader; zij moeten doorgaan tot hun maat vol wordt. Dan pas zal het grote gericht over hen komen; want zij zullen door hun heerszucht die alle perken te buiten gaat, zelf het zwaard in hun lijf stoten. In hun hoogmoed zullen zij tegen de Romeinen in opstand komen en die zullen hen volledig vernietigen. Ik zeg je: Er zal geen steen op de andere blijven, en de nakomelingen zullen de plaats niet meer vinden waar Jeruzalem heeft gestaan, en mochten ze al iets vinden dan zullen zij zich toch niet daarnaar kunnen richten en geen plaats met zekerheid aan kunnen geven. Dat zal de wereld doen ter wille van de wereld. Maar nu is het nog niet zover, en Ik ben niet gekomen om iets te vernietigen, maar enkel om het gebrokene op te richten en het verlorene te zoeken en te vinden. En daarom is het nu beter dat Ik voor een tijdje hier wegga, opdat Ik en jij rust hebben; want zij zullen Mij hier binnenkort zoeken, maar niet vinden, - en dat zal goed zijn.'
Hoofdstuk 41: De spijziging van de vijfduizend (Ev.Joh. 6,1-15) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] IK zei: 'Ik heb jullie al vaak gezegd dat op deze wereld alles zijn tijd en zijn maat heeft. Ten tijde van de oogst zal geen verstandig huisvader het onkruid samen met de tarwe verzamelen, maar alleen de zuivere tarwe aren, en al het onkruid, dat ook tussen de tarwe woekerde, zal hij door zijn knechten in bossen laten verzamelen, om het dan te verbranden ter bemesting van de akker.
Hoofdstuk 46: Een beproeving voor de leerlingen van de Heer (Ev.Joh. 6,65-70) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Daarmee bedoelde Ik duidelijk Judas Iskariot, omdat Ik al vanaf het begin onderkende welke mentaliteit hij had. (Joh. 6, 71) Maar toch was hij erg geestdriftig, altijd druk bezig en kon goed spreken en de leer uiteenzetten, en daarom werd hij dan ook vanwege het goede en niet vanwege het slechte door Mij als aankomende zendbode met de andere elf uitgekozen. Omdat hij echter als zodanig door zijn serieuze ijver en door zijn welbespraaktheid in dezelfde tijd meer tot stand bracht dan de andere elf bij elkaar, begon hij zich ook veel te verbeelden.
Hoofdstuk 47: Judas Iskariot (Ev.Joh. 6,71) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Nathanaël liet Judas wel zien dat zijn rechtvaardiging van de diefstal zich niet liet rijmen met zijn zeer economische streven en dat de geoorloofde diefstal iedere spaarzaamheid, hoe terecht ook, teniet deed. Maar dan verborg hij zich weer achter zijn spitsvondigheden, en daarom was er met hem niets aan te vangen. Alleen wanneer Ik hem een terechtwijzing gaf, liet hij een tijdje zijn ideeën varen en gaf zich heimelijk over aan betere beschouwingen. Daarom gaf Ik hem in de school ook nog deze zet, die hij best begreep, terwijl de andere leerlingen slechts een vermoeden hadden maar toch niet bepaald met de vinger naar hem konden wijzen, want dat wilde Ik ook niet, hoewel Ik wist wat hij nog allemaal zou doen; want voor hem moest ook zijn maat vol worden, en hij moest er tenslotte in zichzelf helemaal van overtuigd zijn dat zijn hele aardse handelwijze door en door slecht was en een afschrikwekkend voorbeeld voor alle mensen, want anders zou er voor zijn zielook aan gene zijde geen verbetering mogelijk geweest zijn.
Hoofdstuk 47: Judas Iskariot (Ev.Joh. 6,71) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Daarop vroeg DE WAARD: 'Wie mogen dan die slechte mensen wel zijn, en wat zijn zij van plan?'
Hoofdstuk 57: De springvloed - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] PETRUS zei heel verontwaardigd: ' Ah, dat is toch wel het toppunt! Als deze mensen ons slechts een blik waardig gekeurd hadden, of minstens onder elkaar gevraagd hadden wie wij waren! Maar nee, nog geen blik hebben zij ons gegund, hoewel zij U kennen en reeds heel veel over U gehoord hebben! Waarlijk, zulke ontzettend domme, onverschillige mensen ben ik nog nooit tegengekomen! Als we vandaag in een kudde varkens terechtkomen, zullen deze dieren ons beslist bekijken en tegen ons knorren; maar voor deze mensen zijn wij zo totaallucht, alsof we helemaal niet bestaan. O slechte, dove, stekeblinde wereld! O Heer, laat alsjeblieft een ontzettend onweer met talloze bliksemschichten boven hun hoofden losbreken, zodat ze hun meer dan stoïcijnse kalmte verliezen! Ja, waarlijk, dit zijn echt die zwijnen die men Uw levensparels niet voor moet werpen!'
Hoofdstuk 60: De onverschilligheid van de kooplieden op geestelijk gebied - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Toen de slechte dwazen met niet te beschrijven moeite de voet van een belangrijke berg voor het grootste deel weggehaald hadden, werd het loon voor hun werk ook al zichtbaar. De eigenlijke berg, waarvan de steunen weggehaald werden, begon door zijn grote gewicht te zakken, en perste verschrikkelijke watermassa's in machtige stromen naar de oppervlakte van de aarde. Door de vele heetwaterstromen moest daardoor ook de lucht natuurlijk vol raken met dampen en wolken, waardoor de regen werkelijk in stromen begon neer te vallen en het water tot boven de bergen begon te stijgen. Meer dan een derde van het hele werelddeel Azië werd overstroomd, en alle Hanochieten, die meenden dat zij de hele mensheid op aarde uitmaakten, gingen daar te gronde en hun stad verzonk eveneens in de diepte der aarde.
Hoofdstuk 64: Het ongeloof als bewijs van rijpheid voor een nieuwe openbaring, Vergelijking van de mensen ten tijde van Noach en van Jezus. De geestelijke toestand van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Weer anderen, die nog tot de oude Joden behoren zoals er in Samaria een aantal zijn, zeggen: De inzettingen van Mozes zijn goed, en men moet zich eraan houden, of ze nu van God of alleen maar van Mozes afkomstig zijn. Wie zich aan de inzettingen houdt, faalt niet, of er nu een God is of helemaal geen. Men moet het goede alleen doen omdat het goed is, en het slechte nalaten omdat het slecht is.
Hoofdstuk 64: Het ongeloof als bewijs van rijpheid voor een nieuwe openbaring, Vergelijking van de mensen ten tijde van Noach en van Jezus. De geestelijke toestand van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Het zijn vanzelfsprekend alleen maar zuivere middelen waardoor de ziel na verloop van zeer lange tijd gered kan worden; maar die zien er werkelijk erg triest uit! Want het kan menige door en door slechte ziel miljarden aardse jaren kosten voor zij zich door zulke pijnlijke middelen uit zichzelf wat verbetert. Daarom is hier één dag meer waard dan honderd jaar aan gene zijde, naar aardse tijd gerekend. - Begrijpen jullie dat?'
Hoofdstuk 65: De leiding aan gene zijde van de mensen die vóór Jezus leefden. Het hemelrijk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] En dat is ook hier het geval. Alles hangt van de ernstige wil van de mens af; als hij zich serieus verbetert en in vol vertrouwen God, altijd in Mijn naam, smeekt om iets waars en goeds, zal het hem gegeven worden naar de maat van zijn reële verbetering en van zijn geloof en vertrouwen. En je kunt nu met deze waarachtige belofte van Mij dan ook volkomen tevreden zijn.
Hoofdstuk 69: De goddelijke liefde, haar zorg en wijsheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] IK zei: 'Kijk, alle afvallige geesten zien het als een kwelling wanneer zij tot gehoorzaamheid aan God gemaand worden; want alle hoogmoed kent geen gehoorzaamheid omdat hij alleen maar wil heersen en gebieden. Maar zij dachten dat zij nog te kort in de geestenwereld waren om nu al gehoorzaam te moeten zijn aan Mijn goddelijke wil. Kijk, zij zouden nu het liefst willen dat zij, zeg maar een complete eeuwigheid van hun slechte en wraakzuchtige vreugden konden genieten, en iedere geest die hen tot orde en gehoorzaamheid maant of vaak zelfs met geweld dwingt, zien zij als hun vijand en hun kweller!
Hoofdstuk 71: Het wezen van de boze geesten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Kijk, dat zijn, heel in het kort, de woorden van jehova naar aanleiding van de slechte wens van het volk! De gevolgen van de daardoor steeds meer gevoede hoogmoed van het volk kun je voor een klein deel lezen in het boek der Koningen en in de Kronieken, waar in het kort die mooie verhalen zijn opgetekend, -maar voor het grootste deel zie je ze nu voor
Hoofdstuk 76: De oorzaken van het verval van de mensen. Theocratie en monarchie Eindtijd en gericht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] DE WAARD zei: 'Weet U, Heer, met die slechte tempeldienaren heb ik helemaal geen medelijden, -maar die arme schippers, die zullen voor hun grote inspanning en angst niet alleen helemaal geen loon, maar ook nog straf krijgen, omdat de Farizeeën hun alle schuld ervan zullen geven dat zij op deze binnenzee het schip niet van zijn plaats hebben kunnen krijgen!'
Hoofdstuk 77: Op een berg bij Kapérnaum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] IK zei: 'Leer Mij die landen kennen! Daar komen op één -zeg maar -slechte jood minstens tien Grieken en Romeinen voor die pure heidenen zijn met een echt, ontzettend duister bijgeloof Hoe zouden die het ware, geestelijke levenslicht kunnen bevatten?! In Samaria hebben we het licht reeds verspreid en het groeit daar aanzienlijk. Damascus is een grote handelsstad. De mensen daar denken er alleen maar aan hoe en waar zij hun produkten het best kunnen afzetten, en met het licht is daar voorlopig maar heel weinig te bereiken; later zal het licht echter ook wel daar komen, en daarom blijven we nu in Galilea, bezoeken onze lichtvrienden en bevestigen hen nog meer!
Hoofdstuk 79: Het afscheid van de herbergier te Kapérnaum. Het innerlijk woord als godsgeheim in het hart van een mens. (Ev. Joh. 7,1) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32  ...